De levenslange gevangenisstraf wordt gezien als een ‘humanere’ vervanging van de doodstraf. Maar hebben we werkelijk vooruitgang geboekt?
Op het bruisende marktplein in het hart van mijn woonplaats Deventer passeer ik regelmatig de overblijfselen van een schavot. Vier blauwe stenen liggen daar nog altijd als stille getuigen van een tijd waarin de doodstraf realiteit was. Net als andere grote steden had Deventer zijn eigen rechtspraak met de bevoegdheid om de doodstraf op te leggen. De executies waren voor iedereen bij te wonen.
Gelukkig behoren deze praktijken nu tot het verleden. In 1870 werd de doodstraf officieel afgeschaft in Nederland, met uitzondering van oorlogsrecht. Later, in 1983 werd in de Grondwet verankerd dat de doodstraf niet meer kon worden opgelegd (artikel 114). Sindsdien is de doodstraf verbannen uit onze samenleving, zowel in vredestijd als in tijden van oorlog. In plaats daarvan kwam de “humanere” levenslange gevangenisstraf.
Maar is het eigenlijk wel zo humaan om mensen tot hun dood op te sluiten? Ik bespreek deze kwestie met Wiene van Hattum, strafrechtdeskundige en voorzitter van Forum Levenslang. Zodra ze de titel van deze rubriek hoort, benadrukt ze dat de doodstraf nooit werkelijk als ‘normaal’ werd beschouwd in Nederland. “Het was een uitzonderlijke straf, die niet altijd leidde tot de dood. Er was altijd nog een sprankje hoop op gratie van de koning. Dat was je laatste redmiddel als je ter dood werd veroordeeld.”
Sinds de Verlichting is er steeds meer kritiek gekomen op de doodstraf. “Filosofen zoals Montesquieu betoogden dat de beschaving van een land af te lezen is aan de manier waarop het straft”, vertelt Van Hattum. De doodstraf werd gezien als barbaars en in strijd met de waarden van de Verlichting. Het publieke spektakel van het ontnemen van iemands leven, hoog bovenop een schavot waar iedereen het kon zien, kon niet langer gerechtvaardigd worden. Van Hattum: “De levenslange gevangenisstraf werd geïntroduceerd als vervanging. Deze werd beschouwd als de op één na zwaarste straf.”
Vanaf het begin waren er echter bedenkingen over de vraag of de levenslange gevangenisstraf werkelijk minder zwaar was dan de doodstraf. Tegenstanders vonden de straf onrechtvaardig, omdat de duur ervan afhing van de leeftijd van de veroordeelde. En was het werkelijk een humanere straf? “Het is een vorm van marteling om iemand in gevangenschap naar zijn dood toe te laten leven”, zegt Van Hattum. “Je kunt een gevangenis wel mooi inrichten, maar als je geen perspectief biedt, is het in feite een uitgestelde doodstraf.”
In Nederland betekent levenslang nu ook daadwerkelijk levenslang, in tegenstelling tot andere landen binnen de Europese Unie. Die uitzichtloosheid is problematisch, vindt Van Hattum: “Als je de mogelijkheid van herstel wil openhouden, moet je perspectief bieden.” Dat inzicht had ook het gevangenispersoneel aan het begin van de twintigste eeuw. “Ze konden niet aanzien hoe mensen die tot levenslang waren veroordeeld wegkwijnden. Ze schreven rond 1930 brieven aan de minister, wat resulteerde in een beleid waarbij na een bepaald aantal jaren moest worden beoordeeld of iemand geschikt was om vrijgelaten te worden. Vóór de oorlog was dit 15 jaar, na de oorlog werd het 10 jaar.”
Dit beleid werd toegepast tot in de jaren tachtig. Ondertussen werden er steeds minder levenslange gevangenisstraffen opgelegd. “In de jaren zeventig werd helemaal geen levenslange gevangenisstraf meer opgelegd”, vertelt Van Hattum. “Dit gold zelfs niet voor de Molukse treinkapers, die in de huidige tijd waarschijnlijk levenslang gestraft zouden zijn. Zij waren immers verantwoordelijkheid voor drie moorden die gepleegd waren ten overstaan van de hele natie en het wekenlang gijzelen van een volledige treincoupé met passagiers.”
In 1986 werd de laatste persoon die vóór de jaren zeventig tot levenslang was veroordeeld, meervoudig moordenaar Hans van Z., vrijgelaten met gratie. Inmiddels waren er twee nieuwe levenslanggestraften van begin jaren tachtig. Er ontstond een hiaat, vertelt Van Hattum. “Het oude beleid raakte vergeten en niemand wist meer dat het ooit bestond. En plotseling, in 2004, verklaarde toenmalig minister Donner van Justitie (CDA) dat levenslang simpelweg ‘tot het einde van iemands leven’ betekende. Zo is het gegaan. We gingen die levenslange gevangenisstraf veel strenger toepassen. Namelijk letterlijk, zonder uitzicht op gratie. En dat was nooit de bedoeling.”
Terwijl ik naar de overblijfselen van het schavot op het marktplein kijk, stelt het me toch gerust dat ik dergelijke taferelen niet meer zal meemaken in Nederland. Maar terwijl het schavot nog altijd tot de verbeelding spreekt, kan ik me nauwelijks voorstellen wat het betekent om je leven lang opgesloten te zitten. De levenslange gevangenisstraf, verborgen voor het oog van het winkelend publiek, heeft iets ongrijpbaars. De vraag dringt zich op: hebben we echt vooruitgang geboekt?