In de 16e en 17e eeuw maakten kunstenaars veel schilderijen met mythologische onderwerpen. In eerste instantie roept dat vragen op: wat vond de kerk van deze heidense toestanden? En waren de schilderijen alleen voor de klassiek geschoolde elite? Of begreep Jan met de pet ook welk verhaal was uitgebeeld? Het blijkt dat we vandaag de dag minder in aanraking komen met klassieke mythologie dan de mensen in de 17e eeuw. De bekende mythes, die nu voornamelijk op het gymnasium worden onderwezen, kende toen bijna iedereen.
Nazaat van Hektor
Ondanks de kerstening van de heidense bevolking in Europa tijdens de vroege middeleeuwen, verdwenen de verhalen over helden en goden niet helemaal. Geleerde kerkvaders zoals Augustinus vonden het beter om de bruikbare elementen uit deze verhalen aan het nieuwe geloof te passen. Dit gold niet alleen voor Germaanse verhalen maar ook voor Romeinse. Zo kon de ongeletterde bevolking via hun eigen verhalen bekend raken met de nieuwe christelijke mores en gebruiken.
De mythes uit de Klassieke Oudheid die het meest bekend waren gebleven stamden uit de Ilias en de Odyssee van Homerus en uit de Metamorfosen van Ovidius. De teksten van Homerus, die in bewerkte versies bewaard waren gebleven, waren vooral geliefd bij Europese edelen. Hierin stonden de Trojaanse helden, die na de brand van hun vaderland over Europa waren uitgewaaierd om daar vorstenhuizen te stichten. Europese edelen claimden graag afstammelingen te zijn van deze Trojanen om hun status te vergroten. Vooral Trojaan Hektor was erg populair terwijl in oudere teksten juist zijn Griekse tegenstander Achilles de nobele held was.
De Metamorfosen van Ovidius kwam weer in de picture tijdens de Renaissance, een periode waarin weer terug werd gegrepen naar de Klassieke Oudheid. Het vrouwelijk naakt was al 1000 jaar een taboe in de kunst en de richtlijnen, waarnaar de klassieke schilders en beeldhouwers werkten, waren in de vergetelheid geraakt. De vrome kunstenaar Sandro Botticelli bracht daar rond 1486 verandering in met zijn schilderij De geboorte van Venus. De Katholieke kerk was in die tijd de grootste opdrachtgever maar dit schilderij was besteld door, waarschijnlijk, de machtige Toscaanse de’ Medici familie. Totaal buiten de kerkelijke traditie schilderde Botticelli de mooie en gracieuze Venus in volle glorie op het doek.
Hij maakte duidelijk gebruik van anatomische studies voor het lichaam van zijn godin. Ook de ideale afmetingen, zoals beschreven in de richtlijnen van klassieke kunstenaars, had hij verwerkt. Het onderwerp van het schilderij was bij nog niet veel mensen bekend en de opdrachtgever zal daarom een liefhebber zijn geweest van de nieuwe stroming. Vanuit Italië, waar schilderijen met naakte godinnen vooral bij de edelen erg populair werden, verspreidde deze mode zich over de rest van Europa. In de Nederlanden was het schilder Jan Gossaert die begin 16e eeuw de mythologische verhalen als onderwerp voor zijn werk ging gebruiken. De schilders verbeeldden de Klassieke Oudheid zoals zij dachten dat het er uit gezien moest hebben. Belangrijk hierbij waren, naast de naakten, de klassieke architectuur met veel zuilen en de kostuums van de figuren.
Ovidius superhip
Maar de echte hype begon na het midden van de 16e eeuw. In de literatuur waren de Metamorfosen erg populair geworden onder het gewone volk. Ze verschenen niet alleen in het Latijn voor de geletterde bevolking maar ook in de volkstaal en geïllustreerd voor de rest. In deze versie van de Metamorfosen zag je een prent met een titel en een kort versje eronder. Deze tekst was geen letterlijke vertaling van Ovidius maar meer een moralistische uitleg bij de prent. De eerste geïllustreerde Metamorfosen in het Nederlands verscheen in 1557. Deze prenten bij de klassieke verhalen waren enorm populair en bij elke herdruk of nieuwe uitgave werden ze weer gebruikt. Hierdoor waren de afbeeldingen zo bekend geworden onder de mensen, dat de latere schilders uit de 17e eeuw de composities van de prenten vaak overnamen. Uitleg over het afgebeelde was dan verder niet nodig. Vandaar dat de composities van schilderijen, die dezelfde mythe uit de klassieke oudheid afbeeldden, vaak op elkaar leken.
Neem het Parisoordeel: het verhaal waarin Paris de Gouden Appel aan de mooiste godin schonk. (Dit verhaal kwam oorspronkelijk uit de Ilias maar werd in de Middeleeuwse versies van de Metamorfosen besproken.) Deze scène is maar een klein onderdeel van een langer verhaal maar ook nu nog is het bij veel mensen bekend. Dit hebben we te danken aan de schilders uit de 17e eeuw. Zij kozen voor hun schilderij vaak het moment waarbij Venus de appel krijgt of net heeft gekregen van Paris. Precies deze scène was op de prenten uit de 16e eeuw al weergegeven zodat jong en oud wist wat de schilder wilde vertellen met zijn naakte dame en haar appel. De moraal van het verhaal uiterlijke schoonheid en lust brengt de mens ten val was ook niet nieuw vanwege de tekstuele uitleg bij deze prenten. De toeschouwer wist dat het hier niet om de naakte vrouw ging maar om de les erachter. Tekstuele uitleg mocht dan niet mogelijk zijn bij schilderijen maar vanwege de kennis van de onderschriften bij de prenten was het ook niet nodig.
