Naar de content

'Niet iedereen kan meedoen met de strijd tegen het coronavirus'

Interview met filosoof Marc Schuilenburg over de coronacrisis

John Owens

In tijden van onzekerheid gaan we op zoek naar geborgenheid. Dat verklaart volgens filosoof Marc Schuilenburg (VU) de roep om een sterke natie tijdens de corona-uitbraak. Toch vraagt deze crisis niet alleen om het wegnemen van ziekte en gevaar, maar ook om solidariteit.

7 april 2020

Een mondiaal probleem vraagt om mondiale solidariteit. Maar die is ver te zoeken volgens jurist en filosoof Marc Schuilenburg. In plaats daarvan zien we dat het corona-nationalisme overal de kop op steekt: de roep om sterke leiders en een sterke staat. “In crisistijd zoeken we naar geborgenheid, maar tegelijk moeten we begrijpen dat ons verlangen naar veiligheid en gezondheid altijd zal blijven bestaan.”

Schuilenburg doceert aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Vorig jaar verscheen zijn boek Hysterie. Een cultuurdiagnose. Ons denken over veiligheid en gezondheid wordt de laatste decennia gekenmerkt door een hoge mate van hysterie, stelt Schuilenburg. Je hoeft de kranten maar open te slaan en ze staan vol met alarmerende berichten.

Volgens hem is er sprake van een paradox: hoe veiliger we zijn, hoe hysterischer we omgaan met de resterende onveiligheid. We zijn gezonder dan ooit, en toch zijn we geobsedeerd door gluten die ons kunnen beschadigen. Achter die hysterie schuilt angst en frustratie en een gebrek aan geborgenheid.

Nederlandse media hebben het over ‘de strijd tegen het virus’ en de frontlinie. Waarom spreken we zo vaak in termen van oorlog en strijd over gezondheid en veiligheid?

“Dit geldt niet alleen voor de media. Ook in de wetenschap zie je die strijdtermen. De criminologie en medische wetenschappen verschillen daarin sterk van andere wetenschapsgebieden zoals de archeologie en sociologie, omdat ze uitgaan van een onderzoeksobject dat ze willen bestrijden. Het object van onderzoek is een negatief verschijnsel dat moet worden aangepakt: criminaliteit of ziektes.”

“Het probleem van praten in termen van oorlog en strijd, is dat het heel lastig is om te bepalen wanneer je een eindsituatie hebt bereikt. Artsen en virologen waarschuwen nu dat we nooit volstrekt veilig zullen zijn voor virussen. Over vijf jaar is er weer een ander virus dat de kop opsteekt. Dat maakt het verlangen naar gezondheid oneindig, net als het verlangen naar veiligheid.”

“Ondertussen legitimeer je door zo’n strijdtaal wel allerlei ingrijpende ‘noodmaatregelen’. Privacyregels rondom patiëntendossiers worden aan de kant geschoven en locatiegegevens van smartphones worden beschikbaar gesteld. Enerzijds is dat logisch: in tijden van een pandemie moet je noodmaatregelen treffen. Maar het valt op dat er nauwelijks een democratisch debat is over de duur en intensiteit van die maatregelen.”

Hoe erg is het dat onze privacy even aan de kant wordt gezet? Veel mensen zullen denken: het is nu crisis, de maatregelen zijn tijdelijk.

“Dat laatste is dus niet het geval. De realiteit is dat die maatregelen niet worden teruggeschroefd, omdat de gewenste toestand van veiligheid of gezondheid nooit zal worden bereikt. Het tekort aan gezondheid of veiligheid is permanent. We blijven dus in die oorlog zitten.”

“Een goed voorbeeld zijn de antiterrorismemaatregelen in Frankrijk. De noodmaatregelen duurden twee jaar, werden vijf keer verlengd, en uiteindelijk bestendigd in nieuwe en verruimde antiterrorismewetgeving. Ik maak me geen enkele illusie dat de maatregelen na de coronacrisis weer worden teruggeschroefd.”

Ons verlangen naar gezondheid en veiligheid is in zekere zin oneindig, zegt Schuilenburg. Iemand die veel over het verlangen heeft geschreven, is de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981), waar Schuilenburg ook naar verwijst in zijn boek.

“Volgens Lacan is ons verlangen de kern van het mens-zijn. Zonder verlangen zouden we samenvallen met onze behoeftes, dan heb je geen reden meer om in beweging te komen. De inhoud van ons verlangen verschuift voortdurend. Als we de nieuwste iPhone hebben bemachtigd, dan valt ons oog alweer op het volgende model. Zo heeft het gezorgd voor welvaart en vooruitgang. Maar het maakt ons ook onzeker en gefrustreerd. Dat onverzadigbare verlangen is volgens Lacan de kern van de hysterie.”

Wat is die hysterie precies?

“Hysterie is iets anders dan paniek. Paniek is een vorm van hevige schrik. Het gaat vaak om een concrete situatie die je angst aanjaagt of stress oplevert. Zo raken mensen in paniek omdat ze denken dat ze geen wc-papier meer kunnen kopen. Maar de coronacrisis laat nog iets anders zien. We hebben te maken met een situatie die eigenlijk veel te groot en abstract is om er concreet mee om te gaan. Dat leidt tot heftige emoties en ongecontroleerd gedrag bij personen. Sigmund Freud noemde dit het Umheimliche, het veilige thuis- of familiegevoel dat wordt bedreigd door iets onrustwekkends. Daar ontstaat de hysterie.”

