Hoe kun je het gesprek over de impact van nieuwe technologie op gang brengen? Volgens wetenschappers Michelle Kasprzak en Frank Kupper is kunst de sleutel.
‘Playfulness’, speelsheid, zo omschrijft Kupper de impact van creatieve vormen bij maatschappelijke dialogen ook graag: “Ik zie dat deelnemers losser, fantasierijker en creatiever worden en minder gefixeerd zijn op hun gedachten.” Juist het feit dat werk van theatermakers, storytellers, ontwerpers en kunstenaars open is voor interpretatie, maakt het zo interessant, vindt Kasprzak: “Het geeft mensen iets om over na te denken, om vragen bij te stellen, dingen bij te voelen.”
Onderzoekers van De DNA dialogen willen weten wat mensen denken en voelen bij het aanpassen van embryo-DNA. Om daarachter te komen, gebruiken de onderzoekers ‘creatieve dialoogvormen’. Dat zou ingewikkelde of gevoelige onderwerpen toegankelijker maken. Maar is dat ook zo, en hoe werkt dat dan?
We vroegen het Michelle Kasprzak, onderzoeker van creatieve vormen bij De DNA dialogen en wetenschapsfilosoof Frank Kupper. Beiden werken als wetenschapper, én zijn bekend met creatieve vormen: Kupper als theatermaker, Kasprzak als kunstenaar. Het gesprek vindt plaats in het kantoor van Kasprzak op de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. We hebben uitzicht op schilderezels en studenten, en in de verte, op het dak aan de overkant, de levensgrote neonletters van Lucebert: ‘Alles van waarde is weerloos’.
Wetenschap en kunst, gaan die twee wel samen?
Kupper: “Zowel in de wetenschap als in de kunst gaat het om een proces met een open einde waarbij je niet van tevoren kunt voorspellen wat er uitkomt. Ik denk dat het voor beide belangrijk is dat het proces rommelig is, zonder strikte focus. Het hoeft nergens heen te gaan.”
Maar iets moet toch wel een doel hebben?
Kasprzak: “Dit is inderdaad een lastig principe, maar wetenschappers en kunstenaars kunnen elkaar daar goed in vinden. Ze zien beiden het belang van het doen van open verkenningen als een leerzaam proces, met het risico dat het misschien nergens toe leidt. Beide groepen ervaren soms een gebrek aan vrijheid door de eisen die worden gesteld door financiers van wetenschappelijk onderzoek.”
Kupper: “Ik waarschuw nog wel eens dat je niet moet verwachten dat je problemen kunt oplossen met maatschappelijke dialogen. Daarin schuilt een spanning, ook voor de wetenschappers van De DNA dialogen. Ze willen concrete handvatten en aanbevelingen ontwikkelen voor beleidsmakers. Heel begrijpelijk, maar ook lastig, omdat wetenschap, maar ook een kunstvorm of een maatschappelijke dialoog dus gaan om een proces met een open einde.”
Waarom kiezen wetenschappers er dan toch voor om creatieve vormen in te zetten?
Kupper: “Uit onderzoek blijkt dat je door het inzetten van creatieve vormen bij maatschappelijke dialogen een groter en diverser publiek kunt bereiken, en dat het individuele reflectie stimuleert. Voor mij is de dialoog over wetenschap of over nieuwe technologieën altijd de primaire setting en kan creativiteit of kunst iets bijdragen aan die setting. In mijn eigen werk als theatermaker en wetenschapper gebruik ik verschillende termen om die creatieve vormen te beschrijven. Soms noem ik het ook ‘playfulness’, speelsheid. Ik zie dat deelnemers losser, fantasierijker en creatiever worden en minder gefixeerd zijn op hun gedachten.”
Kasprzak: “Werk van theatermakers en kunstenaars is open voor interpretatie. Dat is juist het interessante ervan. Het geeft mensen iets om over na te denken, om vragen bij te stellen, dingen bij te voelen.”
Kan je ‘moeilijk bereikbare groepen’ beter bereiken met het inzetten van creatieve vormen? En wie zijn dat eigenlijk?
Kupper: “Ik probeer die term niet meer te gebruiken. Mensen zijn niet moeilijk te bereiken. Als je met mensen wil praten, dan moet je naar hen toe.”
Kasprzak: “Het is inderdaad een lastige term. Het is voor ons als wetenschappers moeilijk om ons te positioneren, omdat we ook niet willen dat de dialogen hiërarchisch worden. Zo van: ‘Wij zijn de mensen met de informatie, en we proberen die bij jullie te krijgen, en jullie zijn zo moeilijk te bereiken’. We zijn er nog niet uit, maar we gebruiken in ons onderzoek nu vaker de term ‘met een afstand tot de wetenschap’ om deze groep mensen te beschrijven.
