We handelen grotendeels op de automatische piloot, ook tijdens de coronacrisis. Daarom is het niet genoeg om mensen op de nieuwe gedragsregels te wijzen, volgens cognitiefilosoof Marc Slors. “Je kunt beter de omgeving aanpassen zodat mensen vanzelf het juiste gaan doen.”
De coronamaatregelen grijpen diep in op onze dagelijkse omgangsvormen. Hoe lang houden we het nog vol om geen handen te schudden en voldoende afstand te houden? Nu de besmettingsgraad afneemt en de maatregelen versoepelen, ligt verslapping op de loer, vreest kinderarts-epidemioloog Patricia Bruijning. In de vorige aflevering van deze reeks vraagt zij zich af hoe we ervoor zorgen dat mensen zich aan de noodzakelijke regels blijven houden, ook als het gevoel van urgentie verdwenen is.
Die angst voor verslapping is terecht volgens Marc Slors, hoogleraar cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Mensen houden het niet vol als ze continu moeten nadenken over hun gedrag. Je vervalt al gauw in je gebruikelijke gewoontes. En als mensen in je omgeving soepeler omgaan met de regels, kan er een sneeuwbaleffect ontstaan.”
Toch heeft het volgens hem geen zin om het gevoel van urgentie vast te houden of mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. “Het is geen kwestie van onwil dat mensen terugvallen in hun oude gewoontes. Je kunt beter de omgeving zo inrichten dat mensen zich onbewust aan de regels gaan houden.”
Dus het heeft niet veel zin als wetenschappers en politici nog duidelijker zeggen wat wel en niet mag?
“Natuurlijk moeten wetenschappers en politici duidelijk uitleggen wat wel en niet mag, maar volgens mij doen ze dat al en daarmee zijn we er nog niet. We weten dat het veranderen van de bewuste motivatie van mensen over het algemeen slecht werkt. Wat we doen komt niet altijd even sterk voort uit wat we bewust denken en vinden. Mensen handelen voor 95 procent op de automatische piloot. Je kunt dus beter de sociale en fysieke omgeving van mensen veranderen, zodanig dat mensen vanzelf het goede doen.”
Waar moeten we dan aan denken?
“De maatregelen waar ik aan denk, worden voor een gedeelte al toegepast. In winkels zie je gele strepen op de vloer die je eraan herinneren dat je afstand moet houden. Ik kan me voorstellen dat je in een drukke winkelstraat vakken van anderhalve bij anderhalve meter gaat tekenen. Als een soort raster. Je wordt dan permanent herinnerd aan de afstand die je moet houden, zonder dat je er voortdurend bewust over na moet denken.”
“Op scholen zie je nu dat de tafels waar je mag zitten gemarkeerd zijn met een blauwe sticker. Dat zou ik echt anders doen. Haal die stoelen waarop je niet mag zitten gewoon weg. Leg desnoods schuimrubberen blokken op de stoelen waardoor je er gewoon niet op kúnt zitten. Datzelfde kun je doen in bioscopen, treinen en restaurants.”
Waarom vinden mensen het eigenlijk zo lastig om zich gewoon aan de regels te houden? Je zou denken: hoe moeilijk kan het nou zijn?
“Dat komt omdat het grootste gedeelte van de interactie met andere mensen en met onze dagelijkse omgeving bestaat uit automatismen. Gelukkig maar, want dat zorgt ervoor dat wij ons kunnen concentreren op datgene waar we ons op moeten concentreren.”
“Als ik naar de supermarkt ga, dan denk ik het liefst aan wat ik ga koken. Dan wil ik niet bezig zijn met hoe ik omga met andere mensen in die winkel. Ik ben niet voortdurend bezig om ervoor te zorgen dat ik niet tegen mensen aanbots. Daar zijn normen voor en die zijn allemaal geautomatiseerd in iedereen.”
“Die conventies zijn willekeurig. Wij geven elkaar een hand bij een begroeting, maar dat had net zo goed een heel ander gebaar kunnen zijn. Toch betekent dat niet dat we makkelijk zonder kunnen.”
“Probeer maar eens te schaken met afwijkende schaakstukken. Dan merk je dat je je voortdurend moet concentreren op de betekenis van de stukken en dat gaat ten koste van je strategie. De vormgeving van schaakstukken is ook maar conventie, die heeft eigenlijk niks te maken met de regels van schaken, maar zonder die conventies doe je het gewoon niet goed.”
“Dus die omgangsvormen moeten echt zo geautomatiseerd mogelijk zijn wil het een beetje functioneren bij ons. Wat er gebeurt op het moment dat je zo’n automatisme moet loslaten, dat zie je in een cultuurshock. Die ontstaat als je in een omgeving komt waarin de omgangsvormen anders zijn en waarbij je dus de dingen die je normaal op de automatische piloot doet opeens bewust moet doen. Dat gaat echt ten koste van de concentratie die je kunt opbrengen voor je eigen taken.”
De situatie waarin we ons nu bevinden is vergelijkbaar met een cultuurshock?
“Het lijkt erop, maar er is een belangrijk verschil. Bij een cultuurshock kom jij in een omgeving terecht waarin iedereen die andere omgangsvormen deelt. Nu bevinden we ons in een unieke situatie waarin wij als collectief nieuwe omgangsvormen moeten aanleren. Dat is veel moeilijker en dat houd je maar een tijdje vol.”
“Er ontstaat een sterke neiging om als het ware weer terug te schieten. Dat we denken: ‘Zo, het is voorbij.’ Om dat te voorkomen, moeten we elkaar een beetje in bedwang houden. Als ik in de supermarkt ben en ik zie dat iedereen zich aan de regels houdt dan ga ik dat automatisch ook doen. Zo werkt het gewoon.”
