Om te kunnen inburgeren, is het essentieel dat je de taal leert. Maar hoe weet je als nieuwkomer dat je goed taalonderwijs krijgt? En wanneer spreek je een taal eigenlijk voldoende om mee te kunnen draaien in de maatschappij?
In Nederland heeft een nieuwkomer drie jaar de tijd om zijn inburgeringsexamen te halen. Dit vereist minimaal een A2-niveau van taalvaardigheid, oftewel: je moet in staat zijn om duidelijk en helder te communiceren bij dagelijkse taken. Wanneer je daarnaast wilt gaan werken op MBO- of HBO/WO-niveau, is het Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2) verplicht. Dit examen toetst een hoger niveau van taalvaardigheid; respectievelijk een B1- of B2-niveau.
Er zijn grote verschillen in de snelheid en het succes waarmee mensen een nieuwe taal leren. Het is daarom belangrijk dat het niveau van taalonderwijs goed aansluit bij het niveau van de deelnemers. Echter, doordat ‘NT2-docent’ geen wettelijk beschermd beroep is, kan ieder taalbureau de opleiding aanbieden. De kwaliteit van de cursussen verschilt daardoor enorm, zo blijkt uit een onderzoek onder vijfhonderd docenten en cursisten Inburgering. Ook ligt het slagingspercentage voor het Inburgeringsexamen in recente jaren vaak beneden de politieke streefwaarde van 55 procent. Wanneer kun je eigenlijk spreken van goed tweedetaalonderwijs?
Dynamisch proces
“Gedegen NT2-onderwijs werkt vanuit de veronderstelling dat taalverwerving een dynamisch proces is”, vertelt Gerrit Jan Kootstra, taalonderzoeker aan de Radboud Universiteit. “In de jaren 50 lag de nadruk vooral op de vergelijking tussen de eerste en de tweede taal en op de fouten die iemand maakt in het leerproces. Inmiddels weten we dat de snelheid waarmee iemand een nieuwe taal leert afhankelijk is van véle factoren. Niet iedereen doorloopt dezelfde stappen op hetzelfde moment. Er zijn zoveel verschillen tussen mensen en de manier waarop ze leren.”
“Belangrijk bij taalleren zijn zowel interne factoren, zoals motivatie en IQ, als externe factoren, zoals de kwaliteit van de docent en de mogelijkheid om de taal te oefenen,” vervolgt Kootstra. “Vanzelfsprekend blijft de mate van overlap tussen de moedertaal en de aan te leren taal ook van belang. Een Duitser heeft nu eenmaal meer talige aanknopingspunten om het Nederlands te leren dan een Chinees.”
Rijkdom aan taalervaringen
Taal leer je door het veel te spreken, in verschillende situaties. Het is daarom belangrijk dat je als nieuwkomer genoeg taalervaringen kunt opdoen. “In een asielzoekerscentrum kom je relatief weinig mensen tegen die Nederlands spreken. De nieuwkomers hier zullen daardoor minder snel de taal leren”, vertelt Kootstra. “Bovendien is het lastig om gemotiveerd te blijven wanneer je nauwelijks kunt oefenen in betekenisvolle taalsituaties.”
Inge Groenhuis is NT2-docent aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle. Ze bevestigt het belang van de rijkdom aan taalervaringen die je als nieuwkomer nodig hebt om de taal goed te leren. “Wij geven onze leerlingen buitenschoolse opdrachten mee. Ga eens naar de bibliotheek en vraag om een boek over het land waar je vandaan komt. Of bestel een halfje volkoren bij de bakker.”
Slijpen, slijpen, en nog eens slijpen
Bij taalleren wordt door de hersenen geen strikte scheiding gemaakt tussen de moedertaal en de nieuwe taal, waardoor deze in eerste instantie vaak door elkaar heen lopen. Nieuwkomers gebruiken handvatten uit hun moedertaal om het Nederlands te duiden. Zoals woorden die in beide talen hetzelfde betekenen of zinnen die een vergelijkbare woordvolgorde kennen.
“Een taal leren is verbindingen maken tussen betekenis en vorm in het brein”, legt Kootstra uit. “Deze nieuwe verbindingen worden door de hersenen geïntegreerd in het reeds bestaande netwerk van de moedertaal. Het is daarom van belang dat er in het NT2-onderwijs juist ook ruimte is voor taalleerders om zich af en toe in de moedertaal te blijven uitdrukken.”
