Taal kan ook anders dan de klanken, woorden en zinnen die wij spreken. In de serie Wereldtalen onderzoeken we de brede variatie in talen in de wereld. Deel 4: taboetalen.
De woorden die je gebruikt met je beste vrienden in de kroeg, zijn vast niet allemaal even geschikt voor tijdens een bezoekje aan je schoonouders. Iedere spreker past zijn taal aan aan de situatie waarin hij zich bevindt. In Australische Aboriginal-gemeenschappen ligt het nog een tikje ingewikkelder: daar is het zelfs uit den boze om met een potentiële schoonmoeder een gesprek aan te knopen. Om toch iets te zeggen kun je dan gebruikmaken van een zogenaamde ‘taboetaal’.
Stef Spronck is taalwetenschapper aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Helsinki en doet al jarenlang onderzoek naar taboetalen, met name naar de taboetaal van de Ngarinyin, een Aborginalstam in Noordwest-Australië. “Het is geen geheimtaal, eerder een vorm van respect.”
Weduwetaal
Taboetalen komen niet alleen voor in Australië, maar zijn ook opgetekend in bijvoorbeeld Afrika en Papua Nieuw-Guinea. Toch zijn taboetalen nergens zo complex als in Australië, weet Spronck. Ze weerspiegelen de complexe verwantschapssystemen van de Aboriginals. “Er zijn heel strikte regels over hoe je je moet gedragen tegenover mensen met wie je een bepaalde verwantschap hebt. Dat is niet alleen biologische verwantschap. Het is gebaseerd op je afkomst, je relatie met totems: iedereen wordt geboren met een totem, afhankelijk van je mythische voorouders en het gebied waar je geboren bent. Dat bepaalt dus ook met wie je wel en niet mag praten. Wanneer je niet met iemand mag praten, gebruik je zo’n taboetaal waarmee je aangeeft: ik weet dat ik nu in een situatie ben dat ik niet met je mag praten, maar ik moet toch wat zeggen en doe het daarom op deze manier.”
Spronck kwam het bestaan van taboetalen in Australië zelf op het spoor toen hij taalwetenschappelijk onderzoek deed bij de Ngarinyin-gemeenschap. Tot dan toe waren taboetalen daar nog niet beschreven. “Totdat een van de sprekers erover tegen mij begon. Hij is inmiddels overleden. Maar hij vond het belangrijk dat ook dit taalsysteem werd vastgelegd voor jongere generaties. Door hem ben ik er ook bij andere sprekers naar gaan vragen en toen kwamen de verhalen los. Bovendien ontdekte ik samen met mijn promotor aanwijzingen in het woordenboek van het Ngarinyin, dat langgeleden is samengesteld door een missionaris. Daarin stonden vage omschrijvingen als ‘weduwetaal’ en ‘schoonmoedertaal’. Maar die wezen dus al op die taboerelaties en bijbehorende talen.”
Ander stemgeluid
De naam ‘taboetaal’ is wel een beetje verwarrend, zegt Spronck. Het is namelijk niet zoals bij een geheimtaal, dat buitenstaanders het niet kunnen ontcijferen. Het taboe slaat op de taboerelatie, maar in feite kan iedereen in de gemeenschap de taboetaal verstaan. Een ander woord is daarom ook wel ‘ontwijktaal’. Of het een echte taal is, daar zijn de meningen over verdeeld: volgens sommige taalwetenschappers is het meer een spreekstijl. Maar volgens Spronck neigt het wel degelijk naar een echte taal, omdat het niet alleen bepaalde woordjes zijn die je vervangt. Er komt veel meer bij kijken.
“Het is niet alleen het gebruik van een ander woord. Er bestaan ook allerlei grammaticale aanpassingen. En dan is er nog de manier van uitspreken, je stemgebruik. Allemaal dingen waarmee je aangeeft: ik ben nu raar aan het praten. Al die middelen samen vormen een taboetaal. Zo mochten weduwen in de Ngarinyin-gemeenschap lange tijd niet praten als hun man overleden was. De weduwe mocht alleen praten tegen haar schoonbroer, en dan alleen in een taboetaal. Daar horen niet alleen andere woorden bij, maar ook een ander stemgeluid: ze moest dan heel hees praten.”
De mate waarin je de taboetaal gebruikt, hangt ook weer af van de situatie. Hoe zwaarder het taboe, hoe meer elementen je gebruikt uit de taboetaal. “Dat betekent dat je in sommige situaties een geheel andere taal gebruikt, die niet meer lijkt op de gewone taal. Alleen als er maar een klein beetje sprake is van taboe, gebruik je een mix van gewone taal en taboetaal.”
Consequenties
Wel zijn de taboetalen nu sterk met uitsterven bedreigd, net als de ‘gewone’ Aboriginaltalen, vertelt de onderzoeker. “Ooit werden er meer dan 250 Aboriginaltalen gesproken, nu zijn er nog maar 12 talen die echt worden doorgegeven aan kinderen. En taboetalen verdwijnen nog sneller, dus er zijn er misschien nog een paar. Maar wat we ervan weten is eigenlijk allemaal op basis van overlevering.”
Dat de taboetalen nagenoeg niet meer gebruikt worden, bemoeilijkt het taalwetenschappelijk onderzoek in sommige opzichten. Zo is bijvoorbeeld niet helemaal bekend hoe taboetalen overgedragen werden op kinderen. Want hoe leer je nou een taal die je pas op latere leeftijd mag gebruiken? Volgens Spronck werden deze talen toch wel al vroeg expliciet aan kinderen geleerd.
“Het zijn ook geen heel ingewikkelde talen om te leren. Bovendien komt een deel van de woorden vaak uit omliggende talen die kinderen al beheersen. De meeste Aboriginals groeien meertalig op. Het zijn ook nog eens talen die heel weinig veranderen, juist omdat de regels zo strikt zijn. Vooral vroeger waren de sociale regels heel streng: mensen die zich er niet aan hielden werden soms zelfs gedood. Als je je in het bijzijn van je schoonmoeder ging praten was dat een enorme belediging. Daar waren bepaalde consequenties aan verbonden. Dus je keek wel uit om fouten te maken.”