Wat doe je als iemand zegt dat God het niet zo bedoeld heeft, terwijl je zelf niet in God gelooft? Argumentatiespecialist Paula Steenwinkel geeft tips om in gesprek te blijven.
Het hoge woord kwam eruit: de Heere Jezus had het toch niet zo bedoeld. In een dialoog met zeven nierpatiënten over de wenselijkheid van donordieren doet een van de deelnemers een beroep op de goddelijke wil. Nergens in de Bijbel staat dat we dierlijke organen mogen gebruiken voor orgaantransplantatie, ook in de Koran wordt er met geen woord over gerept. Daarom moeten we het niet doen.
Het argument leidt tot onbegrip in de groep. Voor mensen die niet in God geloven, hebben heilige boeken niet vanzelfsprekend autoriteit. Een beroep op de Bijbel lijkt dan naïef en dogmatisch. Toch blijft iedereen respectvol. “Prima als jij er als gelovige zo over denkt, zolang je anderen maar niet belet om hun eigen afweging te maken”, reageert een deelnemer – en daarmee is de kous af.
Het lijkt een mooie tolerante reactie. “Maar zo werkt het niet”, zegt Paula Steenwinkel, argumentatiespecialist en auteur van het boek Drogredenen (2021). “Ik ben zelf in een christelijke omgeving opgegroeid. Als je oprecht denkt dat jij het cadeau van God verkwanselt als je dieren gebruikt voor orgaantransplantatie, dan vind je het ook erg als andere mensen dat doen. Dat maakt het enorm ingewikkeld.”
Ongemak in de groep
Drie dagen na het voorval met de gelovige deelnemer, stuit ik op een vergelijkbare situatie. Ik schuif ik aan bij een gesprek over hetzelfde onderwerp, dit keer met geïnteresseerde burgers. De deelnemers hebben geen technische of biologische expertise, maar ze vinden het een fascinerende gedachte dat we in de toekomst misschien organen in dieren kunnen laten groeien die geschikt zijn voor transplantatie naar mensen. De meeste deelnemers zijn vooral benieuwd naar de mogelijkheden.
De stemming slaat om als een van de deelnemers vertelt dat ze veganist is. Ze voelt zich niet op haar gemak in de groep. “Ik vind het lastig om hier te zijn”, zegt ze, zichtbaar geëmotioneerd. De veganistische deelnemer ziet geen reden om een mensenleven boven dat van een dier te stellen. Dieren gebruiken als orgaanleverancier moet volgens haar überhaupt geen onderwerp van discussie zijn, het is gewoon snoeiharde moord.
Net als in de situatie met de gelovige deelnemer, leidt deze botsing van waarden tot ongemak in de groep. Maar ook in dit geval blijft een vurige discussie uit. Het bezwaar is zo fundamenteel, dat maakt het moeilijk om erop te reageren. Iedereen lijkt zich er min of meer bij neer te leggen dat je op dit vlak van mening kunt verschillen. Toch zijn er volgens Steenwinkel mogelijkheden om het gesprek te blijven voeren.
Doorvragen en luisteren
Hoe ga je dan wel om met zo’n argument als je er zelf heel andere overtuigingen op nahoudt? “In elk geval nooit schamper lachen, maar doorvragen”, zegt Steenwinkel. “Een goede discussie begint met luisteren om te begrijpen waarom iemand iets zegt. Je kunt bijvoorbeeld aan de gelovige vragen: waarom denk je dat God dit niet zo bedoeld heeft? De veganist zou aan de anderen kunnen vragen: waarom vind je een dierenleven minder waard dan een mensenleven?”
Op die manier creëer je een opening om alsnog in gesprek te gaan. Je hoeft het nog steeds niet met elkaar eens te zijn, maar het wordt mogelijk om uit te leggen waarom je het er niet mee eens bent. Steenwinkel: “Je kunt ook proberen om je te verplaatsen in de visie van je gesprekspartner. Vanuit die positie kun je nieuwe argumenten verzinnen. Bijvoorbeeld: het is ook een christelijke gedachte om het leven van mensen te verzachten. Heeft God ons niet techniek gegeven om het leven van mensen mooier te maken? De veganist kun je vragen: denk je dat dieren eenzelfde bewustzijnsniveau hebben als wij en bijvoorbeeld gevangenschap net zo ervaren als wij? Als zij pijnloos en ongemerkt aan hun einde komen, en je kan er het leven van een mens mee redden, denk je er dan nog steeds zo over?”
“Of misschien verander je zelf wel van positie”, zegt Steenwinkel. “Er kan iets heel moois achter de overtuiging van een ander schuilen. Bij voorbaat zeggen ‘dit is belachelijk’ is niet alleen niet netjes, je ontneemt jezelf ook de mogelijkheid om rijker te worden in je visie. Een goede dialoog maakt je menselijker en meer begripvol.”
Bewust van je grondhouding
Weinig mensen laten zich iets aanpraten waar ze niet in geloven. Maar dat hoeft ook niet. Anders dan in een debat, draait het in een dialoog of discussie niet om overtuigen. Belangrijker is het om te luisteren. Je wint al iets als je je bewust wordt van je eigen grondhouding, vindt Steenwinkel. “In de loop van je leven merk je dat je overtuigingen hebt, waarvan je geen idee had. Sommige dingen vinden we zo vanzelfsprekend, we staan er niet bij stil dat je er ook anders naar zou kunnen kijken.”
Natuurlijk zul je het niet altijd met elkaar eens worden. Toch moet dat wel het streven zijn van een discussie, vindt Steenwinkel. “Je uitgangspunt moet zijn dat je gesprekspartner, net als jij, een redelijk persoon is en dat jullie er samen uit kunnen komen. Anders heeft het geen zin om de discussie aan te gaan.” Al houdt het natuurlijk een keer op. “Bij complotdenkers bijvoorbeeld raak ik mijn geduld wat sneller kwijt dan bij mensen die serieus vanuit een levensovertuiging naar morele kwesties kijken. Dan kun je zeggen: ik denk dat we elkaar niet gaan overtuigen, we kunnen beter stoppen”, zegt Steenwinkel. Ook dat kan een vorm van overeenstemming zijn: agree to disagree.