Bijna één miljoen woningen moet Nederland er voor 2030 bijbouwen. Een enorme klus, die al jaren zeer moeizaam verloopt. Circulair bouwen kan volgens deskundigen een manier zijn om de impasse te doorbreken.
In het Utrechtse lunchtentje Warmoes klinkt rond het middaguur geroezemoes. Een man in muisgrijs pak slaat een kop koffie achterover terwijl hij op zijn tablet tuurt. Verderop aan de leestafel zit een stel met een baby.
Inderdaad, dit lijkt een doorsnee eetgelegenheid in de grote stad: hip, modern, snel. Maar wie zijn ogen iets beter de kost geeft, die ziet het opeens: van de muren tot en met de ramen, vrijwel alles in het gebouw heeft een vorig leven gekend. Neem het houten plaatwerk van de wanden. Grote en kleine kleurverschillen verraden dat het ooit was verwerkt in de constructie van een fabriekshal. En wie buiten op de stoep staat, ziet overal gebouwen met hout, plaatwerk, kunststof en beton dat aan een tweede leven is begonnen.
Waar zijn we? Dit is het Werkspoorkwartier in Utrecht, een pioniersplek voor bouwend Nederland. Onderzoekers en beleidsmakers noemen dit een proeftuin van ‘circulaire stedelijke ontwikkeling’.
In Nederland is de bouw verantwoordelijk voor de helft van het gebruik van grondstoffen, 40 procent van het totale energieverbruik en om en nabij 40 procent van het Nederlandse afval komt uit sloop- en bouwprojecten, zo blijkt uit cijfers van onder meer het Ministerie van Economische Zaken. En vergeet de stikstofuitstoot niet, waardoor momenteel veel nieuwbouwprojecten niet van de grond komen. Wanneer architecten, aannemers en bouwvakkers duurzamer aan de slag gaan, heeft dat dus een enorme impact.
Slimmer ontwerp
Om verspilling van grondstoffen te reduceren en uitstoot van stikstof terug te dringen, is circulair bouwen een oplossing, stelt lector Urban Innovation Evert-Jan Velzing, die verbonden is aan de Hogeschool Windesheim. Hij doet onderzoek naar stedelijke ontwikkeling, zoals duurzaamheid in de bouw en circulaire bedrijfs- en verdienmodellen. Velzing was ook betrokken bij onderzoek naar het Werkspoorkwartier.
De grondgedachte van circulair bouwen is volgens Velzing op een bierviltje uit te schrijven: slimmer ontwerp en hergebruik van bouwgrondstoffen, op welke wijze dan ook, leidt tot een lager verbruik van primaire grondstoffen. Velzing: “Wie circulair denkt, bouwt zo dat je het liefst al het materiaal op een later moment weer opnieuw kunt gebruiken. Denk aan kozijnen, deuren of hele muurelementen. Het gaat erom dat er zo weinig mogelijk verloren gaat, of dat nu energie is of materiaal.”
Kwart direct te hergebruiken
Een simpel concept, maar hoe gaat circulair bouwen in de praktijk? Velzing stelt dat er in de ontwerpfase al nagedacht moet worden: hebben we al die nieuwe materialen eigenlijk wel nodig of kan het ook op een andere manier? Bij het Werkspoorkartier is bijvoorbeeld in kaart gebracht wat er aan beton, glas, hout, metselwerk en kunststof in de oude fabrieksgebouwen voorhanden is. Uit een inventarisatie bleek dat heel veel bouwmaterialen makkelijk hergebruikt kunnen worden. Bijna een kwart van het materiaal was zelfs direct te hergebruiken.
Zo was op het oude fabrieksterrein veel beton aanwezig. Dat is opnieuw gebruikt, deels door betonnen onderdelen gewoon te laten staan, maar ook door het te vermalen en dat in plaats van grind te gebruiken in nieuw beton of als fundering voor wegen. Houten deuren en kozijnen zijn voor een deel op andere plekken terechtgekomen in de nieuwbouw, bijvoorbeeld in wanden.
