Over meertaligheid bestaan hardnekkige mythen. Het zou schadelijk zijn voor je Nederlands om thuis een andere taal te spreken. Hoe tackel je dit soort mythen?
Meertaligheid kent heel veel mythen. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de discussies over taal in het hoger onderwijs van de afgelopen tijd. Dat gesprek is vaak eenzijdig: het gaat over het verplichten van het Nederlands óf het Engels. De nieuwe regering heeft plannen om de positie van het Nederlands aan universiteiten te verstevigen en daarmee de verengelsing tegen te gaan. Dit is zelden een positief en inclusief verhaal waarin het Nederlands en het Engels naast elkaar bestaan (en beide floreren), laat staan een verhaal waarin ook ruimte is voor andere, kleinere talen.
Sterker nog: met de recent aangekondigde afschaffing van kleine talenstudies aan Nederlandse universiteiten wordt het belang van taaldiversiteit, en de maatschappelijke waarde van universitair geschoolde taalprofessionals, juist ondermijnd. Waar gaat het fout? Hoe kan het dat er nog steeds geen maatschappelijke (en politieke) overeenstemming is over de waarde van het Nederlands én alle andere talen? Zien mensen een meertalige aanpak nog te veel als een geesteskindje uit de ivoren toren van de wetenschap?
Taalwetenschappers onderzoeken meertaligheid al heel lang. Ze richten zich bijvoorbeeld op de voor- en nadelen van een meertalig brein, de effecten van een meertalige opvoeding en de impact van meertalig onderwijs. Lees voor een helder overzicht bijvoorbeeld (nog) maar eens de blog van Face of Science Anne-Mieke Thieme over ‘100 jaar wetenschap over meertaligheid’.
Door het jarenlange onderzoek weten onderzoekers wat de meerwaarde is van meertaligheid voor individuele sprekers, maar ook voor de samenleving als geheel. In een maatschappij waarin burgers meerdere talen spreken, is het bijvoorbeeld makkelijker om succesvolle internationale samenwerkingen aan te gaan. En taalrijkdom brengt ook een heleboel culturele verrijking met zich mee.
Het belang van wetenschapscommunicatie
Wetenschappers doen diepgaand onderzoek, vaak naar de kleinste details van de soms meest obscure onderwerpen, en publiceren daarover in hoogstaande wetenschappelijke tijdschriften: de crème-de-la-crème van het vakgebied. Op die manier brengen ze kennis over meertaligheid steeds een stukje verder. Toch komt veel van die wetenschappelijke kennis niet terecht bij het brede publiek. Simpelweg omdat niet alles voor iedereen relevant is, maar ook omdat niet al het onderzoek even toegankelijk is voor de gemiddelde niet-wetenschapper.
Publicaties zijn vaak technisch, bevatten ingewikkeld jargon en zijn doorspekt met literatuurverwijzingen. Wetenschapsjournalisten ‘vertalen’ het werk van wetenschappers naar teksten en video’s die de buitenwereld wél bereiken. Maar wetenschappers kunnen ook zelf die stap zetten. Juist door af en toe het vizier te richten op wat zich afspeelt buiten de academische muren, krijg je je eigen onderzoek scherper in beeld. En natuurlijk ook de overtuigingen die erover leven in de samenleving.
Een panelgesprek over meertaligheid
Als Face of Science word ik regelmatig uitgenodigd om onderzoeksbevindingen te delen en met anderen in gesprek te gaan, bijvoorbeeld in de media, via workshops of tijdens publiekslezingen. Zo nam ik op 27 mei 2024 deel aan een themabijeenkomst over meertaligheid in mijn eigen woonplaats: ‘Meertaligheid van Eindhovense jeugd in beeld’.
De stad Eindhoven ligt in de zogenoemde Brainportregio, een regio die technologische innovatie hoog in het vaandel heeft met onder andere de Technische Universiteit Eindhoven en bedrijven als Philips, DAF en ASML. Brainport trekt veel kenniswerkers aan uit het buitenland. Die expats komen voor kortere of langere tijd in Eindhoven werken en wonen, vaak met hun gezin. Wanneer kinderen van expats (of van andere nieuwkomers) instromen in het Nederlandse onderwijs, komen ze daar in aanraking met de Nederlandse taal, maar thuis spreken en/of horen ze vaak nog hun eigen moedertaal.
Uit onderzoek weten we dat het ondersteunen van thuistalen het welbevinden van kinderen ten goede komt. Taalwetenschappers pleiten ervoor om thuistalen ook een plek te geven in het onderwijs. Dat kun je doen door leerlingen soms toe te staan in hun thuistaal te communiceren, bijvoorbeeld wanneer ze aan een medeleerling de lesstof uitleggen. Dan blijft de inhoud van de les beter hangen en voelen ze zich ook welkom en thuis in de klas.
Bovendien weten we uit onderzoek dat een goed ontwikkelde thuistaal een stevige basis vormt voor het leren van andere talen, zoals het Nederlands. Met andere woorden: kinderen die het Nederlands als tweede taal leren, hebben vaak juist voordeel van alle andere taalkennis die ze al bezitten. Natuurlijk zijn er ook taalspecifieke problemen: als je thuistaal bijvoorbeeld geen lidwoorden heeft, is het soms extra moeilijk om ze in het Nederlands onder de knie te krijgen. Maar daar worden dan weer allerlei hulpmiddelen voor ontwikkeld, zoals apps. Tijdens het panelgesprek kon ik mijn kennis en ideeën over dit soort onderwerpen delen met allerlei professionals en liefhebbers die zich inzetten voor meertaligheid en taalrechten in Eindhoven. Na afloop was er een brainstormsessie in kleinere groepen waarin we nadachten over praktische manieren om meertalige kinderen in de regio te ondersteunen.
Als taalonderzoeker vind ik het inspirerend om te zien hoe je via concrete materialen en activiteiten het juiste voorbeeld kunt geven: leading by example. Goede wetenschapscommunicatie is geen eenrichtingsverkeer waarin je plooien (bijvoorbeeld in het denken over meertaligheid) simpelweg glad strijkt, maar juist een gesprek waarin je rekening houdt met de zorgen en onzekerheden die in de praktijk leven rond jouw onderwerp.
Van panellid tot bestuurslid
Eind oktober 2024 ben ik toegetreden tot het bestuur van HLE Network. Zo zie je waar deelname aan een panelgesprek al niet toe leidt! Ik kijk ernaar uit om vanuit die rol bij te dragen aan de bevordering van de talige diversiteit in Eindhoven.
Wil je op de hoogte blijven van de activiteiten van HLE Network? Dan kun je terecht op deze website.