Middeleeuwse kopiisten – professionele schrijvers die teksten kopieerden door ze over te schrijven – hadden vaak meer voor ogen dan alleen het maken van een nauwgezette kopie. Vooral bij teksten die bedoeld waren om hardop te worden voorgelezen pasten zowel kopiisten als gebruikers de inhoud aan de wensen van hun publiek aan.
Geen twee middeleeuwse exemplaren van dezelfde tekst zijn identiek. En hoewel filologen lang geleden nog dachten dat dit het gevolg was van slordig overschrijfwerk, weten mediëvisten nu dat die kleine variaties vaak bewust werden aangebracht door kopiisten. Kopiisten en gebruikers van de teksten bewerkten en herschreven vaak de teksten en gaven ze opnieuw vorm. Variatie hoorde bij de middeleeuwse (over)schrijfcultuur.
Onderzoeker Maarten Prot onderzocht hoe die evolutie van middeleeuwse teksten verliep in twee specifieke gevallen. Hij promoveert vandaag op dit onderzoek aan de Universiteit Utrecht. Prot bekeek 25 verschillende versies (handschriften) van twee verhalen over het leven van apostelen; Virtutes Bartholomei en Virtutes Philippi, gebundeld in een serie die Virtutes Apostolorum heet. Waarschijnlijk waren deze teksten in de middeleeuwen vooral bedoeld om hardop te worden voorgelezen. Hun tekstvariaties door de eeuwen heen geven een beeld van veranderende wensen bij het publiek dat ze aanhoorde.
Voorheen werden middeleeuwse handschriften grofweg ingedeeld in twee grote families, namelijk een Beierse en een Frankische, die beide hun eigen schrijftradities kenden. Volgens Prot kan dat onderscheid nu verder verfijnd worden. Met name de Frankische handschriftentraditie blijkt veel meer variaties te kennen. Ook kwam Prot in de Virtutes Apostolorum handschriften tegen waarin kopiisten teksten uit verschillende tradities samensmeedden tot een nieuw geheel.