Houtige biomassa bijstoken in kolencentrales: het leek de perfecte manier om CO2-uitstoot tegen te gaan. Maar nu ligt houtstook onder vuur. Is dat terecht? NEMO Kennislink deed een belrondje langs experts.
De timing had niet beroerder gekund. Halverwege oktober veranderde energiebedrijf RWE zijn kolencentrale in Geertruidenberg in een reusachtige houtkachel. Vanaf nu draait de centrale voor tachtig procent op houtpellets (brokjes samengeperst en gedroogd zaagsel).
Nog geen twee weken daarvoor publiceerde de Europese koepel van nationale wetenschappelijke academies (EASAC) een artikel met de boodschap dat biomassa geen oplossing biedt voor het klimaatprobleem. Sterker nog: bij het stoken van hout komt meer CO2 vrij dan bij het stoken van fossiele brandstoffen. Zelfs steenkool, toch berucht om zijn enorme CO2-uitstoot, is klimaatvriendelijker dan hout, schreef het gezaghebbende instituut.
Hoe kan dat? Klopt het? En moeten de biomassacentrales dan toch maar weer dicht?
Terugverdientijd
Hout geldt als hernieuwbare brandstof. In tegenstelling tot aardolie of steenkool raakt het nooit op, als je tenminste voor elk boom die je opstookt een nieuwe laat groeien. Tijdens de groei neemt de boom CO2 op, als hij verbrandt stoot hij dat weer uit. Het totale effect is dat het CO2-gehalte in de lucht gelijk blijft – tenzij je de energie die nodig is voor het zagen en transport van het hout ook in rekening brengt.
Hoewel houtstook heus ook nadelen kent – luchtvervuiling door fijnstof en roetdeeltjes bijvoorbeeld – gold het tot voor kort dus als een zeer klimaatvriendelijke brandstof. Maar dat is sinds een paar jaar aan het veranderen.
Een boom heeft tijd nodig om te groeien, vat het EASAC het grootste probleem samen. Wie hout als brandstof gebruikt, moet enkele decennia wachten tot de nieuw aangeplante boom de uitgestoten CO2 weer uit de lucht verwijderd heeft. De ‘terugverdientijd’, noemen wetenschappers deze periode, en die kan in extreme gevallen oplopen tot een eeuw.
Wie het feit dat teruggeplante bomen CO2 opnemen niet meeneemt in zijn sommetjes, komt met houtpellets inderdaad op een hogere uitstoot uit dan met fossiele brandstoffen. Hout is nu eenmaal niet erg energie-efficiënt: Bij houtstook komt per eenheid opgewekte energie bijna twee keer zo veel CO2 vrij dan bij aardgas, en ongeveer 15 procent meer dan bij steenkool
Rekenmethode
Tot zo ver zijn wetenschappers het eens. Maar om hier conclusies uit te trekken voor beleidsdoeleinden zal je toch meer zaken in beschouwing moeten nemen, zegt Martin Junginger, hoogleraar biobased economy bij het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht.
Ten eerste is de terugverdientijd afhankelijk van de rekenmethode en het beginpunt dat je kiest. “Je kan bijvoorbeeld ook eerst een boom in een plantage laten groeien en hem dan pas verbranden”, zegt Junginger. “Dan draai je de boel om, en heb je ná het stoken geen schuld die je nog af moet lossen, maar vóór het stoken een spaartegoed.”
Bovendien is de terugverdientijd van biomassa nog altijd te verkiezen boven die van fossiele brandstoffen, zegt energiebronnenexpert Floortje van der Hilst van hetzelfde instituut. “Die bedraagt miljoenen jaren.” De focus ligt nu op 2030, het jaar waarvoor de klimaatdoelen geformuleerd zijn. Van der Hilst: “Maar daarna draait de wereld gewoon door, en moeten we de temperatuurstijging nog steeds in de hand zien te houden.”
Geen bomen
Ten tweede zijn het geen hele bomen, die in de ovens van Geertruidenberg verdwijnen. “Handelaren gaan hun hout echt niet als brandstof verkopen. In de vorm van planken levert het veel meer op”, aldus Junginger. Alleen de houtresten worden verwerkt tot pellets. Die zouden anders wegrotten of als afval verbrand worden, waarbij de CO2 ook vrijkomt maar de energie in het hout verloren gaat.
