Stadsbesturen en woningbouwcorporaties zetten steeds vaker kunst in om achterstandswijken op te fleuren en een positiever leefklimaat te creëren. Hoe werkt dat precies? En wat vinden de bewoners daar eigenlijk zelf van? Geografiestudente Milou Bol onderzocht het voor de Haagse Schildersbuurt.
Als je sommige media mag geloven, is de Haagse Schilderswijk een beetje een ‘wild westen’, een buurt waar je beter niet kunt vertoeven. Maar wie door de wijk loopt, ziet vooral normale wijktaferelen: ouders die hun kinderen afzetten bij school, een man die een krantje bij de buurtsuper koopt en rokende jongeren op een straathoek. Dit alles speelt zich soms af tegen een achtergrond van vervallen huizen. Geen wonder misschien, want in de armste wijk van Nederland missen veel bewoners het geld om hun huizen op te knappen.
In 2011 besloot woningbouwcorporatie Haag Wonen daarom met de sloopkogel door 490 sterk verouderde woningen te gaan, en wel in dat deel van de wijk waar de situatie het ergst was: de zogenaamde ‘Vergeten Driehoek’. Maar doordat er intussen ook vleermuizen en eekhoorns huisden in de te slopen gebouwen, moest eerst onderzocht worden of de sloop wel overeenkwam met de Nederlandse milieuregels. Zo bleven de inmiddels afgetimmerde en lege woningen langer staan dan gepland: uiteindelijk meer dan drie jaar.
Dat was niet zo gunstig. Volgens sociaal geografen leidt leegstand vaak tot verval en criminaliteit. Als huizen niet meer bewoond worden, verdwijnen de alledaagse bedrijvigheid en de bewoners die een oogje in het zeil houden. Zeker in een wijk met veel sociale problemen is dat vragen om moeilijkheden. In de Schilderswijk leidde de leegstand inderdaad tot diverse problemen, vertelt wijkbeheerder van Haag Wonen Aad van Asten, die dagelijks in de wijk te vinden is. Zo betraden dieven de soms instabiele woningen om koper te stelen uit waterleidingen. Junkies, zwervers en prostituees trokken bovendien in de leegstaande huizen, wat voor lawaai en andere overlast zorgde.
Legale graffiti
Maar ook een andere groep had zijn oog op de lege woningblokken laten vallen: de graffitikunstenaars van Straatexpo. In 2014 vroegen ze Haag Wonen of ze de houtplaten op de ramen van de te slopen woningen mochten ‘pimpen’. De woningbouwvereniging stemde grif toe.
Dat de graffitikunstenaars bereid waren gratis de handen uit de mouwen te steken, is misschien niet zo gek. “Je graffiti legaal en in daglicht aanbrengen is fantastisch,” vertelde organisator en street art artist Marc Kersten enthousiast in de zomer van 2014 aan het Algemeen Dagblad. Maar waarom zagen de beleidsmakers van Haag Wonen wel wat in de beschilderingen?
Kunst als redmiddel
Dat was wellicht onder invloed van de positieve beoordelingen van sommige sociale wetenschappers van (straat)kunstprojecten in probleemwijken, met name in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De kunst zou de buurten leefbaarder en veiliger maken. Zo kan kunst de sociale samenhang in een wijk versterken, meent bijvoorbeeld de Amerikaanse cultureel sociologe Diane Grams van de Universiteit van Yale. En volgens Urban and Regional Planning-expert Susan Seifert van de University of Pennsylvania kan kunst in ‘moeilijke wijken’ vandalisme en andere vormen van wijkcriminaliteit verminderen.
In Nederland zag de toenmalige minister voor Wonen, Wijken en Integratie Eberhard van de Laan in elk geval wel wat in het idee dat kunst voor een opleving kan zorgen in probleemwijken. “Kunst kan alles in een ander daglicht plaatsen. Het kan mensen vrolijk maken, het haalt ze uit hun dagelijkse beslommeringen. Als mensen kunst om zich heen hebben is dat een cadeautje. Kunst is ook: aandacht geven aan mensen. Juist in deze wijken is dat belangrijk”, laat hij zich citeren in 2009 in de beleidspaper Kunst in de Wijk.
Maar niet alle kunst is geschikt voor dit doel. “Bewoners vonden nogal eens dat de kunstwerken over hun hoofden heen spraken”, vertelt cultureel geograaf Martin Zebracki in 2012 bijvoorbeeld aan de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, naar aanleiding van zijn onderzoek naar kunst- en cultuurprojecten van Utrechtse en Rotterdamse woningbouwcorporaties. Op verzoek van Haag Wonen probeerden de graffitikunstenaars daarom aan te sluiten bij de Haagse identiteit. Zo creëerden ze veel afbeeldingen van mensen of dieren die een band hadden met de hofstad.
Fleurig
Hoewel smaken natuurlijk altijd verschillen, beoordeelden de meeste wijkbewoners de kunstwerken positief. Zoals je in de onderstaande diagram kunt zien, was de meerderheid van honderd ondervraagde omwonenden blij met de graffiti. “Het fleurt de wijk op”, zei een bewoner.
Wel waren vrouwen nét wat positiever over de graffiti dan mannen, zo blijkt uit de enquête. En waardeerden bewoners met een niet-westerse achtergrond de kunst doorgaans wat minder dan autochtonen of westerse migranten. Dat komt wellicht omdat tweede groep meer dan de eerste aangaf de kunst te snappen en te waarderen, hoogstwaarschijnlijk omdat die beter aansluit bij hun culturele kader.
Ook Haag Wonen ontving positieve feedback. “We hebben eigenlijk alleen maar positieve reacties gehad”, zei van Asten. “Zodra die jongens begonnen met de kunstwerken, kwam er iets tot leven. Daarvóór kwam je in straten die wel echt heel triest waren om te zien.” Zijn collega Grada Hiddink sloot zich daar graag bij aan. “Dit voelt heel anders dan zo’n spookgebouw met kale platen.”
Gezellig
Naast de illustraties zelf had het project onverwachts nóg een positieve uitkomst. Bewoners waardeerden de komst van de kunstenaars in sociaal opzicht. “De artiesten zorgen voor meer levendigheid in de buurt. Ik vind het in ieder geval een stuk gezelliger om over straat te lopen”, vertelde bijvoorbeeld de eerder geciteerde buurtbewoner.
Ook van Asten merkte dat de contacten met de kunstenaars prettig verliepen. “Al snel stonden buurtbewoners zelf met ze te praten.” Dat de buurt de contacten met de nieuwe ‘buitenstaanders’ wel kon waarderen, is misschien niet zo gek. Volgens de Amerikaanse kunstenaar en onderzoeker Jack Becker is openbare kunst ook een goed middel om de kunstenaar en de samenleving met elkaar te verbinden.
Geen wondermiddel
Al met al lijkt het introduceren van muurkunst in de Schilderswijk om leegstaande woningen op te fleuren een goede stap te zijn geweest. Veel ‘Schilderwijkers’ vonden dat het de wijk mooier maakte. Ook waardeerden ze het contact met de kunstenaars.
Tegelijkertijd is ‘Kunst in de wijk’ geen wondermiddel voor worstelende wijken als de Schilderswijk. Het uiterlijk van een wijk verbeteren lost immers dieperliggende problemen in een wijk, zoals armoede, werkloosheid, criminaliteit en een gebrekkige integratie, niet automatisch op. Maar een beter uiterlijk van een wijk werkt misschien wel een beetje zoals een tof, nieuw kapsel. Het mag je problemen dan niet oplossen, je humeur kan er wel door verbeteren.