Het metaal nikkel resulteert in combinatie met ijzer in een legering die goed bestand is tegen roesten. Ideaal voor gereedschap, sieraden en niet te vergeten munten. Maar lang niet iedereen is enthousiast over het metaal, want nikkel geeft aanleiding tot vervelende allergische reacties.
Bij werkers in de achttiende eeuwse kopermijnen was de ‘koperduivel’ maar al te goed bekend. ‘Kupfernickel’ was de bijnaam van een erts dat veel op waardevol kopererts leek, maar waar desondanks geen koper uit te winnen was. Sterker nog, als koperkleurig gevlekt gesteente een tijdje aan de lucht wordt blootgesteld verdwijnt de roodbruine kleur en wordt het grijs. Het verwachte koper lijkt zo op een duivelse manier te verdwijnen.
In 1851 deed één van de eigenaren van een Zweedse kopermijn, baron Cronstedt, een nieuwe poging om met hetere vuren en meer houtskool toch koper uit koperduivel te krijgen. Tot zijn verbazing kreeg hij geen koper maar wel een onbekend zilvergrijs metaal. Cronstedt noemde dit nieuwe metaal nickel, geïnspireerd door de mijnwerkersbijnaam kupfernickel. Later bleek de koperduivel in feite nikkelarsenide te zijn, met de overzichtelijke chemische formule NiAs. Nikkel was overigens het tweede metaal met een duivelse oorsprong. Dertig jaar eerder werd al kobalt ontdekt, vernoemd naar de kwaadaardige Duitse berggeest cobold.
Allergie
Gemengd met ijzer bleek nikkel een legering op te leveren die goed bestand is tegen roesten. Ideaal voor gereedschap, sieraden en niet te vergeten munten. Zo leek nikkel een voorspoedige toekomst tegemoet te gaan. Maar ondertussen kregen steeds meer mensen te maken met een ander duivels trekje van nikkel.
Dat kwam meestal aan het licht bij gebruik van onschuldige oorknopjes, piercings en andere lichaamsverfraaiingen. In wenkbrauwen, neus, navel – hoe opvallender hoe beter. Als de versieringen van nikkel of van een nikkellegering zijn gemaakt, kan het gaan jeuken en wordt de plek rood en gezwollen. Zo maakt nikkel dan weer een slachtoffer.
Bij mensen met nikkelallergie leidt alles waar nikkel in is verwerkt tot irritaties. Op deze manier heeft nikkel zijn naam als duivels metaal meer dan waar gemaakt. Alleen al in Nederland zijn er naar schatting meer dan een miljoen mensen met nikkelallergie. Het is weliswaar verre van levensbedreigend, maar het kan knap lastig zijn.
Daarom zijn dan inmiddels dan ook maatregelen genomen. In zilverlegeringen voor sieraden mag geen nikkel meer worden verwerkt. Ook oorhangers mogen niet meer van nikkel of nikkellegeringen gemaakt worden. En na veel geharrewar werden ook de Europese munten grotendeels nikkelvrij. Dat laatste was een moeilijk proces. Bij de introductie van de euro was eigenlijk al besloten om de nieuwe euromunten gewoon van nikkel te maken. Daar kon dan mooi het metaal uit de oude nationale munten in verwerkt worden. Maar Zweden bleef dwars liggen. Misschien omdat nikkel in Zweden ontdekt was, en de Zweden dus de langste ervaring met het ‘duivelse’ metaal hadden. Uiteindelijk gaf de rest van Europa gehoor aan de Zweedse wens en werden de meeste nieuwe munten nikkelvrij. Alleen de munten van 1 en 2 euro bevatten nog nikkel.
Klamme handen
Zowel de één- als twee-euromunten zijn half zilver- en half goudkleurig. In de zilverkleurige legering zit 25 procent nikkel, het gehalte in de goudkleurige legering is 5 procent. De combinatie van twee nikkellegeringen in dezelfde munt kan aanleiding geven tot een versterkt effect. In klamme handen kan het samenstellingsverschil aanleiding geven tot ‘galvanische corrosie’, waarbij relatief veel nikkel vrijkomt. Overigens zijn de contacttijden met het muntgeld vaak te kort om tot serieuze klachten te leiden, behalve dan bij mensen die beroepshalve veel munten door hun handen krijgen.