De meeste mondkapjes lekken bij de randen en je kunt beter niet in je elleboog hoesten. Dat blijkt uit onderzoek naar luchtstromen van Ruud Verdaasdonk bij de Universiteit Twente. NEMO Kennislink interviewde hem.
Je staat buiten te kletsen met een vriend en voelt plots een nies komen. Razendsnel brengt je je arm omhoog en blaf je in de binnenkant van jouw elleboog. Precies zoals voorgeschreven door het RIVM en de afgelopen maanden talloze keren herhaald door minister-president Mark Rutte.
Maar werkt het nou echt? En hoe goed beschermt zo’n mondkapje de drager en diegene die ertegenover staat nou echt? Het zijn dit soort vragen die de afgelopen weken misschien wel het meest besproken zijn op televisie, in huiskamers en op straat.
Ruud Verdaasdonk maakt luchtstromen in real-time zichtbaar. Hoe jij dus lucht verplaatst wanneer je niest, zingt of hard praat. Hij gaat met meetapparatuur na hoe ver grote en kleine druppels dan reiken. Verdaasdonk is hoogleraar Health Technology Implementation bij de Universiteit Twente. Als hoofd klinische fysica werkte hij daarvoor jarenlang bij het academisch ziekenhuis van de VU en is hij gespecialiseerd in medische technologie.
Wanneer iemand in de binnenkant van de elleboog niest, zoals ik in het begin van dit artikel beschrijf, dan is dat de meest veilige manier toch? Je houdt je daarbij precies aan de regels en denkt het goede te doen.
“Nee, uit ons onderzoek blijkt dat niet. Wanneer je in de binnenkant van de elleboog niest, dan vernauw je de opening waar de lucht doorheen kan. En daardoor versnel je de lucht, die aan de bovenkant en onderkant van je elleboog gaat. Die moet immers ergens heen. Hierdoor komen de grote en kleine druppels verder dan wanneer je niet op deze manier zou niezen. Ze kunnen ruim over de anderhalve meter heen gaan. Het is niet de goede oplossing.”
&feature=youtu.be
Dan pakken we het dus verkeerd aan. Heeft u deze informatie gedeeld met het RIVM?
“Ja, ze zijn daarvan op de hoogte. Ik heb direct na mijn onderzoek contact met ze opgenomen, nog voordat ik de bevindingen openbaar maakte. Maar hun gedachte is dat het hoe dan ook beter is om niet in de handen te niezen, omdat je daarmee overal aanzit. Dat is op zich juist, maar de elleboog is geen verstandig alternatief.”
Hoe moet het dan wel?
“Uit ons onderzoek blijkt dat je het beste niest in je shirt. Je haalt de kraag van je shirt, trui of overhemd een stukje naar voren en trekt deze over je neus. Vervolgens nies je in de binnenkant van jouw kledingstuk. Dan heb je een grote holte en zijn er geen vernauwingen waardoor de lucht gaat versnellen en ook de druppels worden opgevangen. Het is dan wel verstandig om de handen te blijven wassen, want je raakt natuurlijk ook je eigen shirt aan. Waardoor het ook verstandig is om je shirt vaker bij de was te doen.”
“Ik nies en hoest nu zelf ook op deze manier. Ik geef eerlijk toe dat je wel even moet wennen, maar het is echt beter dan de elleboog. Wanneer je een stropdas draagt of een laag uitgesneden shirtje dan is het niet zo praktisch. Dan is een alternatief om een hoestzak te gebruiken. Die maak je zelf van een mouw van een oud overhemd en door karton om de opening te maken. Dan creëer je zelf een zak met genoeg volume waar je in hoest.”
Jullie onderzochten ook mondkapjes. Daar is veel discussie over momenteel. Hoe goed werken ze?
“Wij zagen bij ons onderzoek dat ze lekken aan de zij-, boven- en onderkant. Het is mogelijk dat daarlangs ook de kleinste druppeltjes, zoegeheten aerosolen, naar buiten komen. Dat klinkt alarmistisch, maar het is eigenlijk niet zo vreemd. Lucht zoekt de weg van de minste weerstand. Het filter-materiaal van een mondkapje heeft een flinke weerstand. De lucht zoekt daarom een andere weg, waar de minste weerstand is, aan de randen en de kieren. Bij snelle uitademing, zoals hoesten, kan de luchtdruk het masker zelfs makkelijk van het gezicht oplichten.”
“Maar eigenlijk is het mondkapje voor grote delen wel degelijk effectief. Het zorgt ervoor dat je niet direct grote en kleine druppels naar voren verplaatst. Bovendien houdt het mondkapje vrijwel alle grote druppels tegen. Aan de randen komen mogelijk wel de kleinere aerosolen naar buiten.”
Een ander lid van onze coronadenktank, wiskundige Martin Bootsma, heeft daar een vraag over. Hij wil graag weten of je de luchtstromen daadwerkelijk kunt relateren aan het overdragen van ziekteverwekkers.
“Wij onderzoeken alleen de luchtstroom, dus hoe ver de aerosolen komen, maar niet de schadelijkheid daarvan. Tot nog toe blijkt uit het wetenschappelijk onderzoek dat de grote druppels het meest schadelijk zijn, doordat er veel virusdeeltjes in kunnen zitten. Zo’n masker, ook al is het maar een lapje stof, vangt die dus hoe dan ook op. Over de kleine druppels bestaat al een tijd discussie, maar de kans dat je daarmee iemand anders besmet is echt heel veel kleiner. Anders hadden we veel meer besmette mensen gehad wereldwijd. Buiten vervliegen de aerosolen ook vrij snel.”
Is het binnen een ander verhaal?
