Het afgelopen jaar besteedden we op NEMO Kennislink aandacht aan ‘het dier als donor’. We organiseerden in samenwerking met het Rathenau Instituut dialogen. Hieruit kwam naar voren dat de meeste dialoogdeelnemers niet tegen verder onderzoek naar de inzet van dieren zijn om het donororganentekort op te lossen. Tegelijkertijd pleiten ze voor onderzoek naar diervrije alternatieven.
Op de Nederlandse wachtlijsten voor donororganen staan honderden mensen. Voor een deel van hen komt een nieuw orgaan te laat, zij sterven terwijl ze op de wachtlijst staan. In de toekomst kunnen dieren dit orgaantekort misschien oplossen. Daarover ging het thema Het dier als donor van het Rathenau Instituut en NEMO Kennislink. Maandag 23 mei presenteerden zij hun eindrapport in Utrecht.
Dieren zouden op twee manieren kunnen helpen. Enerzijds zouden we dierlijke organen zo aan kunnen passen dat ze geschikt zijn voor een mensenlichaam. Dat heet xenotransplantatie. Begin dit jaar kreeg een Amerikaanse man voor het eerst een genetisch aangepast varkenshart getransplanteerd. De Amerikaanse man stierf uiteindelijk twee maanden na de operatie. Het varkenshart bleek besmet met een virus dat niet werd opgemerkt voor de transplantatie. Mogelijk is hij hierdoor overleden, geven zijn artsen aan.
Anderzijds zouden we menselijke organen kunnen laten groeien in dieren. Dan ontstaan dier-mens chimeren. Onderzoek naar dier-mens chimeren en xenotransplantatie vindt momenteel vooral plaats in Japan, Duitsland en in de Verenigde Staten. Het Rathenau Instituut noemt het in het rapport van belang om te bespreken of we deze toepassingen ook in Nederland verder willen onderzoeken en ontwikkelen, zodat de wetgeving mogelijk kan worden aangepast.
De Nederlandse wetgeving
Op dit moment is xenotransplantatie in Nederland om veiligheidsredenen verboden en er staat voorlopig geen debat gepland om te bespreken of dit verbod opgeheven moet worden. Onderzoek naar dier-mens chimeren is in Nederland juridisch mogelijk vanwege een maas in de Embryowet, maar er is op dit moment geen onderzoeker die daar gebruik van maakt. “Iedereen snapt dat het niet de bedoeling is”, zei Niels Geijsen, hoogleraar Ontwikkelingsbiologie en Regeneratieve Geneeskunde van de Universiteit Leiden hierover eerder tegen NEMO Kennislink. In juni is de eerste beraadslaging van de Tweede Kamer over de nieuwe Embryowet. Hierin moet meer duidelijkheid over onder andere chimerenonderzoek komen.
NEMO Kennislink organiseerde samen met het Rathenau Instituut tussen september 2021 en februari 2022 zes focusgroepen en elf dialogen over dieren als donor. We spraken met mensen uit heel Nederland met diverse achtergronden en expertises. Van patiënten tot artsen, van dierethici tot varkenshouders, van scholieren tot ouderen. Lianne Tijhaar deed als constructief journalist verslag van deze bijeenkomsten.
Ingehaald door de werkelijkheid
De meeste deelnemers bleken niet op voorhand tegen verder onderzoek naar de mogelijkheid om dieren te gebruiken om het donororganentekort op te lossen, als daarmee ernstig zieke patiënten sneller geholpen kunnen worden. Wel vinden ze dat wetenschappers tegelijkertijd diervrije alternatieven moeten blijven onderzoeken.
Hoogleraar Transplantatiechirurgie Ian Alwayn woonde een aantal dialogen als expert bij en noemt het rapport in een eerste reactie “terughoudend” en “een globaal verhaal”. “Ik had gehoopt dat eruit zou komen dat de tijd rijp is voor xenotransplantatie en dat de barrières voor het onderzoek hiernaar mogen worden opgeheven. Het rapport zegt niet specifiek iets over xenotransplantatie, alleen globaal over beide technieken. Terwijl dier-mens chimeren nog verre toekomstmuziek zijn en xenotransplantatie veel eerder mogelijk zal zijn.”
Volgens Petra Verhoef, een van de rapportschrijvers, zijn de aanbevelingen juist voor beide toepassingen relevant: “De bevindingen die uit de dialogen naar voren komen zijn van toepassing op zowel xenotransplantatie én dier-mens chimeren.”
