Naar de content

'Mensen voelen zich veilig bij een onderscheid tussen mens en dier'

Een afbeelding van een persoon en een varken. Tussen hen zijn organen afgebeeld.
Een afbeelding van een persoon en een varken. Tussen hen zijn organen afgebeeld.
Sverre Frederiksen

“We moeten mensenlevens redden, maar niet ten koste van alles”, zegt emeritus hoogleraar christelijke filosofie Henk Jochemsen. Dieren gebruiken als orgaanleverancier gaat hem te ver.

5 november 2021

In de toekomst kunnen we misschien dieren zo aanpassen dat hun organen geschikt zijn om te transplanteren naar mensen. Dat is nu verboden in Nederland, maar in Duitsland worden al varkens gefokt met genetisch aangepaste harten. In Amerika koppelden artsen onlangs voor het eerst succesvol een varkensnier aan een (hersendode) menselijke patiënt. Er wordt ook onderzoek gedaan naar andere opties: daarbij breng je menselijke cellen heel vroeg in een dierlijk embryo, zodat er in het dier een menselijk orgaan groeit. Met dit soort technieken hopen onderzoekers in de toekomst het tekort aan donororganen op te lossen.

De grote vraag: zit de wereld daar eigenlijk wel op te wachten? Mag je een dierlijk orgaan in een mens plaatsen, of een menselijk orgaan in een dier laten groeien? Daarover spreken we in deze artikelreeks met vertegenwoordigers van drie religieuze perspectieven. Henk Jochemsen is gepromoveerd in de moleculaire biologie en emeritus-hoogleraar christelijke filosofie en vertegenwoordigt een protestants-christelijke visie in deze driedelige artikelreeks. In 2017 schreef hij in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport al een essay over de morele aanvaardbaarheid van het kweken van menselijke organen in dieren. Daarin pleit hij voor terughoudendheid. Zijn aarzelingen zijn er de laatste jaren niet minder op geworden.

Een illustratie van een hand die een stukje van een DNA-streng pakt. Aan de andere kant van de DNA streng is een orgaan afgebeeld.

“We moeten buitengewoon voorzichtig zijn”, zegt Jochemsen. Een nieuwe virusuitbraak is niet altijd te voorzien.

Sverre Frederiksen

Dat heeft deels te maken met de coronacrisis, waarin de hele wereld zich plotseling bewust werd van het risico op zoönosen, ziekten die overspringen van dier op mens. Om dieren te fokken waar menselijke organen in groeien, moeten we dierlijke embryo’s inspuiten met menselijke stamcellen. “We moeten buitengewoon voorzichtig zijn”, zegt Jochemsen. Een nieuwe virusuitbraak is niet altijd te voorzien. “Biotechnologen kunnen virale sequenties in het DNA onschadelijk maken, maar alleen als ze die kennen. Het genoom is ongelooflijk ingewikkeld en veranderlijk. Je kunt dus nooit volledige veiligheid garanderen.”

Scheppingsorde

Naast veiligheidsoverwegingen noemt Jochemsen een tweede bezwaar, dat te maken heeft met zijn christelijke levensovertuiging. Jochemsen gaat uit van de christelijke gedachte dat er in de schepping een orde is aangebracht die we niet zomaar mogen verstoren. Hiermee doelt hij op het onderscheid tussen mens en dier, maar ook op andere categorieën die we vaak hanteren, zoals man-vrouw, leven-dood en natuurlijk-kunstmatig. “Deze ordening geeft ons een veilig gevoel van een wereld waarin we ons kunnen positioneren”, zegt Jochemsen. “Als er gemengd gaat worden, dan moet je je afvragen: wat doet dat met mensen?”

“Het probleem zit voor mij in de menging van dier en mens op orgaanniveau”, zegt Jochemsen. “Daarmee ondermijn je het onderscheid tussen mens en dier.” Sverre Frederiksen

Technologie is nooit neutraal, benadrukt Jochemsen. Daarom vindt hij het te eenvoudig om te stellen: als de doelen positief zijn (bijvoorbeeld het ‘redden’ van mensenlevens), dan is de techniek aanvaardbaar. Technologieën zijn middelen om een doel te bereiken, maar ze veranderen ook de manier waarop we naar de wereld en onszelf kijken. “Het probleem zit voor mij in de menging van dier en mens op orgaanniveau”, zegt Jochemsen. “Daarmee ondermijn je het onderscheid tussen mens en dier.”

Daar moeten we niet te lichtzinnig over denken, vindt Jochemsen. “Als we praten over dit soort mengvormen van mens en dier, dan zie je bij veel mensen een intuïtieve aarzeling”, zegt hij. “Wetenschappers noemen die reactie irrationeel. Maar achter die eerste reactie zit een morele overtuiging. Die moet je niet negeren, maar onderzoeken. Vaak gaat het om een besef van natuurlijkheid. Mensen voelen zich veilig in een wereld waarin een duidelijk onderscheid is tussen mens en dier. Daarin hebben mensen hun plek en dieren ook.”

Toch kun je je afvragen of iedereen zich veilig voelt in de ordening die Jochemsen beschrijft. Categorieën zoals mens-dier en man-vrouw zullen sommige mensen juist als verstikkend ervaren. Jochemsen ziet dat anders: “Ik zie niet in waar het verstikkend werkt. Naar mijn gevoel is het juist beschermend.” Jochemsen maakt zich juist zorgen om een toekomst waarin dit soort onderscheidingen vervagen. Hij verwijst naar sciencefiction: “In sciencefiction zie je vaak geen utopieën maar dystopieën. Natuurlijk is sciencefiction geen voorspelling, maar het is wel een manier om de consequenties van technieken te doordenken: waar gaat dit heen? In de wereld die sommige mensen met technologie nastreven, moet je pas echt vrezen of je nog gewoon je leven kunt leiden.”

