Tandenknarsend zit ik achter mijn computer en lees ik de mail van de editor. Het is de vierde inmiddels, die wéér mijn stuk heeft afgewezen…
Niet goed genoeg, niet interessant genoeg. Het zijn momenten waarop de moed me even in de schoenen zakt, en mijn ambitie wankelt. Ik stel voor aan mijn collega’s om het op te geven en doe nog een suggestie tot ritueel verbranden van het stuk. Maar ze weten me op te beuren, en allemaal geven ze talloze voorbeelden waarbij het voor hen ook niet zo goed lukte. Dus vol frisse moed en nog een flinke mentale oppepper van mijn promotor, ga ik bij de volgende editor leuren met mijn artikel(tje).
Donald Duck
Maar wat houdt dat nou precies in, afwijzingen, editors en het indienen van artikelen? Veel onderzoekers maken hun bevindingen kenbaar via artikelen in wetenschappelijke vakbladen. Dit is niet als de Viva of de Donald Duck een weekblad, waarin een groepje journalisten wekelijks een lekker leesbaar stukje plaatsen. De inhoud van een wetenschappelijk vakblad wordt niet geschreven door een redactie of een groep journalisten, maar door wetenschappers. In een wetenschappelijk vakblad proberen onderzoekers hun artikelen te slijten. En dit gaat dus niet altijd zonder slag of stoot voor de gemiddelde onderzoeker.
Impactfactor
Een vakblad probeert ook namelijk zelf zijn reputatie hoog te houden. Zelfs voor deze reputatie is een graadmeter en een getal bedacht, de zogeheten impactfactor. Dit getal is vooral afhankelijk van het aantal keer dat artikelen in dat vakblad wordt aangehaald door andere wetenschappers. Toppers onder de wetenschappelijke vakbladen zijn bijvoorbeeld Nature, Science of The Lancet. Het idee is dat wanneer heel veel wetenschappers een artikel vaak aanhalen, dit artikel in de wetenschap een grote impact heeft gehad. En daarmee dus belangrijk is. Hoe meer van dit soort artikelen een wetenschappelijk vakblad bevat, hoe belangrijker het wordt en het aanzien stijgt.
Boost
In mijn eigen vakgebied is bijvoorbeeld een artikel over het concept self-efficacy van Albert Bandura een artikel dat heel veel is aangehaald. Namelijk een whopping 40.803 (!!) keer door andere wetenschappers sinds 1977. Ter vergelijking: psychologieartikelen die in 2000 zijn gepubliceerd doen er 16 jaar over om gemiddeld ongeveer 22 keer aangehaald te worden. De impact van het artikel van Albert Bandura is dus vele malen groter dan gemiddeld, en daarmee dus ook een enorme boost voor het vakblad dat het publiceerde.
Erkenning
Om erkend te worden als een onderzoeker met een grote impact (niet onbelangrijk voor je carrière als wetenschapper), kan het helpen je artikelen te publiceren in vakbladen met een hoge impactfactor. Wanneer dit lukt, kleeft de hoge impactfactor en het aanzien van het vakblad ook een beetje aan jouw artikel, al dan niet terecht. Hierbij ontstaat er een stukje concurrentie tussen wetenschappers, want niet alle onderzoekers komen terecht in de vakbladen met een hoge impactfactor. Niet iedereen doet even ‘spannend’ en baanbrekend onderzoek. Je doet je best als onderzoeker door natuurlijk zo goed en zo vernieuwend mogelijk onderzoek te doen. Maar aan de andere kant hebben onderzoekers uit Utrecht aangetoond dat er ook iets ander gebeurt onder onderzoekers.
Verkooppraatjes
Deze groep onderzoekers herkenden de concurrentiestrijd en de druk onder wetenschappers om je artikelen zo vaak mogelijk in zo hoog mogelijk aangeschreven vakbladen te publiceren. Zij merkten op dat niet altijd op basis gebeurde van de inhoud, oftewel in hoeverre het artikel goed en vernieuwend is. Wetenschappers houden namelijk ook een soort verkooppraatjes voor hen zelf. De Utrechtse wetenschappers vonden namelijk dat het positief taalgebruik in artikelen enorm is toegenomen in de laatste decennia. Oftewel, wetenschappers dichten hun eigen werk veel vaker positieve kwaliteiten toe dan eerder!
Met name de woorden robuust, vernieuwend, innovatief en ongeëvenaard komen 2.500% tot een onvoorstelbaar 15.000% vaker voor! Je kunt je voorstellen dat niet ieder artikel vernieuwend, innovatief of ongeëvenaard is. Als dat wel zo zou zijn, dan heeft alle wetenschap een enorme impact en kent het constant enorme verschuivingen. Vergelijk het met een klas waarin iedereen vind dat hij het beste jongetje is…
Je zou kunnen zeggen dat deze positieve woorden gewoon vaker worden gebruikt, in wat voor tekst of schrijfsel dan ook. Maar de onderzoekers vergeleken het woordgebruik in artikelen met die in boeken, en zagen deze woorden daar niet vaker voorkomen. Zoals je kunt zien in de grafiek, die in dat artikel te vinden is, zie je dat in wetenschappelijke artikelen de toename enorm is (blauwe lijn), maar in de andere teksten niet tot nauwelijks (groene lijn).
Dus misschien hoef ik niet te twijfelen aan mijn artikel. Ik moet er gewoon meer positieve woorden in stoppen. Misschien werkt dat! Maar goed, dat vertelden ze er niet bij in Utrecht.
Met dank aan Christiaan Vinkers en zijn medeauteurs voor het mogen gebruiken van materiaal uit het artikel. Vinkers, C. H., Tijdink, J. K., & Otte, W. M. (2015). Use of positive and negative words in scientific PubMed abstracts between 1974 and 2014: retrospective analysis. BMJ, 351, h6467.