Naar de content

Lijden als een proefdier

Nabij proefdiervrij: wat is een ‘proefdier’?

Georgejason, via iStockphoto.com

Dat het gebruik van proefdieren verminderd moet worden, daarover zijn de meesten het eens. Maar om welke soorten gaat het dan? Hebben we het alleen over muizen en apen, of ook over inktvissen? Zebravisjes? Fruitvliegjes? Dat ligt eraan of ze, net zoals muizen en apen, pijn voelen. Maar die vraag blijkt nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden.

9 april 2025

Artikel 1b, lid 5, van de Wet op Dierproeven is er duidelijk over: proefdieren zijn dieren ‘waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij ongerief ondervinden van een dierproef’. Fysieke pijn, maar ook stress of sociale isolatie zijn vormen van ongerief. Volgens deze definitie zijn alle gewervelde dieren proefdieren wanneer ze binnen wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt. Een paar ongewervelden, zoals inktvissen, tellen ook mee. Andere ongewervelden, zoals insecten, vallen daar buiten. Zij ervaren geen ongerief zoals gewervelden en inktvissen dat doen. Voor die dieren tellen de strenge proefdierregels dus niet. Maar is dat wel terecht?

Definitiekwestie

Het inschatten van ‘ongerief’, wat zo centraal staat in de definitie van een proefdier, is niet makkelijk. In Nederland en de rest van Europa bestaan er speciale commissies die bepalen of een dierproef mag doorgaan of niet. In Nederland is dat de Centrale Commissie Dierproeven. Andere commissies adviseren de centrale commissie hierbij. Deze dierexperimentencommissies schatten in hoeveel ongerief er bij een dier zal ontstaan. Daarvoor gebruiken ze Europese richtlijnen.

Drie verschillende katten naast elkaar, met drie verschillende 'kattenuitdrukkingen', van meest relaxed (links) naar meest gespannen (rechts).

Een onderdeel van de Feline Grimace Scale, ontwikkeld om pijn bij katten te herkennen. Zelfs bij zoogdieren kan het moeilijk zijn om te zien of het dier pijn lijdt. De tekenen zijn voor mensen vaak heel subtiel.

Université de Montréal 2019

Dierethicus Koen Kramer, verbonden aan de Universiteit Utrecht, is lid van zo’n dierexperimentencommissie. “Er zijn drie categorieën van ongerief”, vertelt hij. “Licht, matig en ernstig. Maar de categorieën zijn heel breed. Er zijn heel uiteenlopende vormen van leed die ‘matig’ worden genoemd. Bovendien: misschien dat een individueel dier in een individuele proef wel licht ongerief ondergaat volgens de richtlijnen. Maar als je alle proeven die op dat dier worden gedaan bij elkaar optelt, kom je misschien wel uit op matig of ernstig. We proberen dit opgestapelde lijden wel in te schatten, maar dat is lastig.”

Een ander probleem met de definitie is het woord ‘dierproef’. Een proef telt als dierproef, als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste: het telt als dierproef wanneer een dier wordt gebruikt voor bepaalde wettelijk omschreven doelen, zoals wetenschappelijk onderzoek. Ten tweede: het telt als dierproef wanneer het dier ongerief ervaart dat meer is dan het ongerief van het inbrengen van een naald. “Maar hoe weeg je verschillende vormen van ongerief af?”, vraagt Kramer. “Hoe vergelijk je bijvoorbeeld het inbrengen van een naald met het lijden dat door sociale isolatie wordt veroorzaakt? Dat is appels met peren vergelijken.”

Wat dieren voelen

De definitie van een proefdier heeft dus veel te maken met ongerief, zoals pijn en lijden. Maar bepalen of een dier pijn voelt of lijdt, is zo makkelijk niet. “We kunnen nooit in een ander hoofd kijken”, zegt Kramer. “Eigenlijk weet ik niet eens echt zeker wat een ander mens voelt. Maar als jij je snijdt en daarbij een kreet slaakt, is dat hetzelfde gedrag als ik zou vertonen. Ik kan dan redeneren dat jij dezelfde pijn voelt als ik zou voelen. Bij andere zoogdieren kun je ook op die manier redeneren. Maar het wordt steeds lastiger naarmate het dier minder op ons lijkt.” Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt tussen pijn en lijden. “Pijn is een lichamelijke sensatie. Lijden is meer psychologisch. Daarvoor moet een dier enig begrip hebben van de situatie waar het in zit, en daarop kunnen reflecteren.”

Zolang niet is bewezen dat ze geen pijn voelen, moeten we ervan uitgaan dat ze dat wel doen

— Bernice Bovenkerk

Toch weten we aardig wat over pijn en lijden bij dieren. Bernice Bovenkerk, dierethicus aan de Universiteit Wageningen, gaat in tegen de visie dat pijn bij ‘lagere’ dieren vooral een reflex is waar het dier zelf geen last van heeft. “Als je bijvoorbeeld pijnverdoving toepast op vissen, reageren ze sterk hetzelfde als zoogdieren. We hebben heel andere zenuwstelsels vergeleken met vissen, maar die verschillende zenuwstelsels vervullen wel allemaal dezelfde functies. Het is dan niet gek om aan te nemen dat ze pijn voelen zoals wij.” Bovendien gaan veel dieren op dezelfde manier om met pijn. “Van kreeftachtigen wordt vaak gezegd dat ze alleen pijnreflexen hebben. Maar heremietkreeften blijken te leren van pijn die ze eerder hebben ervaren. Ze maken op basis van die herinnering actieve keuzes, net als wij. Het is moeilijk dat nog een reflex te noemen.”

Foto van een heremietkrab in zijn huisje, op de bodem van een aquarium.

