Nederland wordt steeds zwaarder. Bijna de helft van de volwassenen heeft overgewicht en obesitas neemt snel toe. Maar het gaat om meer dan extra kilo’s.
Al zo’n vijftig jaar gebruiken wetenschappers de Body Mass Index (BMI) om te meten of iemand te zwaar is. Ben je 1,70m lang en weeg je meer dan 72 kilogram? Dan heb je een BMI van meer dan 25; volgens een veelgebruikte definitie heb je dan overgewicht. Weeg je meer dan 87 kilo? Dan heb je zelfs ernstig overgewicht, ofwel obesitas (BMI boven de 30).
Je zou niet de enige zijn: in 1990 had 37 procent van de Nederlandse volwassenen overgewicht, in 2023 was dat al de helft. Het aantal mensen met obesitas – ernstig overgewicht – is in diezelfde periode meer dan verdubbeld, van bijna 7 procent naar ruim 15 procent. Vooral mannen tussen de 50 en 64 jaar zijn zwaar: bijna twee derde kampt met overtollige kilo’s. Jongvolwassen mannen (18-34 jaar) hebben het minst vaak overgewicht, maar nog steeds is dat bij een derde het geval.
Het woord ‘obesitas’ komt uit het Latijn en betekent letterlijk zoiets als ‘omdat je te veel gegeten hebt’. Maar voeding is zeker niet de enige boosdoener: lichaamsbeweging, genetica, hormonen en omgevingsfactoren spelen ook een grote rol. Obesitas draait bovendien niet alleen om kilo’s, maar beïnvloedt een hoop processen in het lichaam, van hormoonhuishouding tot stofwisseling en zelfs de werking van de hersenen. In deze serie onderzoekt NEMO Kennislink obesitas: wat het is, waarom het toeneemt en hoe we het kunnen aanpakken.
Appels en peren
Zo eenvoudig als de definitie van obesitas lijkt, is hij niet, vertelt Liesbeth van Rossum, internist-endocrinoloog en hoogleraar obesitas en biologische stress aan het Erasmus MC. “Overgewicht is meer dan een getal op een weegschaal. Hoeveel vet je in je lijf hebt, en waar dat zit, is veel belangrijker.” Alleen dat meet de BMI niet. Een bodybuilder met veel spiermassa kan een hoge BMI hebben zonder ongezond te zijn, terwijl iemand met een ‘normaal’ gewicht toch veel ongezond buikvet kan hebben.
— Liesbeth van Rossum, hoogleraar obesitasMensen met een appelvorm zijn doorgaans slechter af dan mensen met een peervorm
Bovendien houdt de BMI, berekend door je gewicht in kilo’s te delen door je lengte in meters in het kwadraat, geen rekening met etnische afkomst. Voor mensen van Aziatische afkomst zijn minder overtollige kilo’s al een gezondheidsrisico.
Oorspronkelijk was de BMI eigenlijk helemaal niet bedoeld om gewicht in te delen in ‘gezond’ of ‘ongezond’. De Belg Adolphe Quetelet bedacht de formule die nu BMI heet in de negentiende eeuw. De wiskundige en sterrenkundige wilde vooral ‘de gemiddelde’ mens beschrijven in formules. De gemiddelde negentiende-eeuwse witte man welteverstaan. Pas in de jaren 70 koppelde de Amerikaanse wetenschapper Ancel Keys de BMI aan gezondheid.
Veel belangrijker dan BMI is waar vet zich ophoopt. Met name veel buikvet – het vet rond de organen – is een gezondheidsrisico. “Mensen met een appelvorm, zoals mannen vaker hebben, zijn doorgaans slechter af dan mensen met een peervorm, die meer bij vrouwen vóór de overgang voorkomt”, zegt Van Rossum. Is je buikomvang groter dan 88 cm (voor vrouwen) of 102 cm (voor mannen), dan loop je een hoger risico op tal van ziekten – waarover later in deze serie meer.
Actief orgaan
Vet hoopt zich eerst op onder de huid; een nuttige reserve in tijden van voedselschaarste. Maar als de vetopslag onder de huid in tijden van overvloed ‘vol’ zit, gaat vet zich elders ophopen: in en rond de organen. Dat buikvet is niet gewoon alleen maar ‘luie’ massa, vertelt epidemioloog Jeroen van der Velde, die in het LUMC een groot onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van overgewicht en obesitas mede coördineert.
Buikvet gedraagt zich als een actief orgaan dat hormonen en, als er te veel van is, ontstekingsstoffen afscheidt. “Een van deze hormonen is leptine, dat normaal gesproken zorgt voor een verzadigd gevoel en de eetlust remt. Bij mensen met obesitas produceert het vetweefsel continu leptine, waardoor het lichaam er steeds minder op reageert, en de eetlust niet wordt geremd”, zegt Van der Velde.
Iets vergelijkbaars gebeurt met insuline, dat na de maaltijd suikers vanuit het bloed de cellen in helpt. “Door een overschot aan vet wordt de werking van insuline verstoord. Bovendien worden cellen minder gevoelig voor insuline, waardoor er steeds meer suiker in het bloed blijft en het risico op diabetes type 2 toeneemt.”

Sommige mensen met diabetes type 2 moeten insuline injecteren.
Wikimedia Commons, Mr Hyde, publiek domeinDaarnaast veroorzaakt overmatig vetweefsel een heleboel kleine chronische ontstekingsreacties in je hele lichaam. Dat kunnen onderzoekers zien aan ontstekingseiwitten in het bloed. “Vergelijkbare eiwitten zien we ook bij griep of als je verkouden bent. Alleen bij griep of verkoudheid verdwijnen die eiwitten weer. Bij obesitas niet”, zegt Van der Velde. Dit kan uiteindelijk leiden tot schade aan organen en bloedvaten.
Obesitas als ziekte
Verstoorde hormonen, ontstekingen: is obesitas dan niet eigenlijk gewoon een ziekte? “Jazeker”, zegt Van Rossum. De Wereldgezondheidsorganisatie erkende obesitas in 1997 als ziekte. De Amerikaanse vereniging van artsen volgde in 2013 en in 2021 schaarde ook de Europese Commissie zich achter deze definitie. De Nederlandse Gezondheidsraad doet dat al sinds 2003.
Toch is niet iedereen het daarmee eens. Tegenstanders vinden overgewicht vooral een risico voor een heleboel ándere ziektes. Bovendien zou het ziektelabel iemand kunnen ontslaan van de eigen verantwoordelijkheid om het gewicht op peil te houden – daarin zit het stigma van ‘eigen schuld, dikke bult’ al ingebakken.
De discussie of obesitas wel of niet een ziekte is, helpt niet om het te voorkomen en te behandelen, schreef een groep van 58 internationale experts in januari in een vakblad. Daarom stelden ze iets anders voor: gebruik niet alleen de BMI, maar bepaal ook op andere manieren of iemand ongezond veel vet heeft, bijvoorbeeld door de buikomvang te meten. Is dat het geval, maak dan onderscheid tussen preklinische en klinische obesitas. Bij preklinische obesitas is weliswaar sprake van te veel vet, maar de weefsels en organen functioneren nog normaal. Klinische obesitas betekent verstoorde processen zoals ontstekingen, óf ernstige dagelijkse beperkingen vanwege de obesitas. Ook de richtlijn die Nederlandse artsen gebruiken is hiermee in lijn.
En, ziekte of niet, is obesitas eigenlijk wel iemands eigen schuld? Of leven we in een dikmakende samenleving? Daarover gaat de volgende aflevering.