Als de houtstook flink wordt opgevoerd zal de druk op die reststromen toenemen, dat begrijpen Junginger en Van der Hilst ook wel – en de miljardensubsidie die de staat beschikbaar stelt om over te gaan op biomassa zal daar vast een aandeel in hebben. “Maar dat kan ook gunstig uitpakken”, zegt Van der Hilst. Op dit moment gebruikt men zo’n vijf procent van de totale houtoogst voor pellets, maar wordt ook nog steeds resthout als afval verbrand. In Canada heb je bijvoorbeeld als ‘brandgevaarlijk’ aangemerkte bossen, waar je geen los hout mag achterlaten. Hout dat te duur is om uit het bos weg te halen, wordt gecontroleerd verbrand. Van der Hilst: “Als resthout een marktwaarde heeft, kan het goed bosbeheer mogelijk maken waar dat nu financieel niet haalbaar is.”
Schaal
Of hout als brandstof wenselijk is, hangt vooral af van de schaal waarop het wordt ingezet, vindt Frits Mohren, bosecoloog bij de WUR in Wageningen. Hoeveel bos heeft het land waar je het hout vandaan haalt? Is het mogelijk de bijgroei af te romen en het afval uit zagerijen te gebruiken, zodanig dat de totale hoeveelheid vastgelegd koolstof niet afneemt? Dat is de vraag waar het volgens Mohren om draait – en het antwoord is niet zo makkelijk te geven.
Nederland gebruikt voornamelijk pellets uit Estland en uit de Verenigde Staten. In Estland kunnen de bossen de vraag makkelijk aan. De totale jaarlijkse houtoogst is er kleiner dan de aangroei, de CO2-opname neemt er toe. Voor Amerikaanse bossen is dat lastiger vast te stellen, zegt Mohren. Daar wordt niet onafhankelijk gecontroleerd. “De Amerikaanse houtoogst zou niet leiden tot achteruitgang van het bos en de biodiversiteit – maar dat is gebaseerd op uitspraken van de pellet-leveranciers zelf.”
En dan is er nog de dynamiek van het bos om rekening mee te houden. Zonder boomkap neemt de CO2-opslag van een bos weliswaar toe, maar daar zit een maximum aan, legt Mohren uit. Jonge bossen in de groei nemen CO2 op. Oude bomen sterven af en vergaan, waarbij juist CO2 vrij komt. Mohren: “Uiteindelijk bereikt het systeem een evenwicht, waarin het als het ware verzadigd is met koolstof. We weten alleen niet precies wanneer dat punt bereikt is.”
Resthout
Alleen resthout gebruiken dan? Klinkt als redelijke oplossing, maar het ligt er wel aan wat je tot resthout bestempelt, zegt Mohren. “Afgewaaide takken en bladeren hebben een belangrijke functie in het bos. Die op grote schaal weghalen, verstoort de kringloop van nutriënten, en dan wil het bos na verloop van tijd niet meer groeien.” Zaagsel en zaagafval dat overblijft bij de productie van planken, kan wel prima tot pellets gemaakt worden, vindt Mohren.
Als je écht CO2 uit de lucht wil verwijderen, moet je het hout niet verstoken maar er mee gaan bouwen, zeggen Junginger, Van der Hilst en Mohren eensgezind. Niet alleen omdat houten vloeren, tafels en huizen de koolstof bevatten die anders in de atmosfeer terecht zou komen, maar ook omdat bij veel andere bouwmaterialen (zoals bijvoorbeeld beton) veel CO2 vrij komt. Maar ook dan zal je moeten bedenken hoe je het huis vervolgens warm houdt. “En ook dan kan je pellets van het resthout maken”, zegt Van der Hilst.
Wereldbeeld
Lastige kwestie dus. Wat te doen? Het antwoord op die vraag hangt wellicht meer af van je wereldbeeld dan van de wetenschap. “Wie heel bezorgd is, zal de neiging hebben snel op de rem te trappen vanwege de risico’s”, zegt Van der Hilst, “terwijl de optimisten door willen gaan met biobrandstoffen, maar wel onder bepaalde voorwaarden.”
Ook je visie op de relatie tussen mens en natuur speelt mee, denkt Jan den Ouden, bosecoloog van de Wageningen Universiteit. “Zie je het bos als een akker met bomen die je oogst en weer aanplant, afhankelijk van hoeveel geld dat opbrengt? Of als ecosysteem dat je zo verstandig mogelijk moet beheren, met behoud van biodiversiteit? Of, op grotere schaal: Moeten wij de aarde volledig exploiteren om onze welvaart te voeden, of moeten wij ons aanpassen aan de draagkracht van de planeet en dus vooral inzetten op vermindering van onze ecologische voetafdruk?”
Er is een gulden middenweg, denken de onderzoekers – al verschillen ze van mening waar die dan precies ligt. We moeten biobrandstof niet afschrijven, maar het ook niet als wondermiddel beschouwen. En vooral goed op blijven letten wat voor hout de ovens in gaat.