Het lijkt zo’n gewoon woord: lekker. Maar wist je dat veel disciplines van de taalwetenschap terugkomen in het woordje ‘lekker’. Hierbij een korte inleiding aan de hand van dat ene woord.
Bijna de helft van de mensen die wel zin had in een koekje liet dat blijken met de woorden ‘Ja, lekker!’ Nu is dit onderzoekje natuurlijk verre van representatief, maar toch is dat korte zinnetje een interessante taaluiting. In het woordje ‘lekker’ komen namelijk veel factoren die een rol spelen bij het doen van een taaluiting samen.
Klank en betekenis
Allereerst moet je het woord natuurlijk uit kunnen spreken. Nu zul je denken: dat is toch niet zo lastig? Kijk dan eens naar de eerste en laatste letter van lekker: de ‘l’ en de ‘r’. Die lijken namelijk meer op elkaar dan je denkt. Voor allebei laat je stembanden trillen en duw je het puntje van je tong tegen je tandkas aan. Alleen in het geval de ‘r’ blaas je ook nog wat lucht langs je tong. Niet alle talen maken dat onderscheid, zo hebben het Chinees en Koreaans alleen een klank die ergens tussen de ‘l’ en ‘r’ in zweeft.
Als je ‘lekker’ eenmaal uit kunt spreken, moet je natuurlijk ook weten wat het betekent. Ook dat lijkt niet heel ingewikkeld; het betekent zoiets als ‘aangenaam’. Zo kun je ‘een lekker kopje koffie drinken of ‘lekker een kopje koffie drinken’. Maar er blijken eigenlijk nog veel meer dingen ‘lekker’ te zijn. Zo kun je ‘je niet zo lekker voelen’ en dan toch ‘lekker naar huis gaan’. Je vinger precies op de betekenis van het woord leggen, is dan ook ingewikkelder dan het lijkt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Google Translate een veelvoud aan mogelijke vertalingen naar het Engels geeft.
Structuur en gebruik
Naast de uitspraak en betekenis, moet je ‘lekker’ ook nog op de goede manier in een zin gebruiken. Hoewel het antwoord ‘ja, lekker’ niet al te veel om handen heeft, kun je het toch bekijken als een klein zinnetje met een bepaalde structuur. Wat daarbij opvalt is dat zo’n zinnetje geen onderwerp bevat. Een gemiddelde Nederlandse zin begint met een onderwerp, maar in sommige gevallen kun je het gewoon weglaten: we begrijpen door de context toch wel waar het over hebben: een koekje.
Als laatste kunnen we ook nog kijken naar waarom je ‘ja, lekker’, als antwoord zou gebruiken. In dit geval wil je als spreker graag beleefd zijn tegen de aanbieder van het koekje door te slijmen. Je zegt namelijk dat degene die het koekje aanbiedt lekkere koekjes bij zich heeft: een indirect compliment. Je kunt beleefdheid ook uit drukken door ‘als je toch koekjes hebt’ te antwoorden, waarmee je de ruimte aan de aanbieder van het koekje geeft om dat aanbod in te trekken. In Vlaanderen is deze manier van beleefdheid uitdrukken bijvoorbeeld gebruikelijker.
Waarom willen dat weten?
De verschillende disciplines waarin deze factoren worden bestudeerd worden ook wel fonologie (klanken), semantiek (betekenis), syntax (zinsbouw) en pragmatiek (gebruik) genoemd. Bedenk je nu eens dat een kind al deze verschillende aspecten van de taal schijnbaar moeiteloos onder de knie krijgt.
Wat moet dat kind daarvoor kunnen en waarom is dat voor een kind meestal makkelijker dan voor een volwassene? Met een simpel experiment tijdens de koffie kun je dan ook al zien dat het van belang is om te weten welke rol die verschillende factoren spelen binnen de taal en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Die kennis is dus nodig om te begrijpen hoe het taalleervermogen van de mens in elkaar zit, maar natuurlijk ook om dat koekje te krijgen: voor je het weet blijf je achter met de kruimels en een lege maag.