“De precieze betekenis van hysterie is onduidelijk en omstreden, en ze is ook door de jaren heen anders begrepen. Het woord hysterie stamt af van het Latijnse woord uterus, wat baarmoeder betekent. Vroeger dacht men dat hysterie ontstond omdat de baarmoeder niet op zijn plek zou zitten bij de vrouw. Die theorie nemen we gelukkig niet meer serieus, maar het verhaal van de baarmoeder geeft ons nog steeds inzichten om de huidige hysterie te begrijpen.”

“De baarmoeder staat symbool voor een plek van geborgenheid en veiligheid. Zodra we ter wereld komen, raken we die veilige plek kwijt en gaan we op zoek naar ruimtes om die geborgenheid terug te vinden: hutten, huizen, bedrijven, natiestaten. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk noemt dit een uterotechnisch project. We willen onszelf voortdurend omheinen en omcirkelen. Vanuit die gedachte kun je het corona-nationalisme ook beter begrijpen. In tijden van angst en onzekerheid gaan we opnieuw op zoek naar geborgenheid. Daarom is die roep om nationale leiders en een sterke staat ook zo groot.”

Hoewel de roep om een sterke natiestaat te begrijpen is, wijst Schuilenburg op het belang van mondiale solidariteit in deze crisis. “Dat we nu te maken hebben met een pandemie, heeft natuurlijk veel te maken met de wijze waarop wij onze economie hebben ingericht. Zonder al die mondiale productieketens waarin we processen naar andere landen hebben verplaatst om belasting- en arbeidskosten te besparen, was deze hele pandemie een epidemie in China gebleven. We zullen dus ook internationaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen en niet alleen nationaal.”

‘Alleen samen krijgen we corona onder controle’ is de slogan van onze overheid.

“Die slogan suggereert dat iedereen mee kan doen, maar dat is natuurlijk niet zo. Afstand nemen en regelmatig je handen wassen zijn privileges van een selecte groep mensen. Er zijn allerlei plekken waar dat onmogelijk is. De overbevolkte miljoenensteden in Azië en Afrika, vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden, de daklozenopvang, Nederlandse gevangenissen waar mensen nog steeds met zes personen op een cel zitten. Het virus is dus zowel democratisch als discriminerend.”

“Geef mij je hysterie, ik geef je er hoop voor terug, is de boodschap van onze politici. Die hoop is echter nationaal georiënteerd en is erop gericht dat we ooit volledige gezondheid of veiligheid zullen bereiken. Maar schijn bedriegt.”

Over solidariteit gesproken: er zijn mensen die zich afvragen of het redden van 80-plussers met overgewicht wel in verhouding staat tot grote economische impact op de rest van de samenleving. Wat vind je van deze discussie?

“Dit is een manier van spreken over gezondheid die de laatste twintig jaar steeds dominanter is geworden. Gezondheid wordt dan bekeken vanuit een economisch frame. Dat suggereert een vorm van objectiviteit: we zouden kunnen berekenen wat efficiënter of effectiever is. Maar gezondheid is in principe geen economisch terrein. Ik snap dat er economische aspecten aan zitten, maar we moeten oppassen dat we zaken als gezondheid en onderwijs niet ten dienste gaan stellen van de economie. Daarmee depolitiseer je de discussie en ga je de ethische discussie over de waarde van het leven zelf uit de weg.”

Hoe kunnen we dan wel spreken over gezondheid?

“Dat is niet zo moeilijk. Je kunt laten zien dat gezondheid bijdraagt aan bepaalde waarden in het leven die niet economisch zijn te vatten, zoals vertrouwen, empathie en geborgenheid.”

“Meestal spreken we over gezondheid in termen van ‘niet ziek zijn’. Net zoals we over veiligheid spreken in termen van onveiligheid. We zijn vooral bezig met het wegnemen van ziektes en gevaar, in plaats van dat we oog hebben voor wat ons gezond en veilig maakt. Deze manier van denken leunt op een pikzwart mensbeeld van de rechtsfilosoof Thomas Hobbes dat nog steeds veel invloed heeft op de manier waarop we nadenken over veiligheid.”

“Hobbes zegt dat we een sterke staat nodig hebben om niet in een ‘oorlog van allen tegen allen’ te belanden. Volgens hem is de mens van nature een roofdier. We hebben wetten en regels nodig om te voorkomen dat we elkaar voortdurend de hersens inslaan. Deze negatieve antropologie kwam hem op veel kritiek te staan, onder meer van de Nederlandse primatoloog Frans de Waal. Volgens De Waal zijn mensen – net als primaten – van nature juist sociaal en empathisch. Dit positieve mensbeeld verdedigt ook historicus Rutger Bregman in zijn boek ‘De meeste mensen deugen’.”

Toch zien we dat mensen in Amerika massaal vuurwapens inslaan. In Nederland ging het er aanvankelijk ook niet al te solidair aan toe in de supermarkten.

“Maar je ziet ook dat mensen zorgen voor elkaar, boodschappen brengen naar de buurvrouw, samen zingen vanaf hun balkons. Veiligheid draait niet alleen om het bestrijden van gevaar. Je kunt ook bijdragen aan positieve veiligheid: werken aan onderlinge hulp, geborgenheid en menselijke betrokkenheid. Mensen voelen zich daardoor ook veiliger. De coronacrisis laat ons beide kanten van de term veiligheid zien.”

ReactiesReageer