Door een eerlijke prijs te berekenen voorkom je kinderarbeid en milieuvervuiling. Daarom bedacht een wetenschapper een nieuwe methode zodat bedrijven dit zelf kunnen nagaan.
Je wil een spiksplinternieuwe spelcomputer. Je gaat naar de winkel, rekent netjes af aan de kassa en begint thuis fanatiek te gamen. Na het betalen vraag je je waarschijnlijk nooit meer af of de prijs die je betaalde eigenlijk wel klopte. Of dat er bijvoorbeeld kinderen aan de computer hebben gewerkt of dat er schadelijke chemicaliën zijn gedumpt om het apparaat te maken.
Dat is niet zo gek, want het is ook niet zo eenvoudig om dit na te gaan. Een spelcomputer bestaat uit heel veel onderdelen. Zoals transistoren, die de berekeningen doen, het plastic van de behuizing, draadjes, snoeren en de schroefjes waarmee alles op zijn plek wordt gehouden. Al die afzonderlijke onderdelen worden door verschillende leveranciers gemaakt. Samen vormen al die fabrikanten van de onderdelen een lange keten. Aan het eind zit de winkel, maar daar weten ze echt niet meer precies of eerder in de keten sprake van kinderarbeid is geweest bij het maken van de schroefjes. Het complete overzicht van hoe sociaal en duurzaam iets is geproduceerd is er niet.
Dat moet rap veranderen, meent Pim Croes van de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde onlangs op een aanpak om de hele keten van een product in kaart te brengen. Zodat je als winkel dus van elk schroefje, transistortje en elke vorm van transport weet wat er is gebeurd. Bij een spelcomputer betekent dit dat de makers van de Playstation 5, Xbox series X of Nintendo Switch precies kunnen checken of er in de gehele keten sprake was van kinderarbeid en milieuvervuiling.
De methode doet nog meer. “Het laat ook zien wat de kosten zijn om een einde aan kinderarbeid en eventuele milieuvervuiling te maken en het helpt je om de echte, eerlijke prijs te berekenen voor het product. Dus zonder verborgen kosten, waar mensen en de aarde onder lijden”, zegt Croes. Op die manier bereken je volgens Croes de werkelijke prijs voor een product, inclusief de meerprijs voor de duurzame versie van wat je koopt.
Hoe werkt de nieuwe methode die je hebt ontwikkeld?
“We hebben eerst een enorme lijst gemaakt van wat die verborgen kosten veroorzaakt. Je moet dan denken aan het lozen van afval en gif, de invloed op de klimaatverandering, kinderarbeid en de uitputting van grondstoffen. Al deze punten nemen we mee in de methode.”
Kan je een voorbeeld geven van hoe je tot zo’n ‘eerlijke prijs’ komt? Hoe bepaal je dat bijvoorbeeld bij kinderarbeid?
“Door te berekenen wat het kost om niet het kind in dienst te nemen, maar de vader of moeder. En ze genoeg te betalen zodat hun kind naar school kan. Zo maak je echt een einde aan kinderarbeid. Voor het klimaat kijken we bijvoorbeeld naar wat het kost om elektriciteit duurzaam op te wekken voor een fabriek. Dus niet met fossiele brandstoffen als kolen, maar energie door windmolens of zonnepanelen te laten produceren. Mocht hiervoor een aanpassing van het elektriciteitsnetwerk nodig zijn, dan nemen we ook die kosten mee. Dit zijn een paar voorbeelden, maar we hebben dit voor honderden aspecten gedaan, die allemaal komen kijken bij het maken van een product.”
“Het systeem draait erom dat iedere partij in de keten van bedrijven op dezelfde manier gegevens verzamelt van de leveranciers, de eigen informatie erbij optelt en het resultaat weer doorgeeft aan de volgende. Dit gaat dus precies zoals nu prijzen tot stand komen.”
Welke bedrijven kunnen deze methode gebruiken?
“Allemaal. Ik kan er geen één bedenken die het niet kan toepassen. Het maakt niet uit of je nu elektronica, kleding of levensmiddelen maakt of verkoopt. Voor al die producten kan je via deze methode nagaan wat de eerlijke prijs is. Bedrijven kunnen in de methode ook standaardwaarden gebruiken, die wij voor ze doorberekend hebben. Deze waarden zijn meestal wel wat hoger.”
Nu nog benadrukken bedrijven vaak trots dat één bepaald onderdeel duurzaam is gemaakt. Ik kocht bijvoorbeeld onlangs een regenjas waarop stond dat het gemaakt was van hergebruikte PET-flessen. Hoe kijkt u daarnaar?
