Naar de content

Natuurlijk gaat het om moleculen

Er is geen verschil tussen natuurlijke moleculen en hun synthetische evenbeeld

Wikimedia Commons by Tiia Monto via CC BY-SA 3.0

Wie benieuwd is naar de samenstelling van zijn voedsel en met enige regelmaat etiketten leest zal het zijn opgevallen: er staan steeds minder E-nummers op. Betekent dit dat er sprake is van minder toevoegingen? Dat is maar zeer de vraag. De lijst met ingrediënten is doorgaans niet korter dan een jaar of wat geleden. De nieuwe trend lijkt het gevolg van een aantal hardnekkige misverstanden.

18 augustus 2014
Wikimedia Commons by Tiia Monto via CC BY-SA 3.0

In plaats van E-nummers vermelden producenten liever ingrediënten met een gewone naam. Zo vind je steeds vaker ‘gistextract’ in de ingrediëntenlijst. Het heeft een karakteristieke bouillonachtige smaak die het gebruik van de smaakversterker E-621 (mononatriumglutamaat) overbodig maakt. En vitamine B2, dat klinkt gezonder dan E-101 (riboflavine). Het wordt toegevoegd vanwege zijn gele kleur.

Dit redactioneel weerspiegelt de mening of visie van de redacteur. Hoewel wetenschappelijk onderbouwd en beargumenteerd, is het een persoonlijke mening en geen wetenschappelijk feit. Ben je het (niet) eens met de auteur? Geef dan vooral ook een reactie hieronder.

Waarom doen fabrikanten dit? Waarschijnlijk omdat consumenten bij E-nummers de perceptie hebben van een ‘synthetische’ toevoeging, die daarom onveilig en ongezond is. Die perceptie is om twee redenen misplaatst. Op de eerste plaats gaat het bij E-nummers om officieel toegelaten, goed onderzochte additieven. In een ingrediëntenlijst zouden E-nummers daarom juist vertrouwen in plaats van argwaan moeten wekken. Daarnaast geldt, en dat is de tweede reden, dat het lang niet bij alle E-nummers om door de mens gemaakte stoffen gaat. Zo zou je misschien denken dat karmijnzuur (E-120) iets uit een chemische fabriek is. Dat is niet het geval. De rode stof, toegepast voor het kleuren van onder andere yoghurt en snoep, is afkomstig uit gedroogde en gemalen cochenilleluizen (Dactylopius coccus).

Natuuridentiek

Bovendien: stel dat het karmijnzuur wél gemaakt zou zijn in een chemische reactor, dan zou er in principe geen enkel verschil zijn met het natuurlijke ingrediënt. We duiden het dan aan als ‘natuuridentiek’: gemaakt door mensen, maar in moleculaire samenstelling en vorm precies hetzelfde als de natuurlijke versie. Het is in dat geval precies even veilig.

Het is belangrijk je te realiseren dat een stof met een chemisch aandoende naam niet persé uit een chemische fabriek komt. Zo’n naam wordt slechts gebruikt om op een éénduidige manier aan te geven om welke stof het gaat.

Voor chemici is karmijnzuur C22H20O13, met een structuur zoals hiernaast. De officiële chemische naam luidt dan: 7-α-D-glucopyranosyl-9,10-dihydro-3,5,6,8-tetrahydroxy-1-methyl-9,10-dioxoantraceencarbonzuur.

Wikimedia Commons

De chemische wetenschap heeft het concept van moleculen ontwikkeld om stoffen te kunnen beschrijven en identificeren, en om inzicht krijgen in hun eigenschappen en werking. Dankzij het moleculaire concept begrijpen we nu heel veel van de wereld om ons heen. Het is bijvoorbeeld mogelijk geworden high-tech apparatuur te ontwikkelen die in staat is moleculen te herkennen en van elkaar te scheiden (niet voor niets heet de chemische wetenschap in het Nederlands de _schei_-kunde). Zodat het onder andere mogelijk is om het dopingmiddel clenbuterol te detecteren in het bloed van wielrenner Alberto Contador – 0,00000000005 gram in een urinedruppel. Maar ook de aanwezigheid van ethylbutanoaat (een geurstof) in, bijvoorbeeld, een banaan.

Of het nu om een banaan gaat, een appel, een tafel, het water in de oceaan of wijzelf: alles is opgebouwd uit moleculen. Daarom kan een product ‘vrij van chemicaliën’ alleen maar uit gebakken lucht bestaan. Of eigenlijk zelfs dat niet. Want ook lucht bestaat uit moleculen…

Niet-natuurlijke moleculen

Een lastig aspect in de discussie tussen ‘natuurlijk’ versus ‘synthetisch’ is dat de mens ook in staat is moleculen te maken die in de natuur niet voorkomen. Die zijn niet per sé onveiliger dan natuurlijke moleculen – per slot van rekening zijn die laatsten ook lang niet altijd veilig (denk maar aan slangengif). Alleen met gedegen wetenschappelijk onderzoek is vast te stellen of een molecuul – natuurlijk of synthetisch – veilig is voor de mens.

Een bekend voorbeeld van een synthetische verbinding is aspartaam, een kunstmatige zoetstof die ongeveer 200 keer zoeter is dan suiker. Het kreeg een slechte naam toen sommige onderzoekers beweerden dat het schadelijk voor de gezondheid zou zijn. In grotere studies is daar niets van gebleken, zodat aspartaam als veilig geldt. Het is toegelaten voor gebruik in voedingsmiddelen onder nummer E-951.

In onderstaande video legt chemicus Jan van Maarseveen van de UvA uit dat natuurlijke en chemische zoetstoffen niet principieel van elkaar verschillen. Een deskundig proefpanel van VARA’s consumentenprogramma KASSA trekt desondanks een opmerkelijke conclusie…

http://www.youtube.com/watch?v=fhEdoEGZ7Eg

Gistextract en E-621

Aanvulling dd 30 augustus 2014.
In een eerdere versie van dit artikel werd gesuggereerd dat er bij de toepassing van gistextract in plaats van de smaakversterker E-621 (mononatriumglutamaat) sprake zou zijn van identieke stoffen. Dit is niet het geval, liet de European Association for Specialty Yeast Products aan Kennislink weten.

Er zit weliswaar glutamaat in gistextract, zo’n vijf procent, aangezien dit van nature aanwezig is in gist. Maar daarnaast bevat het extract ook (andere) aminozuren, vitamines, mineralen en koolhydraten. Volgens de voedselwetgeving is gistextract een ingrediënt, dat dan ook als zodanig op het etiket vermeld staat.

Bij E-621 gaat het om zuiver mononatriumglutamaat – de meest pure vorm van glutamaat, gebonden aan natrium. Deze smaakversterker geldt wettelijk gezien als additief en heeft daarom ook een E-nummer gekregen.

ReactiesReageer