Voor sommigen is schrijven in boeken als vloeken in de kerk. Toch vond men het vroeger heel gewoon om aantekeningen te maken in boeken. Boekwetenschappers hebben steeds meer oog voor die lezerssporen: ze geven een inkijkje in de gedachtewereld van lezers uit vroeger tijden.
Het bekende oud-Nederlandse zinnetje Hebban olla vogala is een pennenprobeersel. Het werd neergekrabbeld door een Vlaamse monnik in een Engelse abdij die zijn pen uitprobeerde. In die tijd – het zinnetje is opgetekend rond 1075 – schreven de meeste kopiisten met een ganzenveer. Deze werd bijgepunt met een mes en in de inkt gedoopt. Met een zinnetje op het schutblad (blanco voor- en achterpagina) of in de kantlijn controleerde de kopiist zijn schrijfgerei. Vaak met een Latijns zinnetje als probatio penne si bona sit ‘proef van de pen, of deze goed is’. Of de eerste regels van een liefdesversje…
Bestseller van de middeleeuwen
Maar niet alleen schrijvers van handschriften krabbelden dit soort zinnetjes. Ook lezers lieten vaak hun sporen na, vertelt Ed van der Vlist. Hij is als conservator verantwoordelijk voor de middeleeuwse handschriften van de Koninklijke Bibliotheek (KB). “Mensen die bij ons boeken lenen, mogen er natuurlijk niet in schrijven. Maar we zijn heel blij als dat vroeger wel gedaan is, want dan gaat een boek ook echt een verhaal vertellen.” Zo was het heel gebruikelijk voor boekenbezitters om hun naam in hun boeken te schrijven. Ook omdat ze nog weleens werden uitgeleend. En soms werden hele stambomen opgetekend. Dit gebeurde vooral in getijdenboeken en bijbels.
“De bestseller van de middeleeuwen is het getijdenboek”, zegt Van der Vlist. Daar stonden gebeden in, gerangschikt volgens het leefritme van het klooster. “Gewone mensen in de vijftiende en zestiende eeuw hadden natuurlijk geen tijd om de hele dag te bidden, want ze moesten textiel maken of handeldrijven, maar ze wilden wel een vroom leven lijden of in ieder geval die indruk wekken. Met een getijdenboek spiegelden zij zich aan het kloosterleven. Voorin zo’n boek stond meestal een kalender met de heiligendagen erin genoteerd. Maar er waren ook dagen die leeg waren, en daar kon je dan zelf wat opschrijven. Bijvoorbeeld: op deze dag is mijn moeder overleden. Of: toen is mijn dochter getrouwd.”
Ook andere boeken in de middeleeuwen hadden van die kalenders, voegt Van der Vlist eraan toe; bijvoorbeeld psalters oftewel psalmenboeken. Op basis van de kalenderaantekeningen in zo’n psalter vond hij aanvullend bewijs dat het ooit toebehoorde aan de koningin Eleanora van Aquitanië (1122-1204). Wat die psalters en getijdenboeken gemeen hadden was dat het geen echte leesboeken waren. De psalmen kende men immers uit het hoofd. Dat maakte ze dan weer uitermate geschikt om uit te leren lezen. Van der Vlist: “Hier in Leiden ligt er een waarin staat: uit dit psalmenboek heeft Lodewijk de Heilige (Lodewijk IX, red.) leren lezen. En dat is best mogelijk, want het is uit zijn tijd, zijn streek en er zit zoveel goud in dat eigenlijk alleen een koning dat zou kunnen betalen.”
Bijbels als bewaarplaats
En de bijbel was nog weer een genre apart. Ook daarin werd volop geschreven, weet Renske Hoff. Voor haar promotie onderzocht ze bijbels uit de periode 1522-1546. “In die periode gaan drukkers bijbels aankleden met extra elementen om het lezen aantrekkelijk te maken. Denk aan kopjes, tabellen, afbeeldingen en kaarten. Maar tegelijkertijd zie je dat de gebruikers zelf ook van alles toevoegen. Als ze vinden dat er een inhoudsopgave ontbreekt, voegen ze die gewoon zelf toe. Dus de lezers zijn heel actief betrokken in het optimaliseren van het boek voor hun eigen gebruik.”
Daarbij moeten we ons realiseren dat mensen geen gebonden boeken kochten. “Als je het kocht als eerste bezitter dan kocht je het in losse katernen, en moest je daar zelf een band omheen laten maken door een boekbinder. Dat betekent ook dat die boeken een veel opener karakter hadden dan wij nu gewend zijn. Als je nog een paar mooie kaarten had liggen die je erin wilde hebben, dan liet je de band openmaken en die kaarten ertussen stoppen en weer dichtmaken.”
