Van rechters tot Wie is de Mol-kijkers: iedereen kan op elk moment last krijgen van tunnelvisie. Waarom zoeken we toch voortdurend naar bevestiging van ons eigen gelijk? En valt er iets aan te doen?
Begin jaren 70 stuurde de Amerikaanse psycholoog David Rosenhan acht vrijwilligers naar psychiatrische ziekenhuizen. Ze moesten zeggen dat ze stemmen in hun hoofd hoorden. Alle acht werden ze opgenomen wegens schizofrenie. Tijdens de behandeling gedroegen de neppatiënten zich volkomen normaal. Maar de behandelaars waren er zo van overtuigd dat ze aan schizofrenie leden, dat ze niets in de gaten hadden.
Zo hebben we allemaal weleens last van tunnelvisie, of het algemenere verschijnsel confirmation bias: we zoeken te pas en te onpas naar bevestiging van ons eigen gelijk. Bij het oplossen van een cryptogram, bij het zoeken naar sleutels, bij het kijken naar ‘Wie is de Mol’… Als je eenmaal op een bepaald spoor zit, is het heel moeilijk om dat los te laten.
Soms kan tunnelvisie grote gevolgen hebben. In de rechtbank kan het tot een onterechte veroordeling leiden – denk aan de zaak-Lucia de Berk. In de samenleving kan het discriminatie aanwakkeren. Bij sommige mensen gaat tunnelvisie zelfs hand in hand met complotgedachten of waanideeën.
Waarom zijn we allemaal zo overtuigd van ons eigen gelijk? En hoe kunnen we onszelf uit een tunnel bevrijden?
Stippen
Allereerst willen we soms gewoon heel graag gelijk hebben. Dat is prettig voor het eigen ego. Of juist in het belang van anderen: een rechercheur die iemand arresteert wil het absoluut niet verkeerd hebben, en zoekt dus bewust of onbewust vooral naar bewijs vóór de eigen theorie.
Maar ook als we er geen enkel belang bij hebben, proberen we ons eigen gelijk te bevestigen. Dat toonden wetenschappers in 2018 aan met een experiment waarin deelnemers meermaals de beweging van stippen op een scherm moesten inschatten. Nadat ze een eerste keus hadden gemaakt, lieten ze zich daarna telkens leiden door die keus, ook al leverde dat geen voordeel op. De verklaring voor tunnelvisie gaat dus dieper dan een vurige wens om gelijk te hebben.
Aandacht
Rechtspsycholoog Eric Rassin van de Erasmus Universiteit Rotterdam schreef in 2007 het boek ‘Waarom ik altijd gelijk heb. Over tunnelvisie’. Volgens hem is tunnelvisie in het dagelijks leven simpelweg heel efficiënt. “Je bent niet altijd bezig met de optimale beslissing en de meest wetenschappelijk verantwoorde”, zegt hij. “Je wilt keuzes maken die goed genoeg zijn om je doel te behalen. Met tunnelvisie kom je dan heel ver. Dat maakt het zo hardnekkig.”
In zijn boek beschrijft Rassin een waaier aan psychologische verschijnselen die ons helpen, maar tegelijkertijd tunnelvisie in de hand werken. Zo zien en horen we voortdurend van alles. Dat kunnen we lang niet allemaal verwerken. Daarom moeten we selectief zijn met onze aandacht. Een bekende test daarvan is een filmpje met basketballers:
Selectieve aandacht is doorgaans nuttig. Als je een basketbalwedstrijd wilt volgen, moet je vooral letten op de speler met de bal. Als je ondertussen ook de andere spelers, de fans en de reclameborden in de gaten wilt houden, word je gek. Maar het nadeel van een beperkte blik is dat je onverwachte dingen kunt missen, met tunnelvisie tot gevolg.
