Wat doen labels met je identiteit? Toen Thessa (44) de diagnose borderline kreeg, voelde dat als een opluchting. Maar toen haar leven een andere wending nam en de diagnose niet meer paste, kwam ze niet meer van haar labels af.
“Ik was mezelf al heel lang kwijt. Ik zat in een relatie die niet bij me paste. Ik had een baan in de horeca die veel van me vroeg. Ik wist niet wat ik wilde en wie ik was. Daar ben ik zodanig in vastgelopen dat ik paniekaanvallen kreeg. Straatvrees. Uiteindelijk ging het zover dat ik uit paniek mezelf beschadigde.”
“Ik belandde in een behandelingstraject van drie maanden. Ik voerde groepsgesprekken. Daar zat ik dan samen met mensen met heel uiteenlopende problemen. Er waren mensen die een familielid verloren hadden. Er was iemand die constant loog. Iemand die depressief was. We gingen samen sporten. We kregen muziektherapie, psychomotorische therapie en rationeel-emotieve therapie. Om maar te zorgen dat ik weer op eigen benen kon staan, want dat was voor mij niet meer mogelijk.”
In korte tijd was ik mijn huis, mijn baan en mijn relatie kwijt
“Toen kwam al snel de diagnose borderline op tafel. Dat was de eerste keer dat ik een stempel kreeg. In eerste instantie was ik daar blij mee. Ik ben niet gek, dacht ik, want een stempel is minder erg dan gek zijn. Je bent zo in de war en dan wordt alles ingekaderd tot een tastbaar ding.”
Herkenning
“Ik ging lezen wat borderline inhoudt. In veel punten herkende ik me op dat moment. Ik was inderdaad impulsief. Omdat ik niet wist wat ik wilde, had ik het gevoel dat ik maar wat aan het doen was. Ik was paniekerig om me heen aan het grijpen: misschien moet ik dit maar gaan doen, of misschien moet ik dat maar gaan doen om gelukkig te worden. Drinken en blowen hoorden daar ook bij. De psychiater noemde me verslavingsgevoelig, maar voor mijn gevoel dronk ik alleen maar om die extreme gevoeligheid, die niet meer te hanteren was, te onderdrukken.”
“Verlatingsangst hoorde ook bij het ziektebeeld. Dat herkende ik. Ik was jaloers. Ik kon er niet mee omgaan als mijn vriend even wegging. Maar achteraf interpreteer ik het anders. Ik had geen eigen leven meer. Ik leunde compleet op hem. Ik wist niet meer wie ik was. Ik was hem geworden. En als hij dan naar vrienden zou gaan dan was ik niks meer.”
In je dossier
“In therapie leerde ik mezelf heel anders kennen. Het label ging me dwars zitten. Ik wilde me eraan ontworstelen. Ik had het gevoel dat het me tegenhield. Het deed geen recht meer aan wie ik was. Alsof je een kledingstijl hebt aangemeten die niet bij je past. Het is natuurlijk niet zo dat je het op je voorhoofd draagt, maar als je bij de huisarts komt dan staan zulke dingen wel in je dossier. Of als je gaat daten, dan is het wel iets wat je meeneemt in je hele wezen. En ik wilde dat niet.”
“Maar ik kwam er niet vanaf. Ik vraag me af of mensen zich dat realiseren. Zelfs als je een huis koopt, en je gaat een verzekering afsluiten, dan moet je al die dingen weer opschrijven. Met telefoonnummers en adressen van behandelaars en noem het allemaal maar op. Toen ik de beoordeling ontving van mijn arbeidsongeschiktheidsverzekering, stond erin dat ze niets zouden uitkeren als ik mentaal iets zou gaan mankeren.”
“Als je een been breekt, dan blijf je niet eeuwig de patiënt die een gebroken been heeft gehad. Waarom werkt het dan anders met mentale problemen? Je kunt mentale problemen net zo goed oplossen. Maar ze blijven je altijd achtervolgen.”
Uit privacyoverwegingen is de naam van de geïnterviewde gefingeerd.