We moeten niet terug naar de natuur, maar voorwaarts de natuur in. Dat schrijft ecologe Nadina Galle in haar aangrijpende boek ‘De natuur van onze steden’.
Heel lang heeft Nadina Galle niet, want de schrijfster en ecologe moet over veertig minuten alweer een lezing geven. Galle is een van de thirty under thirty. Een lijst jonge mensen met belangrijke impact op de wereld en als je haar CV bekijkt snap je waarom. Haar PhD-onderzoek werd pagina's breed uitgemeten in National Geographic, BBC Earth maakte een documentaire over haar onderzoek, ze heeft een eigen podcast en schreef daarnaast een boek. Allemaal rond hetzelfde thema: hoe we van technologie een bondgenoot kunnen maken van de natuur.
Silicon Valley of the North
Galles liefde voor natuur is gemakkelijk terug te leiden naar haar jeugd. De Nederlandse groeide vanaf haar zesde op onder de hoge bomen in de uitgestrekte Canadese bossen. Dat ze rond diezelfde tijd ook een liefde ontwikkelde voor technologie lijkt bijna haaks te staan op het beeld dat Galle als klein meisje eikeltjes verzamelde voor de eekhoorns in haar achtertuin, en geduldig minutenlang geruisloos wachtte tot de dieren die kwamen halen.
Toch speelde techniek en innovaties ook in die tijd al een grote rol in haar leven. Wonend in ‘The Silicon Valley of the North’ waren ontwikkelingen als AI en andere technologische maatschappelijke trends in haar jeugd hét gesprek aan de eettafel, vertelt ze. “Niet alleen over wat de nieuwste innovaties waren, maar ook hoe we als samenleving ervoor kunnen zorgen dat technologie echt alleen een hulpmiddel blijft, en geen vervanger van de mens wordt. “Mijn vader hield van grote vragen”, lacht de schrijfster.
Technologie als hulpmiddel
Galle kreeg daardoor op jonge leeftijd al mee dat technologie de wereld zou veranderen. Achteraf dus niet gek dus deze twee werelden in haar werk samenkomen. Toch is die combinatie niet voor iedereen zo vanzelfsprekend, ontdekte ze tijdens haar onderzoek en het schrijven van haar boek. Veel natuurliefhebbers wantrouwen technische oplossingen, en gebruiken liever hun eigen kennis en gevoel. Volgens Galle hoeven de twee elkaar niet in de weg te staan. “Daarvoor is het wel belangrijk dat we techniek enkel als hulpmiddel van de mens beschouwen.”
Deels doen we dat al goed, vertelt Galle. Hoe we omgaan met apps als Google Maps bijvoorbeeld. ‘Dat is een handige gids om van A naar B te komen, maar als ergens een onverwachte afsluiting is, dan kan het zijn dat de voorgestelde route niet meer klopt.” Nu zullen er altijd een paar mensen zijn die zonder te kijken blind tóch linksaf slaan, grinnikt de schrijfster, “maar de meesten zullen in zo’n situatie overgaan op hun eigen oordeel.”
Op diezelfde manier kunnen we volgens haar technische innovaties gebruiken om bijvoorbeeld steden beter in te richten, vaker de natuur in te gaan of beter te begrijpen welke bomen meer of juist minder water nodig hebben. “Idealiter zet je innovaties zo in dat mensen er ook van kunnen leren, en hun gewoontes daarop kunnen aanpassen.” Inzicht krijgen in hoe vaak je buiten bent bijvoorbeeld, of wat de warmste plekken zijn in de stad. “Het allermooiste zou zijn dat die samenwerking met technologieën zo goed werkt, dat we ze uiteindelijk niet meer nodig hebben.”
Waarde in geld
Zover is het echter nog lang niet. Veel natuurinclusieve initiatieven stuiten op problemen. Zoals dat initiatieven voor beleidsmakers en investeerders vaak pas interessant zijn wanneer deze waarde in geld hebben. Voor de pioniers die Galle in haar boek spreekt, is dat enorm ontmoedigend en frustrerend. Om hun doelen toch te bereiken moeten de ondernemers daarom als het ware ‘meespelen’ volgens de regels van beleidsmakers en investeerders, vertelt ze. En dat is weleens lastig. “Natuur en geld in dezelfde zin noemen is voor natuurbeschermers heel controversieel.”
Wat Galle betreft hebben we überhaupt geen andere reden nodig om de natuur te beschermen dan om het feit dat het natuur is. “Maar de realiteit in de stad is anders”, legt ze uit. Hoge grondprijzen, strijd om de beperkte ruimte en soms zelfs corruptie zorgen ervoor dat initiatiefnemers andere manieren moeten vinden om niet alleen burgers en gemeenten te overtuigen, maar ook privésectoren. “We moeten hen laten zien wat het oplevert als je natuur meeneemt in de langetermijnplannen: bijvoorbeeld dat werknemers langer op één plek blijven werken, studenten beter presteren en patiënten gezonder zijn. Dat kun je doen door het te vertalen naar geld.”

Groen in de stad heeft allerlei positieve invloeden op stadsbewoners, laat Nadina Galle zien.
FreepikLeuk vindt de schrijfster dat niet. “Maar ik denk dat het noodzakelijk is. Het is immers meer gedoe om een natuurrijke omgeving te creëren dan om een veld te asfalteren - al denk ik dat technologie juist dat deel een stuk makkelijker kan maken.” De schrijfster vreest dat als natuurinclusieve initiatieven niet die vertaalslag naar financieel voordeel kunnen maken, ze afhankelijk zijn van “een paar mensen met zowel veel geld als een groen hart. En die zijn er helaas niet veel.”
Wake-upcall
Een andere motivering voor een groenere wereld is een wake-upcall zo groot dat die door de hele samenleving wordt gevoeld. Dat verbeeldt Galle in haar epiloog waarin ze een optimistisch toekomstbeeld van het leven in de stad schetst. De gevolgen van de klimaatcrisis zijn in deze toekomst zeker niet ineens weg, maar de vele begroeiing verkoelt de stad tot een acceptabele temperatuur en beschermt het tegen overmatige regenval.
Die positieve veranderingen in deze fictieve wereld zijn echter niet tot stand gekomen doordat er zo goed geluisterd is naar de pioniers van nu. Maar door de gevolgen te doorleven van wat Galle ‘De Grote Overstroming’ noemt. Hoewel Galle vreest dat er eerst een ramp nodig is om tot inzicht te komen, hoopt ze dat we de natuur eerder op waarde weten te schatten. Met haar boek zet ze alvast een stap in die richting.