Een tekening van een vrouw en een varken. De achtergrond is wit.

Jochemsen: “Dieren mogen in het christendom gebruikt of gegeten worden door mensen, maar ze hebben ook een eigen waarde.”

Sverre Frederiksen

Respect voor dieren

Staat het christendom open voor nieuwe biotechnologieën zoals donordieren? “Ik denk niet dat je in dit geval kunt spreken over ‘het christendom’”, zegt Jochemsen, want er zijn allerlei vormen van christendom zoals protestants, katholiek, orthodox.

Wel kun je volgens hem zeggen dat er binnen het christendom vaak een positieve houding is ten opzichte van technologische ontwikkelingen die menselijk lijden kunnen verhelpen en behandelen. Maar dat betekent nog niet dat het aanpassen van dieren om er menselijke organen in te laten groeien onmiddellijk geoorloofd is. “Ten aanzien van donordieren is er niet een bepaalde religieuze stelling die daar direct uitsluitsel over geeft.”

In de christelijke ethiek mag je dieren niet zonder meer gebruiken als orgaanleverancier. Respect voor het dier is belangrijk. “Dieren mogen in het christendom gebruikt of gegeten worden door mensen, maar ze hebben ook een eigen waarde”, zegt Jochemsen. “Dat betekent dat je ze altijd met zorg en respect moet behandelen. Daarom heb ik grote vragen bij de massale bio-industrie. Ik geloof niet dat dat goed is. Dieren hebben een grote betekenis in de Bijbel. In het Oude Testament staan allerlei regels over het goed omgaan met dieren. Als een ezel onder zijn last bezwijkt, dan moet je hem zijn last afnemen en hem overeind helpen.”

Menselijk lijden

Volgens de christelijke traditie moeten we respect hebben voor de natuurlijke orde. Je zou kunnen denken dat we dus ook moeten accepteren dat mensen ziek worden. Maar dat ligt toch anders, zegt Jochemsen. “Dat er in de natuur een orde is, die teruggaat op de schepping, wil niet zeggen dat alles wat we in de natuur zien goed is”, zegt hij. De orde die God voor ogen heeft, vinden we niet ‘zomaar’ door om ons heen te kijken. “Het onderkennen van die orde vraagt om een interpretatie van de werkelijkheid.”

Hoe weet je dan of je interpretatie in lijn is met de bedoelingen van God? Daarin speelt de Bijbel een belangrijke rol. “Protestantse christenen zullen zich afvragen of de Bijbel er ook iets over zegt. Ziekten horen niet bij het goede van de oorspronkelijke schepping. Het is onze opdracht om zieken te behandelen.”

Dat wil niet zeggen dat ziekte en beperking een kwaad is dat altijd uitgeroeid moet worden, vervolgt Jochemsen. “Ziekte of beperking kan mensen ook iets brengen wat ze anders nooit bereikt zouden hebben; denk aan sommige grote kunstenaars. Ik vind lijden op zich niet goed, maar we zien wel dat lijden in het menselijk leven tot iets goeds kan leiden. Dat is de veerkracht van de mens. Overigens geldt dat niet voor alle mensen, dus daar moet je heel voorzichtig in zijn. Je kunt het nooit voor een ander bepalen.”

Kweekorganen

Stel dat iemand ernstig ziek is en gered kan worden met een aangepast orgaan uit een varken, mag dat dan volgens Jochemsen? Hier spelen volgens hem twee kwesties. “De algemeen ethische vraag is: is xenotransplantatie (dieren zo aanpassen dat hun organen geschikt zijn voor mensen) een goed idee? Moeten we dat gaan aanbieden? Daar heb ik om verschillende redenen, op zijn minst vooralsnog, grote vraagtekens bij. Maar als het ingevoerd wordt, en als de samenleving besluit dat het een goed idee is, dan is het natuurlijk een persoonlijke keuze.”

De vraag is dus of we mensen die keuze wel moeten geven. “Het lijkt me veiliger en beter om eerst meer onderzoek te doen naar alternatieve technieken, zoals kweekorganen. Dat zijn menselijke cellen die zich ontwikkelen tot mini-organen. Die kunnen bepaalde functies in het lichaam weer herstellen. Ik zou die lijn van onderzoek willen bevorderen.”

Maar willen mensen daarop wachten? We zouden tot in het oneindige onderzoek kunnen doen naar mogelijke alternatieven. Of we daarmee het donortekort ooit oplossen, is maar de vraag. Jochemsen erkent dat probleem: “Daarom schrijf ik in mijn essay aan het Ministerie van VWS uit 2017: laten we dat de eerste tien jaar doen. We kijken wat er gebeurt. Ondertussen kunnen we onderzoeken hoe de samenleving reageert op het idee van donordieren. Er kan misschien gewenning optreden, en dan zou je kunnen besluiten om het wel toe te staan. Maar vooralsnog heb ik een aarzeling. En die is er niet minder op geworden sinds 2017.”

Donordierdialoog

Op 7 november 2021 vindt in NEMO Science Museum Amsterdam de plaats, waar vragen en ideeën met elkaar gedeeld kunnen worden. Naast de dialoog zijn ook diverse sprekers te gast. Hier vind je het programma en kun je je aanmelden.

ReactiesReageer