Naar de content

Leven in je eigen bubbel

Freepik

Segregatie en (een gebrek aan) sociale cohesie zijn veelbesproken onderwerpen in de media. Hoezeer leven Nederlanders in hun eigen bubbel? 

14 juni 2024

‘Segregatie neemt toe: rijke Nederlander zonder migratieachtergrond leeft het meest in eigen bubbel’, kopte het Parool afgelopen februari. ‘Nederland segregeert en verbubbelt’, schreef De Limburger. Niet alleen in kranten, maar ook online, op tv en radio en in opiniestukken werd een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) naar segregatie in Nederland breed uitgemeten. De hoofdboodschap van het onderzoek: mensen met een Nederlandse herkomst hebben in verhouding weinig mensen met een andere herkomst in hun netwerk van buren, collega's, familie, huisgenoten en klasgenoten. Vooral de rijke Nederlander leeft steeds meer in de eigen bubbel. Ook mensen met een Turkse, Marokkaanse of Poolse herkomst leven in verhouding meer gescheiden.

Segregatie is een aansprekend onderwerp, constateert CBS-onderzoeker en -woordvoerder Tanja Traag. “Het spreekt tot de verbeelding, want mensen herkennen sociale bubbelvorming. Het is ook een heel relevant onderzoek, want het ontstaan van sociale bubbels kan integratie beperken. Daarom is het goed dat er debat over is.” Tegelijkertijd benadrukt ze het belang van nuance. De soep wordt niet zo heet gegeten als deze soms wordt opgediend.

Lastig te meten

“Een conclusie uit ons onderzoek is dat bij de meeste herkomstgroepen de gemiddelde segregatie ongeveer gelijk is gebleven of licht is afgenomen. En bij de herkomstgroepen waarbij deze is toegenomen, valt de toename wel mee.” Zo was de segregatiescore van de Nederlandse herkomstgroep in 2009 0,33. Deze steeg tot 0,35 in 2020, het laatst gemeten jaar. “De variabele gaat van 0 tot 1, dus 0,35 is geen hele hoge segregatiescore”, licht Traag toe. “Het getal moet vooral laten zien hoe segregatie zich ontwikkelt en hoe groepen zich onderling tot elkaar verhouden.”

Je ziet een samenhang tussen onderwijs en segregatie

— Tanja Traag

Segregatie en sociale cohesie (sociale samenhang) zijn sowieso lastig te meten, vertelt Traag. “Je wil weten in welke mate mensen elkaar tegenkomen. Bij huisgenoten en familie is het behoorlijk logisch dat er contact is. Met collega’s of buren is dit al heel anders.” Het CBS zou daarom graag willen weten met wie iemand contact heeft en hoe vaak, maar dat is onder meer door privacyregels lastig. Het maakt een onderzoek ook intensiever en duurder. “We kunnen ons alleen richten op netwerken die we administratief kunnen zien. Het kan dus zijn dat de segregatie groter of kleiner is dan we meten.”

Straatfeest

Ook Marlou Schrover van de Universiteit Leiden vertelt dat terughoudendheid in het trekken van conclusies gepast is. De hoogleraar economische en sociale geschiedenis geeft leiding aan een groot onderzoek naar sociale cohesie. “Veel sociologen erkennen dat sociale cohesie een heel open en moeilijk te meten concept is. Want welke indicatoren gebruik je? Organiseer je dingen samen, zoals een straatfeest? Superleuk als het mooi weer is, maar het zegt nauwelijks iets over hoeveel de deelnemers met elkaar hebben.”

Een straat versierd met vlaggetjes. Buurtbewoners zitten en staan op straat tijdens een buurtfeest.

Het organiseren van een straatfeest zegt nauwelijks iets over hoeveel de deelnemers met elkaar hebben.

Roel Wijnants, CC BY-NC 2.0 via Flickr

Met enig cynisme heeft ze het over ‘de eeuwigdurende afname van sociale cohesie’. “Er zijn ongelooflijk veel rapporten over geschreven: al sinds eind negentiende eeuw neemt de sociale cohesie af. Er wordt op dezelfde trom geslagen als nu. Daarbij wordt tegenwoordig etnische segregatie vaak verward met segregatie door sociaal-economische klasse.” Volgens Traag van het CBS is het inderdaad zo dat ‘segregatie vaak ontstaat door sociaal-economische verschillen als opleiding en inkomen’.

Verzuiling

Schrover denkt dat ‘op allerlei punten segregatie juist is afgenomen’. “Tijdens de verzuiling was de segregatie extreem. Men kocht bij een katholieke groenteboer en ging naar een katholieke sportvereniging. Trouwen buiten de eigen groep werd nauwelijks geaccepteerd. In de jaren tachtig waren er veel meer problemen met drugsgebruikers, die gesegregeerd in hun eigen subcultuur leefden. En elk gebouw is tegenwoordig rolstoeltoegankelijk: de drempels zijn letterlijk weggehaald. Ook de vrouwenemancipatie maakte grote sprongen.”

Schrover en Traag pleiten dus voor nuance. Toch zien ze ook ruimte voor verbetering, om te beginnen in de wetenschappelijke wereld. Hoewel er op haar universiteit ‘veel aandacht is voor inclusiviteit’, ziet Schrover dat ‘ondanks al die pogingen’ de diversiteit niet toeneemt. “We hebben één promovendus in een rolstoel en het personeelsbestand blijft een witte vergaarbak. Daar zit een etnische factor bij, maar het kan net zo goed segregatie op basis van klasse zijn.” Hoe komt dat, in haar ogen? “Onze studenten horen vaak als kind aan de keukentafel al over de academische wereld. In andere milieus gebeurt dat niet en is er minder ruimte voor bijles op de middelbare school.”

Niveauverschil

Ook CBS-onderzoeker Traag ziet dat verschillen in educatie segregatie kunnen versterken. “Je ziet een samenhang tussen onderwijs en segregatie. De schifting begint vaak al helemaal aan het begin van een onderwijscarrière. Sommige ouders zijn veroordeeld tot wonen in mindere wijken, vanwege een kleinere portemonnee. Als ze binnen redelijke reisafstand ook geen goede school kunnen vinden, wordt de achterstand alleen maar groter.”

En er is veel niveauverschil: in ‘De Staat van het Onderwijs’, een rapport van de Inspectie van het onderwijs, staat dat veel scholen kwalitatief niet leveren wat de onderwijsinspectie verwacht. “Woon je ergens waar de scholengemeenschappen matige kwaliteit leveren, dan beknopt dat de keuzevrijheid en de mogelijkheid op de sociale ladder te stijgen.” Traag is bang dat dit leidt tot ‘een ander schooladvies richting het voortgezet onderwijs en een elite die makkelijker de top haalt’. “Als je de academische wereld als de top wilt zien, dan ligt het dus voor de hand dat je daar moeilijker een zelfde diversiteitsbeeld krijgt als de dwarsdoorsnede van de maatschappij.”

Volgens Traag kan je onderwijsachterstanden tegengaan door keuzevrijheid van ouders te vergroten. “Bijvoorbeeld door de kwaliteit op de mindere scholen te verbeteren met financiële ondersteuning en de betere leerkrachten eerlijker te verspreiden.” Ook segregatie neemt daarmee af, omdat mensen eerder stijgen op de sociale ladder, zo legt ze uit. “In de praktijk heeft nu eenmaal niet iedereen gelijke kansen.”