“Ik heb een tijdje in Zuid-Afrika gewerkt en daar rijden mensen aan de linkerkant van de weg. Dat is even wennen, maar zolang alle andere weggebruikers links blijven rijden, pas je je redelijk makkelijk aan. Dat noemen we cognitive scaffolding (scaffold is steigerwerk, red.), we houden elkaar op het juiste pad.”
“Dit zie je ook in de coronasituatie gebeuren. Tot nu toe zijn wij elkaars cognitive scaffolding. Maar als te veel mensen de regels loslaten dan zou je weleens een sneeuwbaleffect kunnen krijgen. Daar ligt een serieus gevaar.”
Wat kunnen we zelf doen om dat gevaar tegen te gaan?
“Het zogeheten self-nudging werkt het beste. Dat betekent dat je jezelf kleine duwtjes geeft in een bepaalde richting door je omgeving aan te passen. Niet alleen je fysieke, maar ook je sociale omgeving. Zet de stoelen in je huiskamer iets verder uit elkaar als je visite krijgt, pas je werkschema aan zodat je niet op hetzelfde moment pauze hebt als al je collega’s.”
“Eigenlijk doen we dat altijd al. Als jij wil stoppen met roken, dan gooi je al je pakjes sigaretten weg en roep je heel hard tegen je omgeving dat je gestopt bent zodat het moeilijker wordt om toch weer te beginnen. Veel onderzoek toont aan dat dat de meest effectieve manier is om je gedrag te veranderen.”
Dat zal niet voor iedereen even gemakkelijk zijn. Denk aan mensen met een verstandelijke beperking of een 90-jarige in een verpleegtehuis. Kunnen we wel verwachten dat iedereen zichzelf gaat bijsturen?
“Nee, dit is een collectief probleem en dat vraagt om een collectieve oplossing. Ik heb net een project afgerond over zelfmanagement in de psychiatrie. Vanuit de gezondheidzorg is er een roep om meer zelfmanagement. Maar hoe moet dat dan? Want veel psychiatrische patiënten hebben juist problemen met de bewuste controlevermogens.”
“Daar kan cognitive scaffolding een rol spelen. Je moet ervoor zorgen dat de sociale omgeving als een soort steigerwerk om iemand heen komt te staan. Ook de coronamaatregelen moet je zien als sociale maatregelen. Het gaat erom dat we onze sociale contacten opnieuw vormgeven. Die verandering komt altijd van twee kanten.”
“Dus cognitie is niet alleen een kwestie van brein, lichaam en omgeving maar ook nog eens van sociale omgeving. Dat heet dan distributed cognition. Dat betekent dat wij met z’n allen een soort netwerk van cognitieve systemen vormen die elkaar aansturen en elkaar beïnvloeden.”
Ik wil graag geloven dat ik een vrije wil heb en dat ik zelf de keuze maak om me aan de regels te houden, maar blijkbaar gebeurt het meeste wat ik doe onbewust. Wat betekent dit voor ons mensbeeld?
“Ik ben niet zo bang dat onze vrije wil op het spel staat. Bij vrije wil gaat het erom dat wat je doet ook echt is wat jij wil doen. Dus dat het niet onder dwang gebeurt. Neurowetenschappelijk onderzoek laat zien dat onze bewuste gedachtes niet zoveel in de melk te brokkelen hebben. En dan wordt de conclusie getrokken: ‘O, dan hebben wij geen vrije wil.’”
“Het probleem met die conclusie is dat die voor bijna honderd procent gestoeld is op de gedachte dat ‘het zelf’ dat handelt hetzelfde is als ‘het bewustzijn’ of ‘onze bewuste gedachten’. Die gedachte ligt diep ingebakken in onze cultuur, en komt regelrecht van de zeventiende-eeuwse, Franse filosoof René Descartes, maar het is ook een gedachte die pertinent onjuist is. En waarvan we eigenlijk allemaal wel snappen, als je even nadenkt, dat het niet klopt.”
“We beseffen heel goed dat het meeste wat wij doen in het dagelijks leven onbewust is. In dit gesprek met jou worden al mijn zinnen onbewust geproduceerd. Ik monitor het proces wel maar ik weeg niet alle woorden bewust af. Dat kost te veel tijd. Hetzelfde geldt voor pianospelen en sporten – de meeste dingen die wij heel authentiek vinden, doen we grotendeels onbewust. Maar dat betekent niet dat we het niet zelf doen.”
Wat is het ‘zelf’ dan wel als het niet ons bewustzijn is?
“Er zijn verschillende theorieën over wat een zelf is. Je hebt narratieve theorieën (ons zelf is als het ware een samenhangend verhaal – red.) en theorieën in termen van redenen van handelen (een handeling is van mij als ik kan uitleggen waarom ik het doe of als ik er op een ander moment nog steeds achter sta – red.). Die definiëren het zelf niet in termen van bewustzijn. Je kunt prima ‘jezelf’ zijn, ook al weet je dat je een wezen bent dat grotendeels op de automatische piloot handelt.”
Wat hebben we aan cognitiefilosofie in deze coronacrisis?
“Cognitiefilosofie biedt inzicht in hoe menselijke motivatie werkt. We weten inmiddels dat we niet alleen onze hersens maar ook onze omgeving gebruiken om te denken. Daar kun je rekening mee houden als je nieuwe maatregelen wil implementeren.”
“We zitten in een unieke situatie waarin wij collectief nieuwe omgangsvormen moeten aanleren. En mijn voorspelling is dat we daar behoorlijk slecht in zijn – tenzij we zoveel mogelijk gaan inzetten op die automatische piloot, zodat we de dingen weer gedachteloos gaan doen.”