“Dat klink heel goed voor het milieu. Maar het zegt niet zoveel. Hoe zijn die flessen precies hergebruikt? Hadden ze niet beter ergens anders voor gebruikt kunnen worden? Bovendien zegt het alleen maar iets over de stof van die jas. Maar niks over hoe die jas precies is gemaakt, welke knopen zijn gebruikt, hoeveel energie het kost om de flessen te verzamelen en te verwerken, hoe het transport is gegaan en je weet ook nog niks over kinderarbeid. Een product is zoveel meer dan alleen het materiaal waar het uit bestaat. Alleen door echt alles in beeld te brengen, weet je of het echt duurzaam is gemaakt.”
Hoe kunnen bedrijven jouw methode toepassen?
“Ze moeten er zelf mee aan de slag gaan. De methode is een soort handleiding, een aanpak waarmee bedrijven zelf berekenen wat het kost als ze hun product sociaal en duurzaam maken. Daar gaat ook nog veel uitzoekwerk in zitten. Bedrijven moeten zelf echt aan de bak en meten hoeveel kinderarbeid, CO2-uitstoot, methaanemissies er zijn en nagaan wat bijvoorbeeld het minimumloon is. Ik wil het graag nog eenvoudiger en toegankelijker maken, door bijvoorbeeld software te maken die bedrijven kunnen toepassen. Maar dat is er nu nog niet.”
Voordat u aan dit onderzoek begon werkte u als kwaliteitsmanager van levensmiddelen. Hoe kwam u op het idee om dit onderzoek te gaan doen?
“Ik heb inderdaad al een lange carrière achter de rug. Ik ben 70 jaar oud. In 2007 kreeg ik een zwaar ongeluk en lag ik twee maanden in coma. Ik heb uiteindelijk ruim één jaar in het ziekenhuis doorgebracht. Het enige dat ik kon doen was denken. In die tijd kreeg ik een ingeving en kwam ik op het idee voor deze nieuwe methode. Vervolgens heb ik na mijn herstel tien jaar nodig gehad om het te ontwikkelen aan de universiteit.”
Hielp uw eerdere werk als kwaliteitsmanager van levensmiddelen daarbij?
“Jazeker. Om levensmiddelen te verkopen zijn er bepaalde normen waar je aan moet voldoen om ervoor te zorgen dat producten ook echt zo zijn als wordt beweerd door de maker. Die normen dwingen bedrijven om goed te kijken naar de gezondheidsgevaren van levensmiddelen. En dwingt de keten om te bewijzen dat er geen gezondheidsgevaren worden doorgegeven aan de afnemers. Stel je verkoopt een pastasaus met groente, dan wil je zeker weten dat er geen schadelijke stoffen of bacteriën in zitten. Als je zo’n norm oplegt, dan werkt dat door de hele keten heen en wordt de veiligheid iedere stap doorgegeven totdat het veilig bij de consument is. Dat wil ik ook graag zien bij mijn methode: een norm en certificering van producten. Zodat elk bedrijf precies weet wat alle leveranciers doen. Die certificering wordt dan door een onafhankelijke, derde partij gedaan.”
Gaan we straks meer betalen voor spullen?
“Het zou best kunnen dat producten duurder worden, maar het levert ook veel op. Neem klimaatverandering. Als we duurzamer elektriciteit opwekken, dan zal er minder overlast van klimaatverandering zijn en hoeven we minder geld uit te geven aan hogere dijken. Wanneer we fatsoenlijker met de natuur en dieren omgaan is de kans op besmettelijke ziekten kleiner. Als we producten voor een eerlijkere prijs laten maken en kinderarbeid tegengaan, dan wordt rijkdom eerlijker over de wereld verdeeld. Je kunt er natuurlijk ook aan denken dat je juist subsidies gaat invoeren om producten met eerlijke prijzen te stimuleren.”
Je wilt vast niet dat dit onderzoek in een la belandt en dat niemand er dan meer van hoort. Hoe zorg je ervoor dat bedrijven hiermee aan de slag gaan?
“Ik ga certificatiebureaus benaderen en wil in gesprek met invloedrijke personen bij de overheden, Europese Unie en Verenigde Naties. Daarnaast praat ik met softwarebedrijven met de vraag of ze van mijn methode een rekentool kunnen maken. Ik heb dit onderzoek niet gedaan omdat ik het zo leuk vond om het uit te pluizen, maar ik wil echt een probleem oplossen. Dat was wat mij voor ogen stond toen ik in het ziekenhuis lag – en dat is nog steeds zo.”