Toegankelijke en heldere instructies helpen echt om mensen veiliger te laten werken met gevaarlijke stoffen, zegt arbeidshygiënist Leo van der Biessen. “Je moet het makkelijk voor ze maken.”
Overspannen, burn-out, versleten knieën, muisarm, overbelaste rug. Dat zijn bekende en veelvoorkomende gezondheidsproblemen die worden veroorzaakt door het werk. Maar er zijn ook mensen die kanker krijgen door hun werk. Blijvende schade aan hun zenuwstelsel oplopen. Of ernstige allergische reacties in hun luchtwegen krijgen. Dan gaat het om kleinere aantallen, maar met grote gevolgen (zie kader). In deze gevallen is de oorzaak vrijwel altijd blootstelling aan gevaarlijke stoffen, zoals damp van oplosmiddelen, gassen of piepkleine deeltjes in de lucht.
Helaas zijn die gevaarlijke stoffen onmisbaar voor de productie van zo’n beetje alles wat de moderne samenleving nodig heeft. Iemand moet er dus mee werken. Voor gevaarlijke stoffen gelden zogeheten grenswaarden die de veilige blootstelling aangeven. Maar hoe vertaal je dat naar praktische maatregelen op de werkvloer? Dat is de taak van mensen zoals Leo van der Biessen, arbeidshygiënist bij ingenieurs- en adviesbureau Royal Haskoning DHV. In die hoedanigheid adviseert Van der Biessen bedrijven en organisaties over hoe om te gaan met blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
Wie moet het voortouw nemen in de zorg voor veilige werkomstandigheden?
“De werkgever. Die bepaalt wat er moet gebeuren om te zorgen dat de medewerkers op een veilige manier kunnen werken.”
En waar baseert een werkgever zich op?
“Binnen de EU geldt sinds de invoering van de REACH-wetgeving dat de producent of de importeur ervoor verantwoordelijk is alle risico’s van een stof in kaart te brengen. Deze moet van een stof een uitgebreid dossier maken waarin voor ieder gebruik van die stof de risico’s worden aangegeven. Die informatie krijgt vorm in het etiket en in het zogeheten veiligheidsinformatieblad, het VIB. Dit is de informatie die de werkgever krijgt over de stof.”
“Daarnaast zijn er de grenswaarden, die aangegeven wat de maximaal aanvaardbare blootstelling is voor medewerkers. Er zijn twee soorten grenswaarden: de wettelijke grenswaarden die door de minster van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden vastgesteld en de private of bedrijfsgrenswaarden die door het bedrijf worden vastgesteld. De Sociaal Economische Raad (SER) adviseert de minister over de wettelijke grenswaarden waarbij ook adviezen van de Gezondheidsraad worden meegenomen. Voor de private grenswaarden stelt de SER, ook met adviezen van de Gezondheidsraad, richtlijnen op. Sinds 2007 zijn werkgevers verantwoordelijk voor het vaststellen van de private grenswaarden, maar in de praktijk volgen werkgevers de richtlijnen van de SER. Het bepalen van een grenswaarde gaat vaak per sector, dat is handig omdat dan niet ieder bedrijf afzonderlijk onderzoek moet doen en dossiers moet opstellen. Bovendien wil niemand een situatie waarin concurreren op veiligheid een factor wordt.”
Werkgevers hebben dus zelf behoorlijke controle op de definitie van ‘veilig’. Maar veiligheid en economische wenselijkheid gaan niet per se hand in hand. Wringt het niet dat private partijen zelf kunnen beslissen hierover?
“Dit was een politiek besluit. Blijkbaar wilde de overheid hier geen verantwoordelijkheid voor dragen, omdat zij vindt dat werkgevers en werknemers dit zouden moeten doen.”
Is er toezicht op hoe werkgevers de veilige werkomstandigheden definiëren en organiseren?
“De Arbeidsinspectie controleert aanpak en naleving, maar dat is altijd achteraf.”
Zou controle vooraf niet beter zijn?
“In mijn optiek is dat niet nodig en dat zou ook onwerkbaar worden. Ik doe dit werk al lang en in mijn ervaring lopen er heel weinig schurken rond die bewust gaan marchanderen met de veiligheid van hun medewerkers. Bedrijven doen niet zomaar wat, die laten zich goed ondersteunen door experts van buiten om blootstellingscenario’s op te stellen en te testen. Werkgevers willen niet dat hun medewerkers ziek worden.”
Met dat laatste als uitgangspunt: hoe zorg je daarvoor als je tegelijkertijd mensen moet laten werken met stoffen waar ze juist wel ziek van kunnen worden?
“Dat is een stapsgewijs proces. De eerste stap is je afvragen of die risicovolle stof echt nodig is. Daar begint het mee. Als er je er ‘omheen’ kunt werken of je kunt een minder gevaarlijk alternatief gebruiken, dan is de keuze snel gemaakt. Als het niet hoeft, moet je het niet doen. Zo simpel is het.”
Als het wel nodig is, moet je gaan werken met maskers en brillen en dergelijke?
