Bij ons zonnestelsel denk je snel aan de zon en haar acht planeten, maar er veel meer te ontdekken in de directe omgeving van de aarde. Kennislink duikt in zijn archief en maakt een tour door ons eigen zonnestelsel.
‘Ver weg in de nooit in kaart gebrachte, achtergebleven gebieden aan de weinig gewilde kant van de Westelijke Spiraalarm van de Melkweg, ligt een kleine, onaanzienlijke gele zon.’
Sciencefictionschrijver Douglas Adams geeft in de openingszin van zijn Transgalactisch Liftershandboek fijntjes aan hoe doodnormaal ons zonnestelsel wel niet is. En dat is misschien ook wel zo als je het zou kunnen vergelijken met de miljarden andere sterren en hun planeten in ons sterrenstelsel. Feit is echter dat we ons eigen zonnestelsel nog lang niet zo goed kennen als je wellicht zou vermoeden. Nog ontelbare miniwerelden zweven onontdekt door onze eigen kosmische achtertuin.
Planetoïden
De meeste kleine objecten in ons zonnestelsel planetoïden, steenachtige objecten met een grootte tot ongeveer 1000 kilometer. Veel planetoïden zijn gedurende het bestaan van het zonnestelsel waarschijnlijk ten prooi gevallen aan de sterke aantrekkingskracht van de zon of Jupiter, maar nog steeds zijn er grote verzamelingen planetoïden die zich op drie verschillende plekken ophouden: de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter, de Kuipergordel en de Oortwolk.
De vraag hoeveel planetoïden er precies zijn is lastig te beantwoorden. De grote afstand en het relatief kleine formaat maken ze lastig te spotten vanaf de aarde. Toch worden er massa’s ontdekt, zeker nu het technisch mogelijk is om de nachthemel met telescopen automatisch af te speuren op zwakke, langzaam bewegende lichtpuntjes aan de hemel. Er zijn nu een kleine 400.000 planetoïden in de planetoïdengordel bekend, er zijn wetenschappers die schatten dat er wel 1,7 miljoen planetoïden van een kilometer of groter in die gordel kunnen zitten. Voor de Kuipergordel voorbij Uranus wordt het nattevingerwerk maar men denkt dat deze verzameling wel 20 tot 200 groter kan zijn dan de planetoïdengordel. Er zijn nu ongeveer 1000 objecten gespot in deze gordel waarvan Pluto waarschijnlijk de bekendste is. Door de enorme afstand naar de vermeende Oortwolk is er tot op heden nog geen enkel object gevonden dat er daadwerkelijk deel van uitmaakt. Er bestaan schattingen van meer dan een biljoen Oort-objecten groter dan een kilometer.
Hoewel de meeste planetoïden zich relatief ver van de aarde ophouden komt er af en toe een exemplaar in de buurt van onze planeet of worden we zelfs geraakt door een projectiel uit de ruimte. En ook andere planeten hebben daar natuurlijk last van.
Bezoek van aardscheerder
Wetenschappers zijn erg geïnteresseerd in planetoïden omdat het ze schatten aan informatie bevatten over de ontstaansgeschiedenis van ons zonnestelsel. Veel planetoïden trekken al miljarden jaren ongestoord hun baantjes om de zon. Regelmatig worden er dan ook sondes de ruimte in geschoten om planetoïden van dichtbij te bekijken.
Dawn vindt sporen van water op Vesta
Planetoïde Lutetia: een stuk aards oermateriaal
Kometen
Een bijzondere klasse hemellichamen zijn kometen. Ze vallen op door de enorme ‘staarten’ die ze kunnen hebben als ze in de buurt van de zon komen. Soms zijn ze zelfs wekenlang met het blote oog aan de nachthemel te zien.
Kometen zijn relatief kleine en broze brokstukken bestaande uit steen en ijs. De kern is vaak maar enkele tientallen kilometers groot, terwijl de komeetstaarten zich kunnen uitstrekken over miljoenen kilometers. Ze ontstaan doordat ijs in de komeet onder invloed van zonnewarmte sublimeert en een wolk om de komeet vormt. De zonnewind weet een deel van het gas vervolgens de ruimte in te blazen. Een tweede staart wordt vaak gevormd door fijn stof dat de ruimte in worden geslingerd.
Kometen zijn vermoedelijk afkomstige uit de eerder genoemde Oortwolk die zich op grote afstand rondom de zon moet bevinden. Af en toe zou er een brokstuk uit de Oortwolk richting de zon worden geslingerd om daar voor een prachtig spektakel te kunnen zorgen.
Deep Impact ingeslagen op Tempel-1
Dwergplaneten
Sinds 2006 bestaat er een nieuw soort hemellichaam: de dwergplaneet. Astronomen moesten in dat jaar een oplossing verzinnen voor het sterk groeiende aantal ontdekte objecten die in sommige gevallen groter bleken te zijn dan de kleine planeet Pluto. Moesten dat dan ook allemaal maar planeten worden?
Nee, besloten astronomen op een internationale conferentie in 2006. Een object is slechts een planeet als het volledig rond is, zich in een baan rond de zon bevindt en zijn eigen baan helemaal heeft ‘schoongeveegd’. Met die criteria waren er nog maar acht planeten over. Een felle groep Pluto-liefhebbers ten spijt mocht Pluto 76 jaar naar zijn ontdekking niet meer als planeet door het leven.
Naast Pluto zijn er nu formeel nog vier andere dwergplaneten, waaronder de al in 1801 ontdekte Ceres. Maar aangezien er zich voorbij de baan van Uranus nog veel grote en relatief slecht bestudeerde objecten ophouden zou dat aantal in de komende jaren best eens kunnen groeien.
Pluto is een dwergplaneet
De man die Pluto vermoordde
Bodemschatten van ons zonnestelsel
Prachtig, al die ontelbare (onontdekte) werelden in ons zonnestelsel. Maar hebben we er nog iets aan? Je zou een verre toekomst kunnen voorstellen waarbij mensen hun eigen planetoïde claimen en er misschien wel hun eigen vakantiestekje bouwen.
Iets minder sciencefiction is het concept van space mining. Hierbij worden planetoïden gezien al de ‘bodemschatten’ van ons zonnestelsel. Gezien de grote hoeveelheden kostbare metalen die ze kunnen bevatten zou dit in de toekomst best wel eens een winstgevende onderneming kunnen zijn. Er zijn al een handvol bedrijven die hebben aangekondigd om in de nabije toekomst met een pikhouweel de ruimte in te trekken.