Bijbels zijn in die zin een bijzonder genre, dat ze vaak van generatie op generatie werden doorgegeven. Net als in getijdenboeken werd er allemaal informatie over de familie in genoteerd. “Mensen maakten aantekeningen over hun familiegeschiedenis of gebeurtenissen die veel impact hadden. Dus het werd ook een soort bewaarplaats. En plek om je identiteit vorm te geven.”
De archeologie van het boek
Hoff onderzocht allerlei soorten bijbels, kleine en grote, in bibliotheken en privéverzamelingen in binnen- en buitenland. Ze trof er allerlei aantekeningen in aan over geboortes en overlijdens van familieleden, maar ook wanneer er een epidemie was, of een andere gebeurtenis met grote impact. “Ik kwam een Nieuw Testamentje tegen waarin te lezen is dat het dak van een school is ingestort omdat er te veel hooi op lag. Op dat moment waren er een aantal kinderen in de school die dat dak op hun hoofd kregen en overleden. Ik denk dat iemand dat heeft opgeschreven als een soort verwerking, maar misschien ook wel als een soort gebed. Mensen gaven er extra betekenis aan.”
“Soms zie je ook dat latere lezers reageren op eerdere lezers. Zo komt er steeds weer een nieuwe laag van gebruikerssporen bij. Ik voel me haast een soort archeoloog als ik die verschillende lagen probeer uit te graven om te zien wie de lezers zijn geweest en hoe ze dat hebben gelezen.”
Overigens werden er niet alleen teksten bijgeschreven, sommige teksten werden compleet aangepast, vertelt de onderzoeker. Er waren namelijk verschillende vertalingen van de bijbel in omloop, allemaal met hun eigen religieuze kleur. “Sommige waren wat katholieker, andere wat reformatiegezinder. Op het moment dat lezers het niet helemaal eens waren met de gekozen vertaling, dan plakten ze er een klein papiertje overheen en zetten daar een andere vertaling op. Of ze knipten die uit een andere bijbel. De bijbels werden helemaal naar hun eigen hand gezet.”
Ook in wetenschappelijke boeken werd er volop geschreven. Voorbeelden van dat soort invloedrijke boeken afkomstig uit de Leidse universiteitsbibliotheek zijn deze zomer te bezichtigen in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Garrelt Verhoeven is hoofdconservator bijzondere collecties van de UB en vertelt tijdens een rondleiding dat wetenschappers zelfs boeken lieten maken met extra witte bladen ertussen, zodat ze daar aantekeningen op konden schrijven. In de universiteitsbibliotheek heeft men een aparte afdeling met deze zogenaamde libri annotati, de Latijnse benaming voor boeken met aantekeningen. Doorschoten exemplaren worden ze ook wel genoemd, omdat het oorspronkelijke boek doorschoten werd met nieuwe bladen.
Grote veranderingen
Dat je in een boek gaat knippen en plakken, dat gaat ook de meest progressieve boekliefhebbers van nu waarschijnlijk te ver. Hoe komt het dat we tegenwoordig zo anders met boeken omgaan? Volgens Hoff is het allemaal begonnen in de negentiende eeuw. “In de negentiende en begin twintigste eeuw zijn er veel zestiende-eeuwse boeken opgeschoond. De aantekeningen zijn er chemisch afgehaald of afgekrabd. Volgeschreven schutbladen zijn verwijderd. Daar zijn mooie gladde schutbladen voor in de plaats gekomen.” Maar waarom gebeurde dat in de negentiende eeuw? Daarover spreek ik met Fleur Praal, universitair docent bij de opleiding Book and Digital Media Studies in Leiden. Ze vertelt dat de negentiende eeuw in de boekwetenschap ook wel bekendstaat vanwege de ‘tweede revolutie van het boek’. Dit is een grove tweedeling, want er gingen meerdere veranderingen aan vooraf.
Belangrijke veranderingen in de geschiedenis van het boek waren bijvoorbeeld de introductie van de codex (het boek met losse pagina’s, in plaats van een boekrol), van papier (dat goedkoper was om te maken dan perkament) en de uitvinding van de boekdrukkunst. Deze werd uitgevonden door Johannes Gutenberg in het Duitse Mainz rond 1450, en wordt ook wel bestempeld als ‘eerste revolutie van het boek’. In de tweede helft van de vijftiende eeuw verspreidde deze techniek zich over Europa. De tweede revolutie van het boek vindt plaats in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het is de tijd van de industriële revolutie, toegang tot onderwijs voor een brede laag van de bevolking en andere grote maatschappelijke veranderingen.
