Wetenschappers van de Universiteit van Maryland bedachten een nieuwe manier om na te gaan of planten gaan uitsterven en voorspellen dat 15.000 soorten bedreigd zijn. Maar op hun aanpak is kritiek en het is de vraag of hun methode breed opgepakt wordt.
Welke planten worden met uitsterven bedreigd? Om dat te bepalen, kijken beleidsmakers en natuurorganisaties naar de Rode Lijst van de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN, zie kader). Dit is de meest uitgebreide bron van informatie over de bedreigingsgraad van allerlei organismen. De lijst laat zien hoe het staat met de biodiversiteit op de wereld, en schetst geen positief beeld: ongeveer 27 procent van alle soorten op de lijst worden met uitsterven bedreigd.
Bedreigde soorten
Om informatie over een soort op de lijst te krijgen, huurt de IUCN experts in om bekende data te analyseren. “Het hangt er vanaf hoeveel er van een soort bekend is, maar zo’n analyse uitvoeren voor de IUCN kost veel tijd. Het kan soms wel weken of maanden duren”, vertelt Hans ter Steege, groepscoördinator van Biodiversity Dynamics Naturalis. “Er zijn ontzettend veel planten waar niet voldoende gegevens over zijn”. Die soorten kunnen onderzoekers dan niet analyseren. Daardoor is de Rode Lijst nog lang niet compleet: op het moment staat maar informatie over 6,5 procent van alle bekende plantensoorten op de lijst.
Daar komt nu misschien verandering in. Onderzoekers van de Universiteit van Maryland ontwikkelen een computerprogramma dat voorspellingen doet op basis van de soorten die al op de Rode Lijst staan. Het programma gebruikt de informatie van alle soorten op de lijst, behalve degene die niet bedreigd worden. Alles wat minstens een beetje bedreigd is, kiest de computer dus uit. Het programma analyseert deze soorten op waar ze voorkomen (ruimtelijke data) en hoe ze eruit zien (morfologische data). Deze gegevens vergelijken de onderzoekers met ruimtelijke en morfologische data uit een database van 150.000 plantensoorten die nog niet op de lijst staan. Zo kunnen de onderzoekers een voorspelling doen welke soorten – in meer of mindere mate – bedreigd zijn. Hun voorspelling luidt nu dat 15.000 plantensoorten zijn bedreigd.
Ter Steege en zijn collega’s hebben in 2015 een vergelijkbaar onderzoek gedaan als de Universiteit van Maryland. Hij zet zijn vraagtekens bij dit nieuwe werk. “Wij keken op een kleinere schaal, en vonden al veel problemen als we gegevens uit diezelfde database halen.” Ook over de analyses zelf, waarbij soorten die wel en niet op de lijst staan met elkaar vergeleken worden, heeft hij twijfels. “Ik heb geprobeerd uit te vinden hoe ze die analyses precies hebben gedaan, maar ik kan het niet reproduceren. Daarom is het lastig voor mij om te zeggen of het een goed onderzoek is of niet.”
Problemen omzeilen
Anahí Espíndola, co-auteur van de nieuwe studie en woordvoerder van de onderzoeksgroep in Maryland, legt in een e-mail naar Kennislink uit hoe het zit. “We hebben een heleboel tijd gestoken in het ‘opruimen’ van de dataset. Bepaalde problemen die bij het gebruiken van deze database komen hebben we inderdaad moeten omzeilen. Plantensoorten krijgen soms een nieuwe wetenschappelijke naam, bijvoorbeeld wanneer uit DNA-onderzoek blijkt dat een plant niet in zijn huidige groep hoort. Data van dezelfde soort met een ‘oude’ en een ‘nieuwe’ naam ziet het systeem dan niet als één soort. Wij zorgen dat de computer die synoniemen oppakt en hiervoor corrigeert.”
Soms is in het ene gebied meer onderzoek gedaan dan in het andere. Bijvoorbeeld doordat bepaalde landen minder geld uitgeven aan onderzoek, of omdat het door oorlog niet veilig is in die gebieden. “Omdat er zo weinig data is, kunnen we die gebieden niet meenemen in onze analyse. Als we dat wel doen, lijkt het alsof daar zeldzame soorten voorkomen”, aldus Espíndola.
Strenge criteria
Een analysemethode als die van Espíndola en haar collega’s zou het proces van informatie op de Rode Lijst krijgen kunnen versnellen. Maar de IUCN neemt niet zomaar informatie uit elk onderzoek over. Zij hebben strenge criteria voor de analyses, en maken daarvoor gebruik van experts. “Die gebruiken geverifieerde data, die de expert vertrouwt”, licht Ter Steege toe. “De methode die de onderzoekers uit Maryland gebruiken, is nog lang niet goed genoeg om aan de criteria van de IUCN te kunnen voldoen.” Espíndola legt uit dat zij ook niet denkt dat de IUCN hun onderzoek zomaar overnemen. “Maar onze resultaten kunnen organisaties als de IUCN wél helpen om te beslissen welke soortenanalyses prioriteit hebben, zodat de IUCN zijn eigen onderzoek op die soorten kan doen.”
Stel nou dat de IUCN wel besluit de resultaten uit het onderzoek van de Universiteit van Maryland te gebruiken. Zorgt dat er dan ook meteen voor dat beleidsmakers deze resultaten gaan gebruiken voor natuurbescherming? “Als je een gebied wil beschermen, moet je het opkopen, of je moet de regering geïnteresseerd krijgen in het beschermen van zo’n gebied”, vertelt Ter Steege. Kennis over bedreigde plantensoorten kan helpen om de interesse van een regering te wekken, maar een goede verbinding met de politiek of publieke opinie is nog belangrijker: “Je moet ook kunnen overtuigen.”
Voor dat overtuigen pakken de onderzoekers uit Maryland het eerst iets kleiner aan, vertelt Espíndola. “Onze methode kan op verschillende schalen gebruikt worden. Op het moment zijn we nog niet in gesprek met de IUCN, maar wel met meerdere lokale en nationale organisaties. Zij zijn misschien geïnteresseerd in onze methode, en wij kunnen hen vertellen op welke soorten ze zich kunnen focussen.”
De IUCN heeft het doel om in 2020 informatie over minstens 160.000 soorten op hun Rode Lijst te hebben staan. Op het moment van schrijven komt de Rode Lijst nog analyses van ongeveer 63.000 soorten tekort. Een snellere analysemethode kan helpen om hun doel te halen. “Het is een snelle methode, maar het is niet hoe de IUCN te werk gaat”, licht Ter Steege toe. “Maar als zij de IUCN ervan kunnen overtuigen dat deze methode overeenkomt met de manier waarop de IUCN het doet, heb je kans dat ze het overnemen.” Mee eens, zegt Espíndola. “Misschien is de IUCN geïnteresseerd in onze methode om te kijken op welke soorten zij het beste kun analyses kunnen richten.”