Naar de content

Medische 'Google Earth' werpt nieuw licht op borstkanker

16.000 foto’s vergelijken

Philips

Als bij jonge vrouwen borstkanker geconstateerd wordt, volgt veelal een operatie, bestraling en een aanvullende behandeling, vaak in de vorm van een chemokuur. Maar is dat laatste wel echt altijd zinnig? Het Young Breast Cancer Project (YBCP) zoekt het antwoord op die vraag met behulp van tEPIS: een nieuwe technologie die bestaat uit een Google Earth voor pathologen. “Zonder tEPIS was dit niet te doen.”

25 februari 2016

Chemotherapie wil je liever niet ondergaan. De chemo’s die worden gegeven na het verwijderen van een tumor in de borst, hebben nare bijwerkingen zoals osteoporose en overgangsverschijnselen. “Voor jonge vrouwen zijn die bijwerkingen extra vervelend. Zij hebben dikwijls nog een kinderwens, en in afwezigheid van ziekte zouden zij een levensverwachting van nog tenminste 45 jaar hebben”, stelt Gwen Dackus van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis. Zij coördineert een grootschalig onderzoek waarin pathologen kijken of het ook anders kan.

Met behulp van kleuren annoteert de patholoog wat hij ziet op het scherm. Over metastasen (geel) kan de patholoog nog extra informatie toevoegen.

Gwen Dackus, Young Breast Cancer Project

Nabehandeling met chemotherapie

“Tot ongeveer twintig jaar geleden werd twintig procent van de borstkankerpatiënten nabehandeld met chemotherapie. In de jaren negentig is het protocol veranderd en sindsdien wordt tachtig procent van hen met chemo behandeld. Maar de sterfte onder patiënten als gevolg van hun ziekte is slechts heel licht afgenomen.” Dackus denkt dat die afname zo gering is, omdat veel vrouwen na het verwijderen van de tumor eigenlijk helemaal geen baat hebben bij een chemo. Hen zadel je onnodig op met bijwerkingen, zo is de gedachte. “Je wilt eigenlijk chemo op maat geven. Wie het nodig heeft, moet je nabehandelen. Bij de andere patiënten kun je dat achterwege laten.”

Omdat de bijwerkingen zo ernstig zijn, is het het uitzoeken waard. Dat kan niet met patiënten die nu behandeld worden: zij krijgen vrijwel standaard chemo, terwijl de onderzoekers juist willen weten wat er gebeurt als een patiënt géén chemo krijgt. Binnen het YBCP wordt daarom momenteel hard gewerkt aan een nieuwe analyse van oud materiaal.

Nederland heeft een uitstekende registratie van kankerpatiënten. Nederlandse pathologen hebben bovendien een eigen archief van weggenomen weefsels, die onder de juiste condities soms decennia bewaard blijven. Door de dataset van de Nederlandse Kanker Registratie en die van de pathologen naast elkaar te leggen, kreeg Dackus een lijst met 2.500 patiënten bij wie tussen 1989 en 2000, destijds jonger dan veertig, borstkanker werd geconstateerd. Zij kregen toen geen chemo, want dat gebeurde destijds gewoon niet. “En we weten van hen hoe het verder is gegaan. We kennen de afloop al.”

Weefselcoupes voor histologisch onderzoek worden met een zeer nauwkeurige scanner gedigitaliseerd. Uitwisseling van gegevens wordt daardoor veel eenvoudiger en dat maakt een onderzoek als het Young Breast Cancer Project mogelijk.

Philips

Breekbare microscoopglaasjes

“Het kostte twee jaar om dat goed te organiseren. Er zijn veel ziekenhuizen bij betrokken, en we wilden er absoluut voor zorgen dat de privacy van de patiënten gewaarborgd zou blijven”, zegt Dackus. Na die twee jaar had het YBCP van de 2.500 patiënten van twintig jaar geleden stukjes weefsel, die al die tijd netjes bewaard zijn gebleven. De microscoopglaasjes van toen waren niet meer bruikbaar: zulke dunne preparaten gaan kwalitatief achteruit en bovendien is de analyse naar huidige maatstaven veel uitgebreider dan toen.

Een weefselcoupe is een flinterdun gesneden plakje van bij een patiënt weggenomen weefsel. Een patholoog ziet bij deze coupe onmiddellijk: dit is een tumor.

Gwen Dackus, Young Breast Cancer Project

Van alle weefsels werden tussen de vijf en tien nieuwe preparaten gemaakt: 16.000 glaasjes in totaal. “Zonder tEPIS was dit niet te doen. Als je 16.000 glaasjes logistiek behapbaar wilt maken, moet je dat met een heel klein team gaan analyseren. Je moet al die glaasjes namelijk opsturen. Het is breekbaar en kwetsbaar en het raakt kwijt. En dit onderzoek komt bovenop het gewone pathologenwerk. Niemand heeft er full time tijd voor. Dus dan duurt de analyse jaren”, vertelt Dackus.

Juist door de nieuwe digitale technologie kan onderzoek zoals dit nu wel. De coupes werden gedigitaliseerd en zijn (overigens zonder verdere patiëntgegevens erbij – die worden gescheiden bewaard) online in te zien met de tEPIS-technologie. Dackus werkt nu samen met bijna twintig pathologen, van Italië tot regionale ziekenhuizen, die naar vermogen de gedigitaliseerde coupes analyseren. Wie van hen in Turijn, het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis of waar ook inlogt op tEPIS, krijgt een scherm met een workload aan scans. De pathologen geven aan wat ze zien: zit er tumorweefsel? Is het necrotisch? Zijn er metastasen? Hoe liggen de cellen ten opzichte van elkaar? Wat voor cellen zijn het precies?

tEPIS

, het Trait Enhanced Pathology Image Sharing-systeem, maakt het mogelijk om afbeeldingen digitaal uit te wisselen tussen pathologen zonder dat ze daarvoor bij elkaar hoeven te komen. Traditioneel kun je alleen samen naar een preparaat kijken met behulp van een zogenoemde multikop: een microscoop met twee sets kijkvensters. Even digitaal een bestandje mailen zit er niet in: tot een paar jaar geleden bestond er geen scanner die gedetailleerd genoeg een heel preparaat kon scannen. En dan nog: een foto van een preparaat is al gauw vijf GB groot. tEPIS gebruikt een digitale technologie die vergelijkbaar is met Google Earth: je wisselt alleen datgene met elkaar uit, waar je naar wilt kijken. De rest van de afbeelding blijft netjes op de server staan.

Vervolgbehandeling

De resultaten van de analyse verzamelt Dackus eveneens digitaal. Inmiddels is iets meer dan de helft van de preparaten geanalyseerd. Het totaal moet april volgend jaar inzicht geven in de behoefte van patiënten aan een chemokuur.

Dackus: “We weten medisch gezien hoe het met deze vrouwen is gegaan. Bij wie waren er uitzaaiingen of kwam het terug? Bij wie niet? We willen weten wat het verschil, pathologisch en genetisch gezien, is tussen die twee groepen.”

Op die manier wordt het als het goed is mogelijk een prognose te geven bij nieuwe patiënten, waarbij het duidelijk wordt: deze patiënt moet beslist een vervolgbehandeling, want anders heeft ze over drie jaar uitzaaiingen.

Of: deze patiënt heeft zulke tumorcellen, en de tumor ziet er zo en zo uit. Bij dat soort tumoren is een chemo niet nodig. “Zo voorkomen we veel overbehandeling, en is de chemo voorbehouden aan die vrouwen die er baat bij hebben.”

ReactiesReageer