Het internationale ruimtestation ISS is met bijna dertig jaar veel langer in de ruimte dan gepland, maar het pensioen komt in zicht. “Onderdelen bereiken nu echt het einde van hun levensduur.”
In 1998 ‘kusten’ een Amerikaanse en Russische ruimtecapsule elkaar op 400 kilometer boven het aardoppervlak. Deze koppeling van de ruimtevaartuigen Unity en Zarya was het begin van een van de grootste en meest succesvolle ruimtevaartprojecten uit de geschiedenis: het International Space Station (ISS). Het internationale ruimtestation groeide capsule voor capsule tot het, inclusief zonnepanelen, ongeveer zo groot was als een voetbalveld. Zo’n 250 astronauten uit onder meer Europa, de Verenigde Staten, Japan en Rusland leefden tot nu toe in het station, deden er wetenschappelijke experimenten en leerden hoe de mens voor langere tijd in de ruimte kan verblijven.

Het internationale ruimtestation ISS is, inclusief zonnepanelen, ongeveer zo groot als een voetbalveld.
Wikimedia Commons, NASA, publiek domeinMaar aan elke excursie komt een eind. Het pensioen van het ruimtestation is al vaak aangekondigd. Bij de lancering van de eerste delen in 1998 gingen ingenieurs uit van een vijftienjarige missie. In 2009 kondigden de Verenigden Staten aan het station tot 2016 in de lucht te houden. Het contract werd daarna verlengd tot 2020, en vervolgens zelfs tot 2030. Na de invasie van Rusland in Oekraïne in 2022 dreigde Rusland de stekker plots in 2024 uit het station te trekken. Maar dat gebeurde niet. Nu gaat men tóch weer uit van een ISS-pensioen in 2030. Maar waarom stopt het project eigenlijk?
Lekkage
De oudste delen van het ruimtestation zijn in 2030 ruim twee keer zo lang in de ruimte als oorspronkelijk gepland. Is dat een probleem? Ruimtevaartexpert Erik Laan zegt dat bepaalde onderdelen inmiddels slijten, met name de koppelstukken tussen de bijna twintig aan elkaar gekoppelde modules waarin de astronauten leven. In de afsluitingen ontstaan lekkages, waardoor het ruimteverblijf op sommige plekken heel langzaam zijn luchtdruk verliest. Ook het ‘loodgieterswerk’ van het station is kwetsbaar: buizen die water en koelvloeistof transporteren. Vooral de grote temperatuurverschillen tussen de momenten dat het ISS in de zon en in de schaduw van de aarde beweegt, zorgen voor kleine barsten in het materiaal en uiteindelijk lekkages, aldus Laan.
Normaal gesproken controleer je bij dit soort slijtage het materiaal op sterkte, maar dat is lastig in de ruimte. “Ruimtevaartorganisaties varen nu vooral op de specificaties van fabrikanten”, vertelt Laan. “En veel onderdelen bereiken nu echt het einde van hun opgegeven levensduur. Aan de andere kant heb ik ingenieurs bij Boeing (het bedrijf dat het Amerikaanse deel bouwde en onderhoudt, red.) horen zeggen dat het ISS nog best door kan tot 2040.”
De liefde is over
Naast de onvermijdelijke slijtage van het ruimtestation speelt er nog iets: de belangrijkste beheerders van het ISS – de westerse ruimtevaartorganisaties NASA en ESA aan de ene kant en het Russisch Roskosmos aan de andere kant – kunnen het sinds 2022 niet goed meer met elkaar vinden. In dat jaar begon Rusland de oorlog in Oekraïne, en de samenwerking met het Westen in de ruimte stond plots onder hoogspanning. De baas van Roskosmos opperde zelfs om het ISS te laten neerstorten op Europa of Amerika, wat bij een loos dreigement bleef.

André Kuipers (links) samen met de Russische kosmonaut Oleg Kononenko (midden) en de Amerikaan Don
Pettit in het ISS in 2012. In totaal bezochten zo’n 250 astronauten het ruimtestation
Maar ook een minder gewelddadige scheiding in de ruimte blijkt onmogelijk. Op papier was het wellicht mogelijk geweest dat het Westen en Rusland elk hun eigen weg gaan met ‘hun’ deel van het ISS, maar technisch en financieel zitten daar te veel haken en ogen aan. Zo geven de Russen het volledige ISS met een kleine raket steeds een zetje om te voorkomen dat het neerstort. De Amerikanen verzorgen via grote zonnepanelen de stroom voor het hele station en besturen de vliegwielen die voorkomen dat het ISS in een ongecontroleerde tuimeling beland. In die zin zijn de huisbazen van het ruimtestation op elkaar aangewezen, in ieder geval tot 2030.