Patiënten met diabetes type 1 zijn vaak dag en nacht bezig met het regelen van hun bloedsuikerwaarden. Een kunstmatige alvleesklier kan die taak gedeeltelijk overnemen en geeft patiënten zo wat meer rust. Arts Jort Kropff promoveerde vorige week op de veiligheid en effectiviteit van een kunstmatige alvleesklier. “De droom is dat een patiënt er helemaal geen omkijken meer naar heeft, maar zover is het helaas nog niet.”
Patiënten met diabetes hebben een tekort aan insuline. Dit is een hormoon dat wordt aangemaakt in de alvleesklier. Insuline zorgt ervoor dat glucose (suikers) wordt opgenomen door de cellen die het nodig hebben, bijvoorbeeld de spiercellen en de hersencellen.
Diabetes is er in verschillende vormen. Patiënten met diabetes type 2 maken te weinig insuline. Dit tekort is vaak nog wel met medicijnen aan te vullen. Patiënten met diabetes type 1 maken helemaal geen insuline meer aan. Zij moeten het hormoon via een injectie toegediend krijgen. De dosering van insuline luistert heel nauw. Bij een te hoge dosering worden de bloedsuikers erg laag en loopt de patiënt het risico om flauw te vallen of in coma te raken. Bij een lage dosering blijven de bloedsuikers hoog en kan de patiënt schade krijgen aan bijvoorbeeld de nieren, de ogen of het hart.
Bloedsuikers controleren
“Tot nu toe hebben we patiënten altijd zelf hun bloedsuikers laten meten”, vertelt arts Jort Kropff. “Dat kan via een vingerprik of met behulp van een glucosesensor. Het blijft dan aan de patiënt om de gemeten gegevens te interpreteren. En dat is heel moeilijk, vooral overdag. Dan zijn er zo veel factoren die van invloed zijn op de bloedsuikers. Het eten van een maaltijd bijvoorbeeld, maar ook sporten, fietsen naar het werk of ziek zijn. Toegediende insuline werkt pas na een half uur en werkt wel lang door. Het is dus bijna niet te doen om in te schatten hoeveel insuline je nodig hebt.”
Ongeveer veertig procent van de patiënten met diabetes type 1 komt op dit moment in aanmerking voor vergoeding voor een glucosesensor in combinatie met een insulinepomp. Die pomp draait een gepersonaliseerd programma af. Via de sensor kunnen mensen controleren of de bloedsuikerwaarden inderdaad goed blijven. “Dat systeem werkt iets beter, maar nog steeds niet optimaal”, legt Kropff uit. “Stel dat een patiënt midden in de nacht lage bloedsuikers krijgt. Dan gaat die pomp vrolijk door met spuiten. Dan kan de patiënt zomaar urenlang lage bloedsuikers hebben. Dat is slecht voor hem. Hij krijgt er hoofdpijn van en het beïnvloedt zijn functioneren de dag erna.”
Apparatuur mee naar huis
Kropff en zijn collega’s ontwikkelden een systeem dat ook bestaat uit een glucosesensor en een insulinepomp. Het grote verschil is dat de onderdelen in hun systeem met elkaar samenwerken. De glucosesensor meet continu de bloedsuikerwaarden van een patiënt en stuurt deze gegevens iedere vijf minuten door naar de insulinepomp. Op basis van die informatie doet het systeem een voorspelling hoeveel insuline er in de komende periode nodig zal zijn. Dat is dan ook de hoeveelheid die de pomp automatisch toe gaat dienen.
“Wereldwijd zijn verschillende van dit soort systemen ontwikkeld en getest, maar wij waren wel één van de eersten die naar veiligheid en effectiviteit in de praktijk hebben gekeken”, vertelt Kropff. “Vaak worden dit soort systemen in een streng gecontroleerde ziekenhuisomgeving getest. Wij hebben de apparatuur aan dertig patiënten voor een periode van een aantal maanden mee naar huis gegeven.”
Volwaardig alternatief
De kunstmatige alvleesklier werkt goed, vooral ‘s nachts. Gemiddeld genomen kon het systeem het aantal momenten met te lage bloedsuikerwaarden halveren. De tijd dat de bloedsuikerwaarden precies goed waren, werd bovendien met tien procent verhoogd. Overdag doet de kunstmatige alvleesklier het helaas niet veel beter dan de patiënt zelf. Dat komt volgens Kropff met name door de vele factoren die overdag een rol spelen. Toch ziet hij het systeem wel als een volwaardig alternatief voor de huidige behandelingen.
“Overdag doet de kunstmatige alvleesklier het niet beter of slechter dan de patiënt, maar ’s nachts doet hij het wel beter”, legt hij uit. “De bloedsuiker is overdag makkelijker te regelen als je ’s ochtends met mooie waarden begint. Ik kan me voorstellen dat patiënten het systeem wel de hele dag gebruiken. Rondom maaltijden dienen ze zichzelf dan wat extra insuline toe, maar daarna kunnen ze er weer op vertrouwen dat het apparaat het wel regelt.”
Nog verder ontzien
In 2018 verwacht Kropff de eerste commerciële systemen op de markt. Die zullen iets minder geavanceerd zijn dan het model dat nu getest is. “Ons testsysteem had heel veel mogelijkheden om informatie door te geven over toekomstig gedrag. Patiënten konden bijvoorbeeld invoeren wanneer ze gingen eten of sporten. Maar veel mogelijkheden betekent vaak ook veel knoppen en dat zorgt voor verwarring. De commerciële versie is een vereenvoudiging van het systeem, maar daardoor ook gebruiksvriendelijker.”
De belangrijkste functie van de kunstmatige alvleesklier moet volgens Kropff zijn dat het de patiënt ontlast. Dat doet dit systeem wel, maar perfect is het zeker nog niet. Er zijn twee mogelijkheden om patiënten nog verder te kunnen ontzien. De eerste is de ontwikkeling van ‘snelle’ insuline. “Dit is ingewikkeld, maar het zou wel ideaal zijn”, stelt Kropff. “Snelle insuline wordt makkelijk opgenomen, werkt daardoor sneller en is ook eerder uitgewerkt. Je hebt dan veel minder last van foutjes.”
De tweede mogelijkheid is het gebruik van een bi-hormonale pomp. Naast insuline maak je dan ook gebruik van het hormoon glucagon, dat de bloedsuikers omhoog brengt. “Je kunt dan als het ware twee kanten op sturen. Dat maakt het apparaat wel ingewikkelder en waarschijnlijk ook duurder. Het geeft misschien de mogelijkheid om iets minder voorzichtig te zijn met insuline. Je hebt immers iets achter de hand”, legt Kropff uit. “We weten nog niet of dit systeem beter werkt dan de kunstmatige alvleesklier die we nu hebben, maar ik denk wel dat de potentie om te patiënt te ontzorgen met een bi-hormonaal systeem nog groter is.”