Explosie aan boeken
“Al die ontwikkelingen zorgen ervoor dat steeds meer mensen gaan lezen”, vertelt Praal. “En het maken van boeken wordt steeds goedkoper. Dus je krijgt een enorme explosie in het aantal boeken op de markt. En ook, omdat er steeds meer lezers zijn, in de verschillende genres. Dus de detective, en Charles Dickens met zijn populaire romans. Dat is niet voor niets uit die tijd: opeens is er een massapubliek dat leest. Dus dan krijg je ook een veel minder homogene leescultuur.”
“In die latere negentiende eeuw zijn mensen ook meer geïnteresseerd in de geschiedenis van het boek. Dat het ineens allemaal industrieel wordt, doet ze met een andere blik kijken naar dat oude boek, waardoor ze meer belang hechten aan het bewaren van authentieke oude boeken. Je ziet ook heel veel restauratie uit die tijd: in de achttiende eeuw maakten mensen boeken naar hun eigen inzicht – daar deden ze een nieuwe binding omheen naar de laatste modes – maar in de negentiende eeuw moet het juist weer allemaal zo authentiek mogelijk. Er werd zoveel gedrukt dat mensen konden zeggen ‘als ik dan een oude versie heb, dan wil ik wel een mooie, onaangetaste, versie’. Nu vinden we juist die aantekeningen in oude boeken heel interessant, zeker als we weten welke collectie boeken tot één eigenaar heeft toebehoort. Dan leer je veel over de gedachtewereld van lezers uit vroeger tijden. Dat is een relatief nieuw onderzoeksgebied waarbij je alle boeken met alle aantekeningen erbij uit één persoonlijke collectie in samenhang bestudeert, liefst ook nog met iemands brieven erbij.”
Zwart gat in het digitijdperk
Als we met die onderzoekersblik naar het huidige digitale tijdperk kijken, dan is er wel een probleem, merkt Praal op. Want hoe kunnen onderzoekers over honderd jaar weten wat er in de hoofden van mensen van nu omging? We delen onze gedachten liever meteen op Whatsapp of Twitter dan dat we ze in een boek noteren, die daarna toch vaak in de kast staat te verstoffen. Zijn al onze mailtjes, whatsappjes en aantekeningen op de computer dan nog wel ergens bewaard?
Bij het pensioneren van wetenschappers wordt tegenwoordig wel een mailbox gearchiveerd. Maar juist in de overgangsperiode van het gedrukte naar het digitale tijdperk is veel verloren gegaan volgens Praal. “De vroege e-mails uit de jaren 80 en 90 zijn over het algemeen niet bewaard. Auteurs die hun drukproeven voor het eerst digitaal ontvingen, printten die vaak uit om hun commentaar erbij te schrijven, en stuurden dat op naar de uitgever. Juist doordat digitaal en print door elkaar gingen lopen, hebben we nu geen compleet beeld van die periode. Het is een zwart gat.”
Iets dergelijks ziet ze nu ook gebeuren in de academische wereld. Doordat steeds meer universiteitsbibliotheken overgaan op e-boeken, worden wetenschappers steeds meer gedwongen om digitale publicaties te lezen. En daarbij zet je niet zo makkelijk je gedachten in de kantlijn. “In e-boeken kun je wel aantekeningen maken, maar dat is nog in ontwikkeling. Je kunt niet onderstrepen, of pijlen plaatsen. Door die technische beperkingen maak je toch andersoortige aantekeningen. Of je maakt ze helemaal niet.”
Overigens is er wel een nieuwe ontwikkeling gaande: steeds meer wetenschappelijke boeken worden digitaal gemaakt, maar komen beschikbaar als ‘print on demand’. Als je als wetenschapper van plan bent om een boek intensief te gaan lezen, kun je dus toch een papieren exemplaar bestellen. En dat alsnog voorzien van je aantekeningen.
Ook buiten de wetenschap zal het papieren boek niet zo snel verdwijnen, vermoedt Praal. “Het papieren boek blijft voor heel veel mensen een aantrekkelijk object. Bijvoorbeeld om jezelf of iemand anders cadeau te doen.” Wat mensen op de e-reader lezen zijn volgens Praal toch vooral ‘makkelijke weglezers’, boeken die je één keer leest en niet wil bewaren. Dezelfde categorie boeken die je aantreft in de kleine bibliotheekjes langs de kant van de weg. En de boeken die we bewaren? Dat zijn misschien wel juist de gesigneerde exemplaren, of die waarin een dierbare iets persoonlijks heeft geschreven.