Zuid-Molukse jongeren kaapten veertig jaar geleden een trein en gijzelden ruim honderd basisschoolkinderen in Drenthe. Nederland stond op zijn kop: zoiets was hier nog nooit gebeurd! Dit was niet de eerste kaping, maar kinderen gijzelen was een nieuw dieptepunt. Wat dreef de Zuid-Molukse jongeren tot deze gewelddadige acties?
Net zoals bij de recente aanslag in Manchester waren veertig jaar geleden schoolkinderen het doelwit van terroristen. Toch zijn die Zuid-Molukse jongeren en de jonge jihadistische zelfmoordplegers van nu niet vergelijkbaar, volgens antropoloog Fridus Steijlen (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde). “In de jaren zeventig gebruikten activisten geweld om politieke doelen te bereiken, om onderhandelingen af te dwingen. Zo eisten de Molukkers een onafhankelijke staat. Geweld door IS is niet gericht op onderhandelingen, maar op het maken van zoveel mogelijk slachtoffers.” Waarom gingen de Molukkers over tot geweld en welk effect had dit?
Verplicht naar Nederland
Tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) vochten de christelijke Zuid-Molukse soldaten in het Nederlands-Indische leger (KNIL) tegen de Indonesische vrijheidsstrijders. Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, riepen de Zuid-Molukkers hun eigen onafhankelijke Republik Maluku Selatan (RMS) uit. Indonesië erkende deze onafhankelijke staat echter niet. Om de fragiele band met Indonesië niet onder druk te zetten, moesten de Molukse soldaten in Nederlandse dienst zo snel mogelijk Indonesië verlaten.
In 1951 verscheepte Nederland ongeveer 12.500 Zuid-Molukkers met de belofte dat het maar voor een korte periode zou zijn. Na aankomst ontsloeg de regering de soldaten uit het leger, ondanks trouwe dienstjaren. Dit deed geen goed voor het vertrouwen in Nederland en daarnaast waren de Molukkers nu niet alleen staatloos, maar ook werkloos. De mannen en hun jonge gezinnen werden ondergebracht in kampen, waaronder de doorgangskampen Westerbork en Vught uit de Tweede Wereldoorlog. Integratie vonden beiden kanten geen goed idee, en er zat niets anders op dan hier hun tijd uit te zitten.
Ondertussen verstreken de jaren en de RMS kwam niet van de grond. Steijlen: “Op de Molukken werden politieke activisten vervolgd en de Molukkers konden niet terug. De oud-soldaten moesten vanaf 1956 zelf werk zoeken of een uitkering aanvragen en kregen geen volledige verzorging meer door de staat. De werkeloosheid was hoog en de leerachterstand van de kinderen groot.” Nieuw beleid moest dit verbeteren. Er zouden nieuwe woonwijken komen in gebieden met meer werkgelegenheid. Tussen 1957 en 1960 werden zestig Molukse woonwijken uit de grond gestampt, maar meestal niet in de buurt van werk. De problemen bleven bestaan, de sociaaleconomische achterstand bleef groeien, samen met de ontevredenheid over het Nederlandse regeringsbeleid.
Radicaliserende jeugd
“De tweede generatie Molukkers, die in Nederland opgroeide, stond net zo vurig achter het ideaal van een onafhankelijke republiek als hun ouders. Ze zagen rolmodellen in de gewelddadige Palestijnse vliegtuigkapers en de Amerikaanse Black Panther Movement en sommige jongeren radicaliseerden”, aldus Steijlen. Dit uitte zich in brandstichting in de Indonesische ambassade (1966) en bezetting van de woning van de Indonesische ambassadeur (1970). Het leverde niet het gewenste resultaat op en de jongeren richtten zich met hun acties op de Nederlandse samenleving. In 1975 kaapten ze een trein, waarbij de kapers de machinist en twee passagiers vermoordden. Ook vond een gijzelingsactie in het Indonesische consulaat in Amsterdam plaats. Het doel van deze acties was om de Nederlandse regering onder druk te zetten om werk te maken van de RMS. De kaping werd uiteindelijk gebroken doordat de kapers zich lieten ompraten. Dit murw praten van gijzelaars heet sindsdien de Dutch approach.
Na de kaping van 1975 maakte de regering voor het eerst afspraken met de Molukse gemeenschap zelf en stelde ze ook de gemengde commissie Köbben-Mantouw in om te werken aan de Molukse problematiek. Maar het ging de Molukse jeugd niet snel genoeg: te veel beloftes, maar weinig daden. Op 23 mei 1977 kaapten negen jongeren daarom opnieuw een trein en tegelijkertijd bezetten vier anderen een basisschool in Bovensmilde. Dit keer hadden ze de voorbereiding professioneler aangepakt. Om hun eisen ingewilligd te krijgen, zouden ze zich dit keer ook niet om laten praten en er mochten ook geen doden vallen.
Na drie weken onderhandelen waren beide partijen niet nader tot elkaar gekomen en de regering ging over tot actie. Uiteindelijk zou de kaping en bezetting op 11 juni eindigen, na een inval van mariniers met behulp van tanks, (sluip)schutters en laag overvliegende straaljagers. Hierbij kwamen twee van de 54 passagiers en zes van de negen kapers om het leven. De vraag of hierbij excessief geweld is gebruikt, waarbij al weerloze kapers zijn geëxecuteerd, houdt de gemoederen binnen de Molukse gemeenschap nog steeds bezig. Zij vinden namelijk van wel en hebben de Staat hiervoor aangeklaagd. Het onderzoek loopt nog.
Uitzichtloos
De mening van de Molukse gemeenschap over de acties deed er in 1977 weinig toe, volgens Steijlen. “Het land was in schok. Als ik zei dat ik de gedachte achter de acties begreep, werd ik uitgemaakt voor landverrader. De relatie met de Nederlanders verslechterde en op de arbeidsmarkt werden Molukkers minder makkelijk aangenomen. Molukse jongeren die geen aansluiting vonden bij het RMS-ideaal vielen in een gat. Vanwege de uitzichtloosheid nam het drugsgebruik toe. Tien procent van de 18 tot 24-jarigen gebruikte heroïne, dit in vergelijking met nog geen procent van de Nederlanders uit die categorie.”
Hoewel de Nederlandse regering dacht dat de Molukkers na de gewelddadige beëindiging van de kaping in 1977 eieren voor hun geld kozen, was er al langer een onderstroom binnen de Molukse gemeenschap die twijfelde aan geweld als beste optie. Steijlen: “Molukkers stonden achter het ideaal van een vrije republiek en ze hoopten dat acties die dichterbij zou brengen, maar een steeds kleiner deel stond achter geweld.” Langzaam kwam het besef bij de Molukkers dat ze in Nederland zouden blijven en gingen ze meer investeren in hun toekomst hier. Zelfs als er een onafhankelijke republiek zou komen, hoefden ze niet meer per se terug.
“Door deze herpositionering worden de voormalige ballingen migranten. Dit is een wezenlijk verschil in hun relatie met de Nederlandse samenleving. Dit proces hebben Molukkers zelf ondergaan, dat komt niet door de harde reactie van de regering in ’77. Ik denk dat als de Nederlandse overheid het RMS-ideaal van de Molukkers serieuzer had genomen, er een grote kans was geweest dat een deel van de acties niet waren uitgevoerd. Het ideaal van een onafhankelijke Molukse Republiek leeft nog steeds in Nederland, maar staat vandaag de dag vooral symbool voor hun identiteit en voor het recht op zelfbeschikking voor de Molukkers daar.”