Poema
Verder zijn we altijd geneigd om bij het interpreteren van onze omgeving bestaande kennis te benutten. Dat kan van levensbelang zijn: als je vermoedt dat ergens giftige paddenstoelen zijn, kun je maar beter geen enkele paddenstoel eten. Dat getuigt weliswaar van een vorm van tunnelvisie – je gaat er ten onrechte van uit dat elke paddenstoel giftig is – maar dat is beter dan dat je je eigen gelijk op de proef stelt door een paar paddenstoelen te eten.
Bestaande kennis kan echter ook in de weg zitten. Toen de politie in 2005 had bekendgemaakt dat er mogelijk een poema op de Veluwe rondliep, dacht de een na de ander het roofdier te hebben gezien, op volstrekt uiteenliggende plekken.
Iets dat hiermee samenhangt, is dat we nogal snel conclusies trekken. Waar rook is, is vuur. Ook dat kan je leven redden: als je een vaag vermoeden hebt dat ergens een roofdier rondloopt, kun je maar beter wegwezen. Maar in andere gevallen – zoals bij Lucia de Berk – levert het flinke missers op.
Drugsvangst
Naast ons brein is ook de maatschappij vaak zodanig ingericht dat je je gelijk eerder bevestigd ziet dan ontkracht. Een douanier die bijvoorbeeld als strategie heeft om de bagage van alle mensen met een tatoeage op de arm te controleren, denkt bij elke drugsvangst: zie je wel! Hij weet echter niet hoeveel mensen zonder tatoeage er dagelijks met drugs in de koffer langs hem lopen.
Ook in de wetenschap kan tunnelvisie lonen. Een artikel dat een theorie bevestigt maakt meer kans op publicatie dan een artikel dat meldt dat ergens geen bewijs voor is gevonden. En politici gaan zo lang mogelijk uit van het eigen gelijk, omdat het tijd, geld en moeite kost om plannen te herschrijven. Bovendien ben je een mikpunt van kritiek als je niet standvastig bent.
Complotdenkers
Tunnelvisie is dus doodnormaal. Maar waar de een hooguit bij het kijken van ‘Wie is de Mol’ op het verkeerde been wordt gezet, is de ander ervan overtuigd dat de aarde plat is. Waarom hebben sommige mensen er meer last van dan andere?
Gedragswetenschapper Jan-Willem van Prooijen (Vrije Universiteit Amsterdam, NSCR en Universiteit Maastricht) onderzoekt waarom mensen in complotten geloven. Tunnelvisie speelt daar een belangrijke rol bij, vertelt hij. “Vaak wordt op voorhand aangenomen dat een theorie waar moet zijn, waarna daar selectief bewijs voor wordt gezocht.”
Waarschijnlijk hebben complotdenkers dus bovengemiddeld veel last van tunnelvisie. Hoe komt dat? Niet zozeer door domheid, stelt Van Prooijen. “Ook heel intelligente mensen kunnen aan tunnelvisie lijden. Die kunnen soms juist heel goed selectief bewijs vinden voor een bepaalde stelling en die overtuigend onder woorden brengen.”
Wel zijn er sociale factoren die vaker optreden bij complotdenkers. “Het zijn vaak mensen die onder moeilijke omstandigheden leven. Mensen die met baanonzekerheid te maken hebben, of met discriminatie. Mensen die zich machteloos voelen in de samenleving”, zegt Van Prooijen.
Is complotdenken en de bijbehorende tunnelvisie dus een kwestie van nurture en niet nature? Dat niet per se, stelt Van Prooijen. “Het is een beetje van allebei. Mensen hebben bijvoorbeeld een instinctieve neiging om groepen die ze niet vertrouwen de schuld te geven van het onheil dat ze overkomt. Daarom zie je discriminatie over de hele wereld terug. Maar ik denk ook dat er hele duidelijke sociale factoren zijn die deze biologische systemen kunnen activeren.”