Bijna alle dialogen vonden plaats voordat de Amerikaanse patiënt een genetisch aangepast varkenshart ontving. Tijdens de dialogen leek transplantatie van dierorganen naar mensen nog sciencefiction. “Ik zag die operatie ook niet aankomen. In feite zijn we ingehaald door de werkelijkheid”, zegt Alwayn. “Inmiddels vinden Duitse wetenschappers dat de tijd rijp is voor klinische studies. Gezien die huidige ontwikkelingen was het mooi geweest als dit rapport een duidelijker statement over xenotransplantatie naar de politiek had kunnen maken.”
Langer leven met jong orgaan
In het eindrapport geeft het Rathenau Instituut drie aandachtspunten voor de politiek, gebaseerd op de zorgen en overwegingen van de dialoogdeelnemers. Volgens Verhoef “bieden deze aandachtspunten een uitgelezen kans om verder onderzoek naar xenotransplantatie en/of dier-mens chimeren vorm te geven. Politici moeten besluiten of ze onder die voorwaarden barrières voor onderzoek willen opheffen of niet.”
Ten eerste schrijven de onderzoekers dat voor deelnemers diverse ethische overwegingen, zoals het welzijn van het donordier, zwaar wegen; evenals de proportionaliteit van de gezondheidswinst van mensen ten opzichte van de lasten voor het dier. Deelnemers zijn bijvoorbeeld huiverig dat relatief gezonde oude mensen een jong orgaan zouden willen om langer te leven.
Alwayn acht de kans klein dat dat gebeurt. “Ik begrijp die zorg en we moeten er zeker aandacht voor hebben maar ik denk dat het zo’n vaart niet zal lopen. Gezonde mensen hebben geen indicatie voor transplantatie en artsen zullen hen niet op een wachtlijst plaatsen.”
Ten tweede schrijven de onderzoekers in het rapport dat deelnemers vragen om strenge eisen voor de veiligheid en regulering van het onderzoek, en om dit internationaal te regelen. Dit om te voorkomen dat wanneer dier-mens chimeren bijvoorbeeld in Nederland verboden worden en anderen landen het wel toestaan, er orgaantoerisme ontstaat. Alwayn beaamt dat dit iets is wat de Nederlandse overheid goed in de gaten moet houden.
Als laatste noemen de deelnemers diverse punten bij eventuele inpassing van deze technieken in het zorgsysteem. Ze zijn bijvoorbeeld bang dat de zorgpremies enorm zullen stijgen en vragen zich af of er voldoende solidariteit is om met zijn allen meer geld uit te geven aan zorg. Daarnaast vragen ze zich af of de beschikbaarheid voldoende is en of deze organen voor iedereen toegankelijk zullen zijn. En ze vrezen voor een mogelijke afname van de bereidheid van mensen om orgaandonor te zijn.
Alwayn denkt niet dat de zorgpremie flink zal stijgen. “Xenotransplantatie zal een druppel op de gloeiende plaat van zorgkosten zijn. In de oncologische zorg gaat veel meer geld om dan in transplantatiezorg.” Over de kosten van eventuele dier-mens chimeren is nog niet zoveel te zeggen.
Orgaan doorspoelen
Hoewel de deelnemers niet op voorhand tegen verder onderzoek naar de inzet van dieren zijn, pleiten ze voor gelijktijdig onderzoek naar diervrije alternatieven. Een van die alternatieven is perfusie, waarmee onderzoekers de keuring van donororganen proberen te verbeteren. Momenteel wordt eenderde van de donororganen afgekeurd en de vraag is of dat terecht is. Anderzijds kijken de onderzoekers of afgekeurde organen opknappen als ze doorspoeld worden en bijvoorbeeld voedingsstoffen krijgen. NEMO Kennislink nam een kijkje bij de Groningse wetenschappers die dit onderzoek uitvoeren.
“Perfusie gaat zeker het aanbod donororganen vergroten, maar het is niet de ultieme oplossing om het tekort op te lossen”, zegt Alwayn. Hij legt uit dat een groot deel van de patiënten nu niet eens op de wachtlijst komt, terwijl ze wel baat zouden hebben bij een donororgaan. “Vanwege het tekort komen zij nu niet in aanmerking. Ik verwacht dat die indicaties in de toekomst gaan uitbreiden, waardoor er meer organen nodig zijn.” Dat gebeurt nu ook al af en toe. “Zo is recent besloten dat patiënten met uitgezaaide darmkanker in de lever in aanmerking komen voor een levertransplantatie.”
Een vorm van perfusie die vorig jaar veel aandacht kreeg, is de ‘heart in a box’-machine. Bij deze Amerikaanse uitvinding wordt een donorhart in een perfusiemachine gelegd die zuurstofrijk donorbloed door het orgaan spoelt. Hierdoor gaat het hart automatisch weer pompen.