“Dat is eigenlijk de laatste stap. Eerst ga je kijken of je met technische maatregelen de risico’s kunt beheersen. Denk aan afzuiginstallaties of koeling. Als dat niet kan of niet voldoende is, dan zoek je naar organisatorische oplossingen. Bijvoorbeeld mensen verder weg van de stof te laten werken of in ploegen om zo blootstelling te beperken. Pas als dat ook niet kan, komt de vraag of persoonlijke beschermingsmiddelen zoals maskers het probleem kunnen oplossen.”
En als ook dat niet de oplossing is?
“Dan mag je formeel niet met die stof werken. Als het niet veilig kan, mag het niet.”
Maar wat veilig is, is niet in steen gebeiteld. Vaak duiken schadelijke effecten pas op als er slachtoffers vallen.
“We hebben te maken met twee categorieën. Stoffen waarbij veilige blootstelling zonder enig effect op de gezondheid mogelijk is en stoffen waarbij blootstelling altijd bijdraagt aan het risico. In die laatste categorie vallen de meeste kankerverwekkende stoffen. Voor deze groep stoffen is het belangrijk om te beseffen dat ‘veilig’ geen uitkomst is van een meting of een test. Het is een keuze die we samen maken. Er is nou eenmaal geen natuurwet die vaststelt wat veilig is. We vínden iets veilig of niet.”
Even een stapje naar de actualiteit: de situatie rond chroom-6. In hoeverre is daarbij ook meegenomen dat verf uiteindelijk een keer wordt afgeschuurd en via kleine deeltjes ingeademd kan worden? Is zoiets ook onderdeel van het risicodossier van een stof?
“Dat hoort bij de toxicologische analyse. Je moet alles meenemen dus ook de uiteindelijke verwerking en afvoer van een stof. Het gaat om de hele levenscyclus van een stof. In het geval van chroom-6 was er geen gebrek aan kennis over de risico’s en ook niet aan technische beheersmaatregelen. Hier is de werkgever ernstig tekortgeschoten in de zorgplicht voor de medewerkers. Dat is gruwelijk misgegaan.”
Een van de motivaties achter de invoering van REACH, dat je al eerder noemde, was om de veiligheid van mens en milieu te vergroten. Producenten hebben hier veel over geklaagd vanwege de grote hoeveelheid administratieve verplichtingen en de kosten. Maar gaat het helpen?
“Wat vaak wordt vergeten is dat de oude wetgeving echt bedroevend was. En ja, REACH heeft kapitalen gekost, maar het gaat nu eindelijk om kwaliteit en die wordt ook gecontroleerd. Waar ik op hoop en wat ik ook verwacht is dat als deze enorme stroom informatie over de risico’s van stoffen van producent naar gebruikers op gang komt, dat we dan over enkele jaren echt een drastische afname gaan zien in het aantal mensen dat ziek wordt door hun werk of er zelfs door overlijdt. Iedereen wil dat aantal verlagen. De industrie wil dat, de overheid wil dat.”
Als iedereen het wil, waar zit dan het probleem?
“In de praktische vertaalslag. REACH heeft een berg aan relevante informatie opgeleverd, maar hoe vertalen we die naar heldere instructies voor gebruiker? Die dossiers zijn enorm uitgebreid, je ziet echt niet in een oogopslag wat je moet doen en bovendien is die informatie niet voor iedereen even begrijpelijk. Om je een voorbeeld te geven: gemiddeld kent een stof 250 gebruiken, dat zijn 250 manieren waarop de stof wordt toegepast. Voor ieder van die gebruiken moet de producent alle risico’s in kaart brengen. Dat is al een hele stortvloed aan informatie. Bedenk dan dat bijvoorbeeld een verf al snel bestaat uit 15 tot 20 stoffen en dan krijg je een beeld van de mens-, denk- en automatiseringskracht die nodig is om dat allemaal bij elkaar te brengen en om te zetten in duidelijke en praktisch toepasbare instructies.”
Wat zou de ideale vorm zijn om die informatie om te zetten in instructies?
“Mijn ideaal is dat we komen tot een systeem waarbij iedere werknemer de QR-code op het etiket van een stof kan scannen en dan via een app de benodigde instructies krijgt. Ik weet van een verffabriek waarin ze zoiets hebben ingesteld. De medewerkers daar maken verschillende soorten verf met verschillende veiligheidsinstructies. In dit nieuwe systeem scannen medewerkers bij binnenkomst hun pasje, zien waar ze zijn ingeroosterd en in hun mandje vallen meteen de spullen die ze nodig hebben. Het juiste masker, de juiste handschoenen et cetera. Dat werkt heel erg goed.”
Maar betekent dat dan ook dat in veel andere gevallen de medewerkers zelf niet goed omgaan met de instructies?
“Kijk, niemand gaat naar het werk met de bedoeling om ziek te worden. Natuurlijk hebben medewerkers zelf ook een verantwoordelijkheid, maar ze gaan niet bewust onveilig werken. Maar als je het makkelijk maakt om veilig te werken, dan helpt dat gewoon enorm.”