Heremietkreeften maken niet hun eigen schelp, maar kiezen een leegstaande schelp om in te wonen. Onderzoekers Robert W. Elwood en Mirjam Appel van Queen's University of Belfast lieten in 2009 zien dat kreeften die een stroomschokje toegediend kregen terwijl ze in de ene schelp zaten, daarna sneller wisselden naar een andere schelp. Ze herinnerden pijn en maakten afwegingen op basis daarvan. Het onderzoek is gepubliceerd in het blad Animal Behavior.

EyeEm Mobile GmbH, via Freepik

Wetenschappelijk onderzoek wijst steeds meer op de complexiteit van het psychologische leven van dieren. “Pas geleden heb ik samen met veel andere ethici en wetenschappers de New York Declaration on Animal Consciousness getekend”, zegt Bovenkerk. “Daarin worden de resultaten van het onderzoek naar dierlijk bewustzijn samengevat. Er is sterk bewijs voor dierlijk bewustzijn bij zoogdieren en vogels. Maar er is ook een redelijke basis om aan te nemen dat veel ongewervelden, zoals insecten, ook bewustzijn hebben.” Het lijkt er dus op dat ook die dieren ongerief kunnen ervaren.

Het voorzorgsprincipe

Als ongewervelden en insecten ongerief kunnen ervaren, zouden ze volgens de wet ook mee moeten tellen als proefdier. Dat kan problemen geven. “Op het moment worden ze niet als proefdieren gezien”, zegt Bovenkerk. “Ze worden modelorganismen genoemd. Dat klinkt heel mechanisch, en dat is het ook.” Voor modelorganismen gelden veel minder strenge regels, omdat de dieren geen of veel minder last zouden hebben van de proeven. Maar wat als later blijkt dat ze wel degelijk pijn voelen, zoals een proefdier? “Je kunt op twee manieren omgaan met deze onzekerheid”, zegt Kramer. “Je kunt zeggen: zolang we niet weten of ze pijn voelen, kunnen we doen wat ons goed uitkomt, en hen gewoon in proeven gebruiken. Maar je kunt het ook omdraaien. Zolang niet is bewezen dat ze geen pijn voelen, moeten we ervan uitgaan dat ze dat wel doen! De prijs is immers veel groter wanneer we het dan bij het verkeerde eind blijken te hebben.”

Mensen die blijven volhouden dat we niet weten of dieren pijn voelen, doen dat volgens Bovenkerk als copingmechanisme. “Als we er niet aan hoeven denken, kunnen we het negeren en gewoon doorgaan met het gebruiken van die dieren. Dit heet strategische onwetendheid. We willen het niet weten, want dat zou betekenen dat we allerlei dingen die we doen, moeten opgeven.” De bewijslast ligt nu bij die mensen, vindt Bovenkerk. “Ze moeten eerst maar met bewijs komen dat die dieren geen pijn voelen. Er bestaat immers enig bewijs voor het wel voelen van pijn. Dat is nog lang niet zeker. Maar uit voorzorg kunnen we er maar beter van uitgaan dat het zo is.”

Een commissie die advies over dierproeven geeft, neemt nog meer zaken mee dan alleen het mogelijke ongerief van een dier. Kramer: “Er bestaat ook iets dat we de integriteit van een dier noemen. Als je een dier zo aanpast dat het bijna niet meer dat dier is, vinden we dat ook een ongemakkelijk idee. Zelfs als het dier daar niet direct last van heeft.” Bovenkerk voegt toe: “De integriteit van een dier is wat dat dier tot dat dier maakt. De ‘kip-heid’ van de kip, de ‘zeester-heid’ van de zeester. Dat gaat dus niet per se om pijn en lijden. Er is bijvoorbeeld een runderras dat gefokt is om zoveel vlees op te brengen dat de kalveren te groot zijn voor het geboortekanaal. Die hebben bijna altijd een keizersnee nodig. Veel mensen vinden dat intuïtief niet ethisch.” Zelfs als insecten en andere ongewervelden geen ongerief kunnen voelen, kunnen ze wel aangetast worden in hun integriteit. Dat kan een reden zijn om ook hen zo min mogelijk te gebruiken. Of ze nou vallen onder de definitie van ‘proefdier’ of niet.

Foto van een lichtgevend konijn

In 2000 maakten een kunstenaar en een geneticus het kunstwerk "GFP Bunny", een konijn dat groen oplichtte onder blauw licht. Het konijn, Alba, had daarvoor een gen van een kwal meegekregen. Het konijn zelf leed er niet onder. Toch zat dit de meeste mensen niet lekker. Wanneer pas je de aard van een dier teveel aan?

Eduardo Kac

Wegen de verwachte uitkomsten van een dierproef op tegen de pijn, het lijden, of de integriteitsaantasting van het dier? Kramer: “Er bestaan bijvoorbeeld huidaandoeningen waarbij patiënten altijd onder een bepaald soort lamp moeten slapen om de aandoening onder controle te houden. Die lamp is groot en log, waardoor de patiënten niet op vakantie kunnen. Voor hen is het fijn als er betere behandelingen komen. Maar wat als daarvoor dierproeven nodig zijn? Hoeveel dierlijk lijden staat gelijk aan de voordelen voor de patiënten?” Inschattingen maken is dus ingewikkeld. Voor een commissie die deze inschattingen moet maken, is een heldere definitie van ‘proefdier’ dan prettig. Zo is duidelijk welke regels gelden voor welke dieren. Maar die definitie is gebaseerd op aannames over pijn en lijden bij verschillende soorten dieren. Met nieuwe wetenschappelijke inzichten op dit gebied moet de definitie misschien worden herzien.

ReactiesReageer