Door de techniek komen meer harten in aanmerking voor transplantatie. Tot nu toe konden alleen donoren die hersendood waren een hart afstaan. Bij deze patiënten kan het hart gecontroleerd gestopt worden. Hierdoor blijft het orgaan in goede staat. Bij donoren die overlijden doordat zorgverleners de beademing stoppen, is de hartschade veel groter. Dat komt omdat het hart op het laatste moment uit alle macht bloed blijft rondpompen, terwijl er geen zuurstof meer wordt aangeleverd. Hierdoor werden deze harten afgekeurd voor transplantatie.
De verwachting is dat met de techniek jaarlijks veertig extra donorharten beschikbaar komen, meldt de Nederlandse Transplantatiestichting. Dat zou bijna een verdubbeling van het huidige aantal betekenen. Vorig jaar werden 44 harttransplantaties uitgevoerd.
Hart in een tas
Sommige hartpatiënten die meedoen aan een studie van het UMC Utrecht komen in aanmerking voor nóg een ander alternatief: het kunsthart. In november kreeg de eerste patiënt een exemplaar. Het kunsthart is een implanteerbaar apparaat dat de hele hartfunctie overneemt. Een stroomkabel loopt door de buikwand naar buiten en is verbonden met een draagbaar kastje met vier batterijen die de patiënt altijd in een schoudertas meedraagt. Sensoren in het hart meten wat de behoefte van de patiënt is en passen de hartfunctie waar nodig aan. Zo gaat het sneller kloppen bij inspanning.
“Het voordeel van dit kunsthart is dat de buitenkant is gemaakt van de kunststof polyurethaan en aan de binnenkant is bekleed met biologisch materiaal uit het hartzakje van een rund”, zegt cardiothoracaal chirurg Faiz Ramjankhan van het UMC Utrecht in het persbericht. “Het bloed wordt door een membraan voortgestuwd naar de lichaams- en longslagader. Hierdoor komt het bloed vooral in aanraking met biologisch materiaal.” De kans op afstoting is hierdoor kleiner. Het is nog onbekend hoe lang het kunsthart meegaat. “Een donorhart blijft voorlopig de gouden standaard”, zei cardioloog Linda van Laake tegen NRC.
Orgaan in de steigers
Een nadeel van de transplantatie van menselijke organen is dat patiënten hun leven lang anti-afstotingsmedicijnen moeten slikken. Ook hierop hebben wetenschappers iets bedacht. Als je alle cellen uit bijvoorbeeld een donorlever haalt, blijft alleen de structuur over, ofwel de matrix. Deze steigerconstructie bestaat uit collageen en elastine; eiwitten buiten de levercellen die voor de stevigheid van het orgaan zorgen. Vanuit die steiger kunnen wetenschappers dan weer een nieuw orgaan bouwen.
En daarvoor willen ze leverstamcellen van de patiënt zelf gebruiken, zodat de kans op afstoting het kleinst is. Eén stamcel kan tot een miljoen levercellen leveren in het lab. Het zou een aantal maanden kosten om de hele lever te vullen. Groot voordeel is dat de bloedvaten en galgangen al op de goede plek zitten.
Zover is het nog niet. Waarschijnlijk zal de eerste toepassing een transplantatie zijn waarbij een patiënt een stukje gekweekte lever krijgt en een groot deel van zijn eigen lever behoudt. Dat zou een oplossing kunnen zijn voor patiënten met levercirrose, ook wel ‘verlittekening’ van de lever genoemd.
Nier uit de printer
Nog een stap verder is een orgaan dat helemaal uit het lab komt. Bijvoorbeeld met de techniek waarmee wetenschappers mini-orgaantjes, ofwel organoïden, maken. Deze mini-orgaantjes vormen in een speciale kweekgel bolletjes weefsel. Of door het orgaan laagje voor laagje te bioprinten met behulp van een 3D-printer. Voor beide technieken hebben wetenschappers geen donororgaan meer nodig maar hierdoor komt er veel meer bij kijken. Onderzoekers moeten namelijk ook de steigerconstructie van collageen en elastine, en de bloedvaten en galgangen maken.
“Het zal nog lang duren voordat deze vormen van tissue engineering voor patiënten toegankelijk zijn”, zegt Alwayn. “Xenotransplantatie zal waarschijnlijk eerder beschikbaar zijn en zal als een soort overbruggingsoplossing kunnen dienen. Wellicht verdwijnt het daarna weer als er diervrije alternatieven komen.”
Verhoef voegt toe dat de bevindingen uit de dialoog niet onbeperkt houdbaar zijn. “Hoe de mens zich verhoudt ten opzichte van dieren is dynamisch. Het is aannemelijk dat we in de toekomst anders kijken naar het gebruik van dieren dan nu, en dat de meningen hierover veranderen als er diervrije alternatieven komen.” Zij raadt de politiek dan ook aan om opvattingen over de relatie tussen mens en dier in de samenleving te blijven onderzoeken.