Heel mooi dat doneren van een nier bij leven. Vrienden en familie kunnen daarmee patiënten ondersteunen en de kwaliteit van hun leven verbeteren. Maar wat is de keerzijde? Wat bijvoorbeeld betekent het voor de kosten van de zorg voor patiënten met nierfalen?
Er zijn diverse mogelijkheden voor patiënten met zeer ernstige nierproblemen. De meest uit elkaar liggende opties zijn: zo lang mogelijk dialyseren en uiteindelijk transplanteren met een zo geschikt mogelijke nier van een overleden donor, en: niet dialyseren en zo snel mogelijk transplanteren met een nier van een levende donor.
Wat de beste keuze voor een patiënt in een bepaald geval is, hangt af van de situatie en de wensen van de patiënt, van de medische noodzaak en mogelijkheden en van de praktische en organisatorische mogelijkheden. De gezondheidssituatie en de kwaliteit van leven van de patiënt staan natuurlijk centraal, maar er zijn ook nog de materiële kosten.
Een niertransplantatie is duur (zo’n 80.000 euro) en nog duurder wanneer de donornier afkomstig is van een levende donor. Aan de andere kant kost ook dialyseren veel geld (gemiddeld 80.000 euro per jaar). In beide gevallen zijn er nog de kosten voor de te gebruiken medicijnen, die kunnen oplopen tot 8.000 euro per jaar.
Bovendien zijn er ook maatschappelijke kosten die te maken hebben met iemands kwaliteit van leven en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Een afweging van de medische, maatschappelijke en financiële kosten en baten kan zicht bieden op het meest optimale scenario voor een patiënt met ernstig nierfalen.
Het is lastig om kosten-batenanalyses te maken omdat het aantal patiënten op de wachtlijst jaarlijks grote fluctuaties kent, iets waarvan de oorzaak onbekend is. Ook zijn financiële gegevens nogal onderhevig aan fluctuaties en bovendien vaak moeilijk te verifiëren. Daarom zijn de hier genoemde getallen indicaties in plaats van harde feiten.
Berekening van kosten
Er zijn minimaal drie medische redenen waarom een niertransplantatie voorkeur verdient boven dialyse. De kwaliteit van leven van getransplanteerde patiënten is beter dan die voor patiënten aan de dialyse. Bovendien leven ze duidelijk langer en wordt het resultaat van een transplantatie ongunstig beïnvloed door de duur van de eraan voorafgaande dialyse. Ook zijn de kosten voor dialysebehandeling hoog: ongeveer 40.000 euro per jaar voor thuisdialyse tot 110.000 euro in een centrum voor nachtelijke dialyse. Het exacte bedrag hangt af van de vorm van dialyse, waarvan er diverse zijn: volledige centrumdialyse, beperkte centrumdialyse, thuishemodialyse, ambulante peritoneale dialyse en continue cyclische peritoneale dialyse.
Jaarlijks gaat het in heel Nederland om een bedrag van ruim 600 miljoen euro, aldus Zorgverzekeraars Nederland. Op dit moment vindt de (goedkoopste) thuisdialyse nog nauwelijks plaats (3,5 procent in 2013). De meest voorkomende behandeling, drie keer per week centrumdialyse, komt uit op 80.000 euro per jaar. Hierin zijn ondermeer personele kosten, materiaal en afschrijving van apparatuur meegenomen.
Ook een niertransplantatie kost echter niet niks. Ongeveer 80.000 euro in het eerste jaar, terwijl de kosten van de levenslange nefrologische medische zorg en medicijnen na transplantatie jaarlijks gemiddeld 8.000 euro bedragen. Een orgaantransplantatie is een zeer complex proces waarbij veel medisch personeel van diverse disciplines betrokken is en een transplantatie kent een langdurig voor- en natraject. Alles bij elkaar gaat het om grote bedragen. De precieze vergoedingen voor orgaantransplantaties worden jaarlijks vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit en de zorgverzekeraars. De kosten van een orgaantransplantatie worden in Nederland volledig vergoed door de zorgverzekeraar van de getransplanteerde.
Beter en goedkoper
Hoewel dialyse een levensreddende behandeling is, wordt de patiënt geconfronteerd met een behoorlijk groot verlies van diens kwaliteit van leven en een aanzienlijk verhoogde kans op ziekte en sterfte. De dialyse op de wachtlijst duurt in het algemeen drie tot vijf jaar. Eenmaal getransplanteerd gaat de nier van een overleden donor 10 tot 15 jaar mee. Die van een levende donor gemiddeld twee keer langer, dus 20 tot 30 jaar.
Als we dit allemaal op een rijtje zetten en uitgaan van een gemiddelde functioneringsduur van 15 jaar voor een postmortale donornier, 25 jaar voor een nier van een levende donor, en een wachttijd tijdens dialyse van 4 jaar, komen we op een besparing van bijna 15.000 euro per jaar. Voor de 15 jaar dat een getransplanteerde postmortale nier gemiddeld meegaat is dat zo’n 223.000 euro besparing voor een levende donor ten opzichte van een postmortale donatie.
Daarbij komt voor een donatie bij leven nog een levenswinst van zes jaar en een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van leven gedurende de eerste vier jaar omdat de patiënt niet hoeft te dialyseren. Zou een patiënt 15 of 25 jaar lang op dialyse blijven – wat in de praktijk onmogelijk is – dan zou een transplantatie vele tonnen tot ruim een miljoen euro goedkoper zijn dan dialyse. Als meer patiënten thuis gaan dialyseren, iets waarop de zorgverzekeraars nu inzetten, wordt het verschil kleiner. In de berekeningen is geen rekening gehouden met eventuele hertransplantatie vanwege bijvoorbeeld afstoting of opnieuw nierfalen.
Naast de medische kosten van de transplantatie zelf zijn er de kosten die worden gemaakt ten behoeve van alle activiteiten in de keten van postmortale donatie of donatie bij leven van een orgaan tot transplantatie. Zoals: donorwerving in de ziekenhuizen (donorherkenning, donorbehandeling, uitname van organen); publieksvoorlichting, publiekscampagnes, vraagbaak publiek, onderwijsprogramma’s; het donorregister; en de coördinatie en uitvoering van het uitwisselingsprogramma voor levende donornieren. Ook daarmee is hier geen rekening gehouden in de berekeningen.