Als sociaal wetenschapper hoef je meestal helemaal niet supersociaal te zijn. Veel wetenschappers werken vooral met cijfertjes achter hun scherm en zien weinig van de mensen naar wie ze onderzoek doen. Zonde eigenlijk, ontdekte ik tijdens een paar ervaringen waarin ik niet alleen iets leerde áán de maatschappij, maar ook andersom.
De eerste ervaring was in een periode waarin ik werkte aan een nieuwe methode voor leerkrachten om pesten aan te pakken. Elke stap schreef ik tot in de puntjes uit, zodat de leerkrachten precies wisten wat de bedoeling was. Tussendoor moest ik toevallig een dag naar een bijeenkomst waar ik een ander onderzoek zou presenteren aan leerkrachten. “Zo’n bijeenkomst kost wel veel tijd”, dacht ik stiekem nog in de trein. Ik had nog zoveel werk te doen.
Het werd een verrassende middag. In de koffiepauze sloot ik aan bij een gesprek tussen leerkrachten van verschillende scholen over een nieuwe rekenlesmethode. “Oh, natuurlijk doe ik het niet precies volgens het boekje. Ik houd me aan de rode draad, dus ik leer ze de tafel van zeven, maar de precieze manier bepaal ik zelf. Ik laat de leerlingen verhaaltjes bedenken waarin de tafel van zeven terugkomt.” Grappig, vond een andere leerkracht. “Ik werk juist graag met beweging. Ik zou mijn leerlingen wel een gymnastiek-spelletje willen laten doen waarin ze steeds moeten rekenen.”
Rode draad
Twijfelend vertelde ik over de anti-pest methode die ik ontwikkelde. In hoeveel detail moest ik die uitwerken? De leerkrachten: “Geef ons een rode draad en voorbeelden van werkvormen, maar laat genoeg ruimte over voor eigen inbreng. Elke leerkracht en elke situatie is anders.” In de trein terug besefte ik me dat dit ene bezoekje mij een hoop nutteloos werk bespaard had. Mijn kennis van theorieën over het oplossen van pesten is waardevol, maar leerkrachten weten beter hoe je die moet toepassen in de praktijk. Zij zijn immers dagelijks met de kinderen aan het werk.
Niet alleen het contact met leerkrachten, maar ook met kinderen geeft inzichten. Vorig jaar bezocht ik een basisschool, om daar een vragenlijst af te nemen. Normaal gesproken doen de leerkrachten dat zelf, maar deze school had weinig ervaring en daarom hielp ik ze een handje. Ik zette de kinderen aan het werk, maar al na twee minuten zag ik een vinger. “Mevrouw, wat is ‘bedreigd’?”
Ik keek verbaasd: het woord ‘bedreigd’ staat in een vragenlijst die onderzoekers in het hele land al tijden afnemen bij kinderen. Wij gingen ervan uit dat kinderen uit groep vijf wel weten wat het woord betekent, maar blijkbaar zaten we ernaast. Ik vroeg de kinderen om allemaal op te schrijven wat ze moeilijk of vervelend vonden aan de vragenlijst, en kreeg een waslijst aan ‘onbekende woorden’ terug.
Van je veilige stoel af
Mijn bezoeken aan de leerkrachtbijeenkomst en basisschool waren bedoeld om leerkrachten en kinderen iets te leren, maar wie leerde nou iets aan wie? Dankzij het contact met de praktijk kon ik mijn methode en vragenlijst verbeteren, en dus beter onderzoek doen. Soms denk je dat het effectief is om in je eigen kantoor te blijven, met de illusie dat jij de expert bent. Maar wil je uiteindelijk echt goed onderzoek doen en iets voor de maatschappij betekenen, dan moet je als sociaal wetenschapper toch echt van je veilige bureaustoel afkomen en de buitenlucht opzoeken.