We weten dat niet iedereen zich op zijn gemak voelt bij het voeren van een maatschappelijke dialoog, maar we weten ook dat bijna iedereen houdt van muziek, of van een grappige uitvoering of film. Willen we verschillende mensen bereiken, dan zullen we verschillende vormen moeten inzetten. Maar ook een andere setting en context. Niet iedereen zal zich thuis voelen in een museum, of een concertzaal, maar misschien wel in een openluchttheater of op een markt.”

Michelle Kasprzak en Frank Kupper op de Willem de Kooning Academie in Rotterdam
Sanne HofkerKan de samenwerking tussen kunst en wetenschap ook lastig zijn?
Kasprzak: “We hebben enkele gesprekken gehad met kunstenaars waarna we besloten de samenwerking niet voort te zetten, omdat onze verwachtingen niet overeenkwamen. Helemaal de vrije hand kunnen we kunstenaars niet geven: het moet op zoveel manieren passen. Na die ervaring hebben we besloten om wat richtlijnen op te stellen die gaan over planning, logistiek, financiën en thematiek.”
Ben je dan niet te veel aan het sturen?
Kasprzak: “Er blijft nog genoeg inhoud over om je eigen draai aan te geven denk ik. We werken ook samen met ontwerpers, zoals Jasmijn Kooi met haar genetische supermarkt. Daarin zie ik wel een duidelijk onderscheid met kunst. Ontwerpen en kunst zijn allebei creatieve vormen, maar in de kunst bestaan beelden omwille van zichzelf. Ze hoeven niet noodzakelijkerwijs een functie te hebben, terwijl ontwerp dat wel heeft. In kunst kan een schoonheid van zichzelf zitten.”
Waarin zit de meerwaarde denken jullie van de samenwerking tussen kunst en wetenschap?
Kupper: “In die samenwerking moet je ruimte inbouwen om te kunnen experimenteren met creatieve vormen. Daar kunnen beide partijen veel van leren. Als je het te veel richting geeft of er doelen aan vasthangt, loop je het risico dat universiteiten en andere kennisinstellingen de creatieve vormen als profilering zien, als een mooie illustratie of een mooi randje om hun onderzoek. Laat de wetenschap dus vooral samenwerken met kunstenaars, want dan wordt de wetenschap ook weer wat opener en creatiever.”
— Frank Kupper
Kasprzak: “Dit is de klassieke kritiek op de samenwerking tussen kunst en wetenschap. Dat kunst als een soort van visualisatie wordt gebruikt om de wetenschap mee te verfraaien. Voor de DNA Dialogen zetten we kunst niet in ter illustratie van wetenschap, maar willen we met kunst de deur openen voor verdere reflectie. Kunst doet wat kunst altijd doet: reflecteren op de maatschappij en alle grote vragen van het leven. De DNA Dialogen schrijven mensen geen antwoord voor over ingrijpen in embryo-DNA en kunstwerken doen dat ook niet. Wij als onderzoekers stellen een vraag en beginnen een schets en overhandigen dan het potlood aan het publiek.”
Dus als het op de goede manier gebeurt, kan het waardevollere wetenschappelijke data opleveren?
Kupper: “Niet alleen data, maar waardevollere wetenschap. Het gaat ook over de methode en de praktijk, over het doen van onderzoek. Dat is die ruimte waarin je allebei open staat voor wat je kan leren van elkaar. Dus niet het proberen vast te leggen, maar met elkaar proberen uit te vinden. Dat kan de wetenschappelijke methode heel erg verrijken, en kan zo uiteindelijk ook bijdragen aan het democratiseren van wetenschap. Dat jij kan meepraten over iets wat jou raakt. Dat mensen vanuit bredere waarden en behoeften kunnen meepraten over aanpassen embryo-DNA, omdat dat in de toekomst voor hen of hun nakomelingen ook echte gevolgen gaat hebben.”
Wat zijn die bredere waarden en behoeften volgens jou?
“Burgers kijken vanuit een ander perspectief naar deze ontwikkeling dan wetenschappers. Die laatsten kijken bijvoorbeeld naar de effectiviteit of de veiligheid van een behandeling, terwijl burgers eerder benieuwd zullen zijn wat het doet met maatschappelijke waarden zoals eerlijkheid of gelijkheid. Door meer verschillende mensen vanuit hun eigen perspectief mee te laten denken en praten, democratiseer je het wetenschappelijk proces en kan de reflectie over de technologie en uiteindelijk ook besluitvorming worden verbreed.”
Heb je als ‘buitenstaander’ nog een advies voor De DNA dialogen als het gaat over het inzetten van creatieve vormen?
Kupper: “Ik ben heel benieuwd naar wat de wetenschappers leren van deze ontmoetingen, maar ook naar wat beleidsmakers leren. Als je impact wil maken bij beleidsmakers, nodig ze dan uit en laat ze meedoen. Beleidsmakers verwachten een lijstje met onderwerpen en aanbevelingen. Daar schrijven ze een rapport over en dan gaat alles gewoon weer verder zoals het was. Als je dat wil doorbreken, dan moet je het anders gaan doen. Dat is de creatieve destructie die wetenschappers en artiesten samen zouden kunnen bereiken.”