Gewrongen lichamen
In de 16e eeuw komt een stroming op in de schilderkunst die we nu het Maniërisme noemen. Bij deze manier van schilderen stond het lichaam centraal: de schilder gaf de naakte lichamen weer in de meest moeilijke houdingen waardoor spiermassa’s en kronkelende ledematen goed konden worden waargenomen door de toeschouwers. Het schilderen van deze naakte lichamen werd gezien als een staaltje virtuositeit van de schilders. Ze konden door middel van deze stijl aan iedereen laten zien hoe goed ze waren in hun vak. Het genre waarbinnen de schilder zijn ultieme vaardigheden kon tonen wordt de historieschilderkunst genoemd. Schilderijen uit dit genre, de historiestukken, verbeeldden scènes uit de geschiedenis. De naakte lichamen van de goden in de mythologische verhalen uit de Klassieke Oudheid, maar ook verhalen uit de bijbel, leenden zich daarom goed voor dit genre.
De historieschilderkunst was het belangrijkste genre binnen de schilderkunst van de 17e eeuw. Niet alleen vanwege de virtuoos geschilderde figuren maar ook vanwege de onontbeerlijke kennis van de geschiedenis. De Vlaamse kunstschilder Karel van Mander beschreef het genre al in zijn Schilderboeck in 1604. Hij wilde met zijn boek de schilderkunst van ambacht tot kunst verheffen. En gedegen kennis over de nieuwe en oude theorieën van het schilderen en over onderwerpen uit de Klassieke Oudheid waren daarbij noodzakelijk. Dit stond allemaal in Van Mander’s boek evenals namen van oude meesters uit de Klassieke Oudheid. En omdat de Metamorfosen van Ovidius zo populair waren, had hij de uitleg van de mythologische verhalen als bijlage aan zijn boek toegevoegd.
Mythologische onderwerpen waren dus erg belangrijk in de kunst van de 17e eeuw. De schilder kon hiermee aantonen dat hij kennis bezat over de Klassieke Oudheid en hij kon laten zien hoe goed hij het menselijk naakt kon afbeelden. Nu waren er twee soorten naakt: het erotische naakt en het historische naakt.
In het eerste geval werd de mythologie aangegrepen als excuus om een naakte vrouw te schilderen. Vaak werden deze schilderijen opgehangen in privévertrekken. De eigenaren hadden ze om aan hun vrienden te laten zien of om de sfeer in de slaapkamer wat spannender te maken: er werd zelfs gedacht dat de afbeelding van een naakte vrouw de vruchtbaarheid zou verhogen. Dit soort schilderijen kreeg een jong bruidspaar uit betere kringen nog wel eens cadeau. In sommige gevallen was het echtpaar zelf afgebeeld als klassieke goden of helden. De jonge bruid stond halfnaakt afgebeeld als de liefdesgodin Venus of een andere mythische schone. Deze schilderijen, die nu in volle glorie in musea over de hele wereld hangen, waren in de 17e eeuw niet gemaakt voor andere ogen dan die van de naaste bekenden.
De historische naakten waren minder expliciet en vaak voorzien van een christelijk moraal. De meest afgebeelde scène in Nederland (maar niet daarbuiten) komt uit het verhaal van Vertumnus, de god van de herfst. Hij bezocht in de gedaante van een oude vrouw Pomona, de godin van tuinen en boomgaarden. Hij wilde met haar trouwen maar omdat ze niets te maken wilde hebben met de liefde of met mannen, moest hij een list verzinnen. Als oude vrouw probeerde hij haar te overtuigen van de voordelen van een huwelijk.
Het naast elkaar plaatsen van een jonge en oude vrouw was erg populair in de schilderkunst. De schilder kon hiermee laten zien hoe kundig hij alle stadia van de menselijke huid kon uitbeelden. Dit werd gezien als een van de grootste uitdagingen voor een schilder. Daarnaast kwam de moraal om de hoek kijken: alle aardse schoonheid is vergankelijk. Afbeeldingen van deze vergankelijkheid zijn in grote getale en in veel varianten terug te vinden in de 17e eeuw. Maar door het gebruik van een jonge en oude vrouw in één schilderij is de verwijzing heel nadrukkelijk aanwezig.
De Metamorfosen van Ovidius, die bij iedereen, geletterd of niet, bekend waren, leenden zich dus goed voor de historieschilderkunst. Hoogmoed komt ten val, zonde wordt gestraft en deugd beloond: zulke thema’s zaten vaak achter de mythologische schilderijen. Ook de overwinningsthema’s uit de Trojaanse oorlog deden het goed. Zij waren vooral geliefd bij de stadsbesturen die hadden geleden onder het Spaanse juk. Hierdoor waren ook in de stadhuizen mythologisch naakten aan de muren te vinden. Ondanks de protesten vanuit de Protestantse kerk zouden de ‘heidense’ verhalen uit de Klassieke Oudheid erg populair blijven in de 17e eeuw. Onder alle lagen van de bevolking werd genoten van de erotisch getinte naakten maar ook van het moraal erachter.
Mythologische figuren op Kennislink:
- Gipsen helden in het Allard Pierson museum
- Mythen op Grieks aardewerk