Nederlandse kunstenaars liepen niet alleen maar achter hun Franse voorbeelden aan. Kunsthistoricus Mayken Jonkman toont aan hoe omvangrijk en belangrijk de onderlinge beïnvloeding was van kunstenaars in Parijs. Haar onderzoeksresultaten zijn nu te zien in de tentoonstelling Nederlandse kunstenaars in Parijs 1789 – 1914.
Is er nog iets nieuws te vinden over grote kunstenaars als Breitner en Mondriaan? Ja, is het verrassende antwoord. Kunsthistoricus Mayken Jonkman (RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis) heeft zelf zes maanden in Parijs gezeten voor haar onderzoek. In het archief heeft ze onnoemelijk veel oude papieren doorgeworsteld, op zoek naar Nederlandse kunstenaars in Parijs. De resultaten zijn verwerkt in de gelijknamige tentoonstelling, waarvan ze gastconservator is.
Jonkman kwam verrassende dingen tegen tijdens haar zoektocht: “Breitner heeft zich bijvoorbeeld aangemeld voor de prestigieuze Académie des Beaux-Arts. Dit is nergens in de literatuur te vinden, maar ik kwam zijn aanmeldings- en aanbevelingsbrieven tegen. Of hij is afgewezen, zelf besloten heeft om het toch maar niet te doen of dat zijn geldschieter hier niet voor wilde betalen, heb ik helaas niet kunnen vinden.”
De kunsthistoricus wist nog meer nieuwe informatie boven tafel te halen. “Breitner ging na zijn bezoek aan Parijs ballerina’s en naakte vrouwen schilderen, naar Frans voorbeeld. In kunst- en veilingcatalogi uit de periode vóór dit bezoek konden we geen enkel naakt vinden. Pas toen realiseerden we ons dat het schilderen van naakte vrouwen was opgehouden na de zeventiende eeuw. Het kwam pas weer in zwang nadat Breitner ermee begon.”
Grenzeloos
Breitner is één van de acht Nederlandse kunstenaars die aan bod komen in de tentoonstelling. Deze acht hebben allemaal voor langere tijd in Parijs gewoond tussen 1789 en 1914. Ze gingen omdat Parijs de stad was waar het gebeurde: waar de belangrijkste kunstenaars en handelaren verbleven en waar je het beste kunstonderwijs kon krijgen. Inspiratie, ontwikkeling en netwerken waren de voornaamste redenen om af te reizen naar deze wereldstad. De uitwisseling die gedurende deze periode plaatsvond tussen Franse en Nederlandse kunstenaars is het hoofdonderwerp van de tentoonstelling.
Dit is gelijk ook de belangrijkste conclusie uit Jonkmans onderzoek. De Nederlanders die naar Parijs toegingen, in totaal vele duizenden, haalden namelijk niet alleen maar nieuwe kennis en inspiratie. Zij hadden zelf ook invloed op de Franse kunstenaars en hun stijlontwikkeling. Jonkman: “Kunst kent geen grenzen. De Nederlandse kunst zou een nationale aangelegenheid zijn geweest, maar je kunt niet stoppen bij de grenspaal. In Parijs kwam alles en iedereen samen. Kunstenaars uit Engeland en Duitsland, Amerikaanse handelaren. Iedereen had invloed op elkaar door met elkaar te praten, elkaars werk te bestuderen en te netwerken met invloedrijke mensen.”
Artistieke buren
Van de duizenden kunstenaars die tussen 1789 en 1914 naar Parijs afreisden, keek Jonkman naar de 1300 die langer dan zes maanden bleven. “We hebben al hun werk- en woonplekken verzameld en van de gegevens een online applicatie[]=2.37990903435275 gemaakt. Je ziet de stad groeien tussen de jaren 1800 en 1900. Vervolgens kun je allerlei vragen loslaten op de database, zoals ‘Wie woonden er allemaal aan het Montmartre tussen 1850 en 1880?’.”