Vooruitdenken is ook belangrijk: ook ver nadat een gebouw is opgeleverd gaat het circulair denken door. Zo spelen aan het einde van de levensduur van het pand sloopbedrijven een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat materialen worden hergebruik of worden gerepareerd of hersteld.
Duurzame ladder
Om inzichtelijk te maken wat circulair bouwen precies betekent, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een model ontwikkeld. De onderzoekers die bij het Werkspoorkwartier betrokken waren, gebruikten dit ook als leidraad. Het PBL stelt circulair bouwen voor als trap met negen treden. Hoe hoger op de ladder, des te minder gaat er verloren, hoe geslotener de cirkel. In de hogere regionen gaat het bijvoorbeeld om volledig hergebruik van materialen zoals muren en ramen. Onderaan, waar traditioneel denken nog een grote rol speelt, is bijvoorbeeld het verbranden van afval in het uiterste geval nog gangbaar.
Het Werkspoorterrein in Utrecht laat zien dat wie slimmer denkt, makkelijk hoger op de circulaire ladder kan klimmen. Nog niet zo lang geleden was het gebied, ingeklemd tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en het spoor richting de hoofdstad, een wrakkig industriecomplex. Nu wordt er bier gebrouwen, is er een conferentiezaal, werken er kunstenaars en zijn er kantoren en cursusruimtes te vinden. Van verloederde rafelrand is het gebied de afgelopen jaren omgeturnd tot een ‘creatief en circulair maakgebied’ midden in de stad. Velzing: “Het gaat om een manier van denken. Wat in een oud industriegebied kan, is op dezelfde manier ook mogelijk bij al die huizen die gebouwd moeten worden.”
Cultuurverandering nodig
De resultaten op deze pioniersplek zijn veelbelovend. “We kunnen bij wijze van spreken morgen overstappen op een circulaire manier van bouwen. Het concept is eenvoudig en technisch is het allemaal mogelijk”, zegt Velzing. Toch is de praktijk volgens hem weerbarstig. “Grote bouwbedrijven denken erover na, maar grote stappen worden nog niet gezet om circulair bouwen ook algeheel toe te passen. Men is vaak een bepaalde manier van werken gewend, het is in de praktijk moeilijk om die van de ene op de andere dag te veranderen. Om omdat er zoveel partijen betrokken zijn: denk alleen al aan al die onderaannemers op een bouwplaats.”
Daarbij komt dat in de bouwsector verspilling vaak minder geld kost dan hergebruik. “Een voorbeeld: als altijd de opdracht is geweest om deuren zo goedkoop mogelijk te maken in een gestandaardiseerd proces, dan is hergebruik van een deur vaak duurder. Je zult immers nog allerlei bewerkingen moeten doen voordat je een deur weer kunt gebruiken. Er zal een heel nieuwe manier van werken en denken ontwikkeld moeten worden.”
De Rijksoverheid heeft in een zogeheten ‘Rijksbrede aanpak circulaire economie’ de ambitie uitgesproken dat in 2050 de bouw zo is georganiseerd dat alles in Nederland ‘duurzaam wordt gebouwd, (her)gebruikt, onderhouden en ontmanteld’. Mooie woorden, aldus Velzing, maar in zijn ogen wel veel te vrijblijvend. “Ja, de overheid heeft de ambitie om duurzaam en circulair te bouwen. Maar welk niveau van circulariteit precies en welk percentage van woningen op enig moment circulair gebouwd moet zijn, dat is niet vastgelegd. Er is wat dat betreft geen concreet doel.”
Hoewel de eerste hordes zijn genomen, het technisch allemaal kan en enkele pioniers al druk bezig zijn, is circulair bouwen nog lang geen norm in bouwend Nederland. Velzing heeft wel een idee om toch sneller echt duurzame woningen te bouwen. “De overheid zou hier een steviger rol kunnen nemen. Bijvoorbeeld door wet- en regelgeving aan te passen. Een gemeente zou bijvoorbeeld verschillende eisen kunnen stellen aan een nieuw te bouwen wijk op het vlak van duurzaam bouwen. Alleen aannemers die op een hoog niveau circulair werken, mogen meedoen.”