Bij een postnatale depressie denken we al snel aan vrouwen. Maar volgens een groeiend aantal deskundigen vallen ook mannen eraan ten prooi. Waar bij vrouwen vooral hormonen de oorzaak zijn, lijken bij mannen omgevingsfactoren eerder doorslaggevend.
Toen zijn tweede zoon in 2012 geboren werd, was psycholoog Stephen Davies aanvankelijk in de wolken. Enkele maanden later ging hij gebukt onder een depressie. “Ik had een kort lontje, voelde me voortdurend schuldig dat ik minder tijd aan mijn tweede zoon besteedde dan ik aan mijn eerste besteed had en werd eigenlijk steeds wanhopiger. Ook had ik nergens meer zin in. Als mijn vrouw me pushte om toch vooral wat leuks met vrienden te doen of mijn hobby hardlopen weer op te pakken, bleef ik liever thuis. Ik was ook erg moe. Waar ik bij de eerste nog studeerde, had ik nu een baan waarvoor ik ‘s avonds vaak moest overwerken. En in tegenstelling tot zijn oudere broer, was onze tweede zoon een slechte slaper. Pas na zo’n twee jaar sliep hij door.”
De ervaring van Davies is bepaald niet uniek; naar schatting vijf tot acht procent van alle mannen kampt na de geboorte van hun kind met depressieve gevoelens (tegenover tien tot vijftien procent van de vrouwen). In tegenstelling tot bij moeders worden de depressieve gevoelens van nieuwe vaders echter doorgaans niet (h)erkend of soms zelfs weggelachen door professionals in de gezondheidszorg zoals huisartsen en psychologen, vertelt pedagoog en vaderschapsdeskundige Louis Tavecchio van de Universiteit van Amsterdam. “Waardoor zo’n man dan nog verder weg kan zakken.”
Testosteron
Waarom worden mannen depressief na de geboorte van een kind? Vrouwen zitten tijdens de zwangerschap in een hormonale achtbaan. De concentratie van verschillende hormonen, testosteron, maar ook progesteron, oestrogeen en oxytocine, schommelt enorm. Bij mannen is dat niet het geval, al zijn er wel kleine veranderingen zichtbaar. Psycholoog Darby Saxbe (University of Southern California in de Verenigde Staten) mat in 2016 het testosterongehalte van mannen voor en na de geboorte van hun eerste kind. Zij ontdekte dat dit bij mannen over het algemeen licht daalt na de geboorte.
Een lager testosterongehalte bevordert de mannelijke zorg voor de kinderen. Het omgekeerde geldt óók. Zo laat onderzoek uit de Filipijnen door biologisch antropoloog Lee Gettler, van de Universiteit van Notre Dame (Verenigde Staten), zien dat mannen die erg betrokken zijn bij de zorg voor hun kinderen doorgaans een lager testosterongehalte hebben dan mannen die dat niet doen.
Anno 2020 zijn mannen veelal actiever betrokken bij de verzorging van hun kinderen dan eerdere generaties. Dit kan verklaren waarom problemen met depressie onder nieuwe vaders nu boven komen drijven. Saxbe ontdekte dat mannen met een relatief laag testosterongehalte gevoeliger zijn voor depressieve klachten dan mannen bij wie dit hoger ligt.
Volgens Onno Meijer, neuroendocrinoloog aan de Universiteit Leiden, kan het effect van een dalend testosterongehalte nooit heel groot zijn. “Als ik de resultaten van Saxbe bekijk, dan daalt de hoeveelheid testosteron bij vaders van ongeveer 50 pg/ml (picogram per milliliter) naar 48 pg/ml. Ter vergelijking: bij vrouwen stijgt het testosterongehalte tijdens de zwangerschap van 10 naar maar liefst 52 pg/ml. De kans dat zo’n kleine hormoonschommeling iets doet met het gedrag of de psyche van de man is heel klein”, stelt hij.
Maatschappelijke druk
Wat speelt er dan nog meer? Maatschappelijke ontwikkelingen zijn waarschijnlijk ook belangrijk. Dat mannen meer voor de kinderen zorgen komt niet uit de lucht vallen. “Vergeleken met vroeger wordt er veel meer van vaders verwacht”, zegt Davies, die niet alleen als psycholoog mannen begeleidt die kampen met een postnatale depressie, maar dat onderwerp eerder ook in een scriptie uitdiepte. “Mannen worden geacht ook flink voor de kinderen te zorgen – en terecht. Maar ze worden vaak minder goed op het vaderschap voorbereid dan vrouwen of nog altijd gezien als de mindere van de vrouw als het daarom gaat. Waardoor gevoelens van onzekerheid en faalangst opspelen.”
Volgens Tavecchio is het daarbij bovendien zo dat de werkvloer niet echt is meegegaan met deze nieuwe ontwikkelingen. “Bij veel bedrijven heerst nog altijd een cultuur waarin mannen geacht worden na een paar dagen vaderschapsverlof gewoon net zo hard te presteren als daarvoor. Hierdoor kunnen mannen zich van alle kanten onder druk gezet voelen.”