Locatie blijkt namelijk een belangrijke verklarende factor te zijn in de wederzijdse beïnvloeding van kunstenaars. “We kwamen erachter dat de Nederlandse schilder Isaac Israëls vijf jaar in hetzelfde gebouw heeft gewoond als Pablo Picasso! Nu moeten we terug de bronnen in en om te kijken of we hier iets over kunnen vinden. Heeft Israëls ooit iets over een klein Spaans mannetje geschreven? Dit locatiegerelateerd onderzoek zal zeker nieuwe inzichten opleveren.”
Marketing en mythevorming
De stad Parijs zelf speelde ook een belangrijke rol. Nederlandse kunstenaars waren overweldigd door de omvang, de drukte, de schoonheid en de technische vooruitgang. In Parijs moest je zijn.
“De marketing van Parijs begon al in de zeventiende eeuw, door koning Lodewijk XIV. Hij maakte de stad bewust mooier en aantrekkelijker. In die periode verschenen ook de eerste wervende reisgidsen. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het bovendien veel makkelijker om naar Parijs te reizen. Van vijf dagen schudden in een koets naar vijf uur in de trein. Sindsdien is er weinig veranderd: nu doe je er ruim drie uur over.”
Het aantal schilders dat de stad bezocht, groeide daardoor exponentieel. Er trad ook een verandering op in de verblijfsduur, zag Jonkman: “Schilders bleven korter. Ook was Parijs niet langer de plek waar kunstenaars hun hele opleiding volgden. Nu gingen ze eerst naar de Haagse of Rijksacademie om daarna hun studie af te ronden met een ‘finishing touch’-jaar in de lichtstad.”
Veel kunstschilders bezochten de stad slechts enkele weken, bijvoorbeeld voor de jaarlijkse Salonexhibitie. Eigentijdse kunstenaars zonden hiervoor hun werken in en een jury van oude mannen bepaalde welke werken deelnamen en wie in de prijzen viel. Het was het halve werk als je hier tussen kwam te hangen, vooral tot het einde van de negentiende eeuw.
Daarna gingen vernieuwende kunstenaars, wiens werk door de Salon werd geweigerd, zich op andere manieren organiseren. Netwerken was gedurende de hele periode heel belangrijk. “Dineren, geïntroduceerd worden bij de juiste invloedrijke mensen. Als je Frans sprak, gingen de deuren makkelijker open, en dat is nog steeds zo.”
Geen eenrichtingsverkeer
Omdat het qua omvang niet te doen was om al deze uitwisselingen te beschrijven, koos Jonkman ervoor om acht exemplarische kunstenaars te behandelen als casestudies. Ze begint de tentoonstelling met Van Spaendonck, die na de Franse revolutie in 1789 een grote rol ging spelen in de Franse kunstwereld. Mondriaan, die in Parijs woonde kort voordat de Eerste Wereldoorlog in 1914 begon, sluit de rij.
Van allemaal wil Jonkman een apart aspect laten zien in de tentoonstelling. “Vooral Van Spaendonck en Van Gogh hebben met hun vernieuwende technieken Franse kunstenaars beïnvloed, maar uiteindelijk is er vooral gehaald door Nederlanders. Het is alleen niet zo dat Nederland heel erg achterliep op de Fransen. Ik wil een nuance aanbrengen in het beeld van eenrichtingsverkeer dat nog steeds bestaat.”
Zonder de onderzoeksresultaten en de gevonden verbanden tussen kunstenaars had Jonkman de tentoonstelling niet kunnen maken. Ze zet dan ook echt een tentoonstelling neer die niet alleen indrukwekkend is maar die de bezoeker ook nieuwe inzichten geeft. En wie echt het naadje van de kous wil weten over het onderzoek, kan de dikke en prachtig geïllustreerde publicatie erbij pakken. (De tentoonstelling Nederlanders in Parijs 1789 – 1914 is te zien van 13 oktober 2017 tot 8 januari 2018 in het Van Gogh Museum Amsterdam.)