“Ja, dan kunnen ze in de lucht blijven hangen, waardoor de concentratie toeneemt. Goede ventilatie is dan belangrijk. Maar die is momenteel niet overal goed ingericht. Neem een kantoorpand met airconditioning. Daar is luchtverversing door de airco. Maar die staat eigenlijk precies verkeerd afgesteld. De lucht die jij uitademt is warm en gaat naar boven. De meeste airco’s blazen echter koele lucht naar beneden, dus wat jij uitademt blazen ze iemand anders welhaast weer in het gezicht. Onderaan de vloer wordt de lucht weer afgezogen. Dat het zo is ontworpen is niet zo gek. Want als je aan de grond de lucht inblaast, dan maak je het stoffig. Maar voor de huidige coronacrisis is het niet de beste oplossing. Je wilt nu juist lucht van boven afzuigen en verse lucht van onderen leveren op een hoogte van zo’n anderhalve meter.”
Helpt de ramen tegen elkaar openzetten ook? Ik doe aan taekwondo en bij mijn sportschool zetten ze alle deuren en ramen tegen elkaar open. Dat zie ik bij meer sportverenigingen.
“Ja, dat is zeker goed. Het is eigenlijk gewoon gezond verstand gebruiken: als de lucht vervuild is en je voert het af, dan heb je er geen last meer van.”
Hoe zit het met plekken waar lucht direct opnieuw wordt gebruikt, bijvoorbeeld in treinen en bussen?
“Dat is wel een probleem, omdat je dan vervuilde lucht opnieuw laat circuleren. Wij zijn al benaderd door bedrijven om samen een oplossing te bedenken. Je kunt dan denken aan een uv-filter dat je op de ventilatie zet. Dit bombardeert de lucht met uv-licht en vernietigt de virusdeeltjes.”
Een van onze lezers vraagt zich af of het straks in de herfst zinnig is om in de woning een ionisator aan te schaffen om virussen uit te schakelen. Het idee is dat een ionisator een stroom van geladen deeltjes produceert die kleine deeltjes laat neerslaan en zo de luchtkwaliteit verbetert en het virus elimineert.
“Die geladen deeltjes maken het virus niet dood. Bovendien heeft ionisatie maar een beperkte reikwijdte, dus dat gaat echt niet werken. Het is wel zo dat de aerosolen dan eerder ergens tegenaan plakken. Maar ik zie niet gebeuren dat het alles uitschakelt. Wanneer je alleen in je eigen woning zit en niet ziek bent, dan hoef je daar natuurlijk geen extra maatregelen te nemen. Wil je wel ventileren? Doe dan de ramen open.”
Hoe onderzoeken jullie de luchtstromen?
“We hadden al eerder een opstelling gemaakt om de luchtstroom zichtbaar te maken in operatiekamers (OK). Dat deden we op verzoek van artsen, omdat er bij patiënten op bepaalde OK’s meer infecties optraden. Daardoor konden we met instrumenten heel precies zien hoe de lucht zich verplaatst. Je maakt een zogenaamde Schlieren-opstelling normaal gesproken met spiegels, waardoor je naar de lucht kijkt. Wij hebben er een van 35 centimeter doorsnede, maar daarmee zie je niet de hele OK. Die spiegel weegt al 25 kilogram. Een spiegel met een doorsnede van een meter weegt tonnen. Dus moesten we een andere manier vinden.”
“We maakten daarom een achtergrond met lijnen. Wanneer je op een warme dag in de verte over het wegdek kijkt, dan zie je vaak in de verte dat er vervormde beweging is door de hitte. Dat gebeurt vergelijkbaar met die lijntjes die vervormen door de luchtbeweging. Bij tests hangen wij dus een stevige poster met lijntjes op. Op enkele meters afstand kijken we met een camera naar de lijntjes. Vervolgens nies, hoest, schreeuw of blaas je in van alles en nog wat om na te gaan hoe de lucht verplaatst. In real-time wordt op een laptop, met speciale software, een digitale bewerking uitgevoerd waardoor de luchtbewegingen direct in beeld komen. Op die manier keken we naar het niezen in de binnenkant van de elleboog en de mondkapjes, maar ook naar zingen en het bespreken van instrumenten.”
Wat blijkt uit dat onderzoek?
“Het bespelen van blaas-instrumenten levert geen enkel risico op. De grote en kleine druppeltjes blijven in het instrument zitten. Er is hooguit tot twintig centimeter luchtbeweging uit de toeter van bijvoorbeeld de trompet te zien. De dwarsfluit is de uitzondering, want daar blaas je overheen. Die vormt wel een probleem. Het is dus een misconceptie dat blaasinstrumenten het virus actief verspreiden.”
“We hebben ook naar hard zingen en schreeuwen gekeken. Dan zijn de druppels er wel, ze kunnen wel zo’n twee meter rondspringen. Voor koren en in voetbalstadions is dat een probleem. Ik heb daar een oplossing voor bedacht: een kap, die lijkt op wat een imker draagt. Voor het gezicht zit een transparant vizier en aan de zijkanten een doek, zodat de luchtbeweging tot stilstand komt. Het werkt heel goed blijkt uit onze tests. Het is mogelijk de clubkleuren op zo’n kap aan te brengen, zodat mensen toch weer kunnen juichen en zingen in een stadion.”
“Natuurlijk werkt het ook in verpleegtehuizen, zodat patiënten weer het hele gezicht zien van hun verzorgers. Ik heb een schoonmoeder met Alzheimer. Voor haar is het verwarrend wat er nu gebeurt. Met zo’n kap kan ze de verplegers goed zien. Voor veel mensen zou dat heel fijn zijn, ook voor wie in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen werken.”