Privéleven
Ook het privéleven speelt een belangrijke rol in het risico op een postnatale depressie. “Het maakt veel uit of het kind gewenst is of niet, vertelt psychiater Mijke Lambregtse-Van den Berg. Zij onderzocht als een van de eersten in Nederland postnatale depressies bij mannen. In het Erasmus MC runt zij een polikliniek voor ouders met psychische klachten. “Ook hoe goed de relatie met de partner is, speelt een rol. Daarnaast is het hebben van een partner die aan een postnatale depressie lijdt een relatief grote risicofactor. In mijn praktijk zie ik nogal eens dat tegen de tijd dat de vrouw weer wat opknapt de man instort. Dan komen bij hem opeens allerlei gevoelens boven.”
Bovendien speelt de medische voorgeschiedenis mee. “Wanneer iemand eerder een depressie heeft gehad dan is dat, net als bij vrouwen, een belangrijke voorspellende factor”, zegt Lambregtse-Van den Berg. “En ook mannen die kampen met verslavingen zijn er gevoeliger voor.”
In de dagelijkse praktijk ziet Lambregtse-Van den Berg daarnaast bovendien soms een verschil tussen lager- en hogeropgeleiden. “Die eerste groep heeft vaak al voor de geboorte van een kind de nodige problemen, zoals schulden, huisvesting of gezinsproblemen. Na de komst van een kind verhevigen die dan vaak, wat de kans op een depressie groter maakt. Hogeropgeleiden hebben juist vaak hun leven goed op de rit en leiden een gestructureerd bestaan, maar hebben er dan soms moeite mee als de komst van een kind betekent dat ze veel minder aankunnen dan voorheen.”
Kinderen
Al met al lijkt het belangrijk dat artsen en andere zorgverleners meer oog krijgen voor depressieve gevoelens bij nieuwe vaders. Ook al omdat een vader die worstelt met het leven de ontwikkeling van zijn kinderen negatief kan beïnvloeden.
“De directe zorg zoals luiers verschonen lukt vaak nog net,” zegt Lambregtse- Van den Berg, tevens een van de onderzoekers van Generation R, een omvangrijk onderzoeksproject dat sinds 2001 de ontwikkeling van tienduizend Rotterdamse kinderen in kaart brengt. “Al dan niet met hulp van buiten. Maar voldoende geknuffeld worden en oprechte aandacht krijgen van ouders is ook erg belangrijk voor een goede ontwikkeling van een kind. Kinderen die niet goed worden gestimuleerd, kunnen cognitief, emotioneel en motorisch een achterstand oplopen.”
Dat laatste liet ook de Britse kinderpsycholoog Paul Ramchandaini van het Imperial College London zien in een grootschalig onderzoek naar de invloed van depressieve vaders op gezinnen. Met name de zonen hadden meer kans op leer- en gedragsproblemen en ook om later zelf een depressie te krijgen. Het feit dat depressieve vaders vaker een kort lontje hebben, lijkt daarin een belangrijke rol te spelen.
Oplossingen
Omdat postnatale depressieve gevoelens bij mannen nog relatief weinig onderzocht zijn, is er nog slecht bekend wat dit fenomeen kan verhelpen of inperken. Er zijn echter al wel suggesties voor. Tavecchio: “Mannen zouden langer zorgverlof moeten krijgen. Dan kunnen vaders – en stellen in het algemeen – gemakkelijker een balans vinden tussen werk en privé.” Ook moet de screening op postnatale depressies bij mannen beter worden, menen zowel Tavecchio als Lambregtse-Van den Berg.
Daarnaast blijkt uit interviews met jonge vaders dat ze denken dat een betere voorbereiding op het vaderschap helpt. Ouderschapscursussen focusen vaak op de vrouw; als man hang je er maar een beetje bij. “Betrek mannen meer in die cursussen of organiseer vaderschapscursussen. Of praatgroepen voor nieuwe vaders,” zegt Tavecchio.
Pedagoog Marian Bakermans-Kranenburg van de Vrije Universiteit Amsterdam onderschrijft dit. Ook zij doet onderzoek met nieuwe vaders en signaleerde soms een contrast tussen de verwachtingen voor de geboorte en de realiteit erna. In een onderzoeksproject geeft ze aanstaande vaders de kans te communiceren met hun nog ongeboren kindje. Een echo brengt de baby in beeld, waarna de vader de buikwand masseert, zingt of voorleest. “Het is verrassend hoezeer zo’n kindje daar dan op reageert. Het duwt terug met een beentje of handje, draait het hoofd naar de vader of gaat achteruit leunen en duimen.”
Moeders dragen nou eenmaal een kindje bij zich, wat betekent dat zij bij de geboorte vaak al meer een band hebben daarmee, wat de overgang naar het ouderschap kan vergemakkelijken, vertelt ze. “Door ook de vader de kans te geven bewust contact te maken met zijn kind, is de kans groter dat ook die gemakkelijker in de zorgfunctie kan schieten als het kindje er eenmaal is.”