Als voorbeeld noemt Van Prooijen de coronacrisis. “Om tunnelvisie tegen te gaan, is het van belang dat je rustig de tijd neemt om een situatie te begrijpen. Maar als we ons bedreigd voelen, willen we snel antwoorden. Mensen wilden in de pandemie gewoon weten wat ze wel en niet moesten doen. Dan komen wetenschappers met waarschijnlijkheden en foutmarges. Dat willen mensen niet horen.”
Verraderlijk
Als je weet wie er gevoelig is voor tunnelvisie, kun je wellicht dwalingen voorkomen door rechters en artsen onder andere te selecteren op die gevoeligheid. Rassin ontwikkelde zo’n twintig jaar geleden een test waarbij je door vragen te beantwoorden kunt achterhalen in hoeverre je vatbaar bent voor tunnelvisie. Sindsdien zijn er nog enkele van dat soort zelftests ontwikkeld. Maar die zijn zeker niet feilloos, stelt Rassin. “Zo’n test laat zien wat je van jezelf vindt. Je hebt liever een standaardtest, zoals een IQ-test. Maar zoiets is een stuk moeilijker uit te voeren.”
Nog moeilijker dan jezelf erop testen, is het om tunnelvisie bij jezelf te herkennen. “Dat is het verraderlijke: je hebt zelf niet door dat je in een tunnel zit”, zegt Van Prooijen. “Ik denk dat je je dat altijd pas achteraf realiseert.”
En zelfs als je door hebt dat je in een tunnel bent beland, zijn de psychologische effecten die eraan ten grondslag liggen vrijwel niet te onderdrukken. Neem bijvoorbeeld de optische illusie van het Dambord van Adelson: ook als je weet dat het een illusie is, lukt het je niet om in te zien dat het donkere en het lichte vakje eigenlijk dezelfde kleur hebben.
Alternatieve scenario's
Valt er dan wel iets tegen tunnelvisie te doen? Volgens Van Prooijen moet je je in elk geval bewust zijn van het probleem. “Je moet altijd in je achterhoofd houden dat voor de meeste situaties meerdere verklaringen mogelijk zijn. En dat je vaak niet alle informatie hebt. De realiteit is veel complexer dan het brein aankan.”
Ook volgens Rassin is denken in alternatieve scenario’s het enige dat tunnelvisie kan temperen. “Dat houdt in dat je nooit uitgaat van één scenario en dan kijkt of je daar bewijs voor hebt. Je zet altijd minstens twee scenario's tegen elkaar af.”
Tientallen jaren geleden is al ontdekt dat je op deze manier minder snel een verkeerd beeld vormt van iemands persoonlijkheid. Maar in het kader van rechtszaken zijn de onderzoeksresultaten minder veelbelovend, vertelt Rassin. “Scenariodenken lijkt helemaal niet zoveel zoden aan de dijk te zetten om een verkeerde veroordeling te voorkomen.”
Toch blijft hij erin geloven. “Misschien is dat tunnelvisie van mezelf, maar ondanks alles heb ik het gevoel dat als je het scenariodenken goed doet, daar iets te halen valt. Je hebt alleen decennia nodig om de juiste aanpak te vinden.”
Leren leven
Al met al hebben we dus misschien een hulpmiddel, maar moeten we vooral met onze tunnelvisie leren leven. Dat klinkt nogal pessimistisch, maar besef wel dat het lang niet altijd erg is om uit te gaan van het eigen gelijk.
In specifieke situaties – zoals in de rechtbank of het ziekenhuis – kan dat tot problemen leiden. Maar het zou op zichzelf van tunnelvisie getuigen om je alleen op die situaties te richten. In het dagelijks leven zorgt een ietwat vernauwde blik ervoor dat je je doelen behaalt, zonder dat je verblind raakt door informatie of hopeloos inefficiënt te werk gaat.
Als je dus weer eens een verkeerde mol aanwijst, troost je dan met het feit dat je gedachten ook net mollen zijn: ze voelen zich nu eenmaal thuis in tunnels.