“Op die manier kan een rijk netwerk aan verbindingen ontstaan. Vervolgens is het slijpen, slijpen en nog eens slijpen”, vervolgt Kootstra. “Dit vraagt om een communicatieve taalomgeving met ruimte voor voldoende aanbod, interactie en feedback. Hoe beter een docent rijke en stimulerende interacties weet aan te bieden, hoe beter iemand de taal leert.”
Wat in dit kader goed werkt volgens NT2-docent Groenhuis is het ‘speeddaten’ met Nederlandse leerlingen van andere opleidingen. “Een paar keer per jaar koppelen we de NT2-studenten aan onze studenten Nederlands of Logopedie om de taal op een laagdrempelige manier te oefenen. Ook is er binnen de NT2-opleiding een taalcoach aanwezig voor studenten die buiten de school weinig mogelijkheden tot oefenen hebben.”
Maatwerk
Er is nog maar weinig empirisch onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van het NT2-onderwijs. “In het onderwijs wordt de vraag naar effectiviteit vaker achteraf dan vooraf gesteld”, licht Kootstra toe. “Het is namelijk lastig om doelgroepen, werkvormen en onderwijsomstandigheden systematisch met elkaar te vergelijken. Echter, vanuit evaluatie- en ervaringsstudies ontstaat inmiddels het beeld dat maatwerk en de kwaliteit van de docent waarschijnlijk zeer belangrijke succesfactoren van het NT2-onderwijs zijn.”
Op de hogeschool Windesheim worden alleen asielzoekers en vluchtelingen onderwezen die al hoog opgeleid waren in het land van herkomst. “Om rekening te houden met hun individuele verschillen stellen we, aan de hand van een uitgebreide intake en soms een leerbaarheidstoets, van tevoren vast op welk taalniveau ze kunnen beginnen”, licht Groenhuis toe.
“Ook houden we zoveel mogelijk rekening met praktische belemmeringen, zoals verplichtingen die ze hebben vanuit het asielzoekerscentrum en met mogelijke vluchtelingentrauma’s die het leerproces kunnen vertragen”, vervolgt Groenhuis. “Wanneer je familie is achtergebleven in een oorlogsgebied, kan het lastig zijn om je volledig te concentreren op de les.”
Kwaliteitscontrole
Kootstra geeft ook bijscholing aan NT2-docenten en hij wijst op het belang om een kwaliteitscontrole wettelijk verankerd te krijgen. “Er is op dit moment geen wettelijke standaard waar een NT2-docent aan moet voldoen, zoals dit voor docenten moderne vreemde talen wel het geval is. Dat maakt het erg verwarrend voor nieuwkomers die op zoek zijn naar goed taalonderwijs.”
“Goed NT2-onderwijs begint met competente docenten”, vervolgt Kootstra. “In de jaren 70 stonden er voornamelijk vrijwilligers voor klassen met inburgerende migranten. Tegenwoordig is er een actieve controle van het onafhankelijke kwaliteitsinstituut ‘Blik op Werk’, die op basis van wetenschappelijke inzichten een competentieprofiel voor NT2-docenten heeft opgesteld. Aanbieders van tweede taalonderwijs die hieraan voldoen, mogen het Keurmerk Inburgeren voeren. Het zou mooi zijn als competente NT2-docenten binnenkort ook wettelijk erkend en beschermd worden.”
Een plek in de maatschappij
Kortom, goed NT2-onderwijs heeft een competente docent voor de klas die rekeninghoudt met de individuele verschillen tussen taalleerders. Ook wordt de student in staat gesteld om een rijke taal- en ervaringsbasis op te bouwen. Tot slot benadrukt Kootstra hoe belangrijk onbewuste verwachtingen van een docent kunnen zijn bij het succesvol onder de knie krijgen van een tweede taal. “Uit de onderwijspsychologie kennen we het Pygmalion-effect: hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties en lage verwachtingen tot minder goede prestaties”, aldus Kootstra. “Het kan zeker helpen wanneer een docent je net een beetje extra uitdaagt.”
Docent Groenhuis heeft altijd hoge verwachtingen van haar studenten. “Je ziet dat nieuwkomers vaak worstelen met statusverlies. Al waren ze rechter of dokter in hun herkomstland; in Nederland moeten ze weer helemaal onderaan de ladder beginnen. Ik wil mensen helpen om snel hun plek in onze maatschappij te vinden. Ik maak daarbij geen onderscheid tussen een asielzoeker of een expat uit een hoog statusland. Het NT2-onderwijs is een belangrijk middel tot participatie voor iedereen.”