Sinds de Syrische bevolking begin 2011 in opstand kwam tegen het regime van president Assad is het geweld razendsnel geëscaleerd. Wie tegen wie vecht en waarom precies wordt steeds ingewikkelder. De beste manier om er iets van te begrijpen is door in de geschiedenis van het land te duiken, want het conflict heeft al eeuwenoude wortels.
Damascus, Aleppo, Homs, het zijn de namen van steden die je de laatste tijd zo vaak op het journaal en in de kranten tegenkomt vanwege de strijd in Syrië. Stuk voor stuk hebben deze plaatsen een geschiedenis die eeuwen – dikwijls tot ver vóór Christus – teruggaat. Dat geldt voor het hele land. Syrië ligt in het hart van de vruchtbare halve maan, het gebied waar rond 10.000 voor Christus vermoedelijk voor het eerst de landbouw is ontstaan.
De naam van het land Syrië komt van het Oudgriekse woord Syrioi, dat de Grieken gebruiken om alle verschillende volken aan te duiden die binnen het oude Assyrische Rijk leefden. Het huidige land Syrië is maar een klein deel van wat ook wel met de regio Syrië aangeduid wordt. Het gebied is door de eeuwen heen om meerdere redenen strategisch belangrijk geweest.
De regio vormt een brug tussen Europa, Azië en Afrika. Wie in de oudheid rijk wilde worden op de belangrijkste handelsroute naar Azië, de beroemde zijderoute, moest met zijn karavaan dwars door het gebied trekken. De imposante handelsstad Palmyra, dat een bloeitijd meemaakte in de tijd dat de Romeinen het gebied controleerden, getuigt hiervan.
Ook is de regio het gebied waar twee belangrijke monotheïstische godsdiensten ontstonden, het Jodendom en het Christendom. In de eerste eeuwen na Christus was Syrië het centrum van de christelijke wereld, ver voor Rome dat werd. In Jeruzalem en Antiochië (dat ligt vandaag de dag in Turkije) ontstonden de eerste grote christelijke gemeenschappen. De “rotskerk”: in Antiochië is een van de oudste kerken ter wereld.
Soennieten en Sjiieten
In de zevende eeuw kwam er een eind aan de christelijke dominantie in het gebied. Enkele honderden kilometers ten zuiden van Damascus, in de Arabische steden Mekka en Medina, ontstond rond 620-30 een derde grote monotheïstische godsdienst. De islam is gebaseerd op openbaringen aan de profeet Mohammed. Mohammed verenigde de vele rivaliserende stammen op het Arabische schiereiland en stichtte een islamitisch rijk (‘kalifaat’), waarvan hijzelf de eerste leider werd.
De eerste opvolgers van Mohammed, de zogenaamde Rechtgeleide kaliefen, kwamen niet door erfopvolging aan de macht. Ze werden aangewezen door hun voorganger. Hierdoor ontstond er een conflict binnen de jonge islam. Er bestond een kleine minderheid, de sjiieten (letterlijk: volgelingen van Ali) die meenden dat Mohammed zijn neef Ali (de vierde kalief) had aangewezen als zijn opvolger. De sjiieten zagen de eerste drie aangewezen kaliefen dan ook als vals. De meerderheid van de moslims, de soennieten, geloofden dat Mohammed nooit zelf een opvolger had aangewezen. De eeuwenoude splitsing binnen de islam tussen sjiieten en soennieten is van groot belang in het Syrische conflict.
Het islamitische rijk breidde zich al snel gewapenderhand uit en binnen enkele decennia hadden de Arabische legers ook Syrië veroverd. Vanaf 661 regeerde de dynastie van de Ommajaden. Onder deze koningen beleefde het islamitische rijk een hoogtepunt in cultureel aanzien en militaire macht. Syrië werd islamitisch, maar het christendom bleef een getolereerde minderheid.
Onder de Ommajaden werd Damascus de hoofdstad van de nieuwe islamitische wereld. De Ommajaden waren Soennieten, net als de overgrote meerderheid van de Syrische bevolking vandaag de dag. Die zien de tijd van de Ommajaden dan ook als een ‘gouden tijd’ en een inspiratie om zich tegen onderdrukking te verzetten.
Kruisvaarders en Ottomanen
De Ommajaden werden in de achtste eeuw verdreven door de Abassiden. Die werden op hun beurt weer verslagen door de Seltsjoeken, een Turkssprekend volk afkomstig uit Centraal-Azië. Hoewel de kaliefen nog even op hun post mochten blijven kwam er effectief een einde aan het islamitisch kalifaat. Ridders uit West-Europa, in 1095 opgeroepen door paus Urbanus II om het de heilige stad Jeruzalem te veroveren op de moslims, wisten de Seltsjoeken te verdrijven en stichtten enkele kruisvaardersstaten in wat nu Israël, Libanon en het westen van Syrië is.
Aanvankelijk onderhield het islamitische achterland (geregeerd door een emir vanuit Damascus) vriendschappelijke banden met de kruisvaarders, in het bijzonder met die in de kruisvaardersstaat Jerusalem. Dat veranderde toen de ridders van de Tweede Kruistocht in opdracht van de Franse koning een onverwachte poging deden het rijke Damascus in te nemen. De poging faalde jammerlijk en in 1181 viel Damascus zelfs in handen van de Egyptische veroveraar Saladin. Saladin zwoer wraak op de kruisvaarders en wist in 1187 Jeruzalem terug te veroveren. Saladin wordt in Syrië en veel andere Arabische landen als een held en inspiratiebron voor verzet tegen vreemde overheersing gezien. Ook hij was een soenniet.
De door Saladin gestichte dynastie van de Ajjoebiden was geen bijzonder lang leven beschoren. Al snel verschenen er nieuwe buitenlandse veroveraars in het strategisch belangrijke Syrië. De Turkse ridderorde van de Mamelukken maakten er tot 1516 de dienst uit. Zij werden op hun beurt verdreven door de eveneens Turkssprekende Ottomanen, die vrijwel het hele midden-oosten tot een provincie van hun machtige rijk maakten.
Kiemen voor burgeroorlog
De Ottomaanse overheersing bracht eeuwenlang relatieve stabiliteit in Syrië. De heersende Ottomaanse sultans hingen de soennitische versie van de islam aan. Maar allerlei minderheden in hun uitgestrekte rijk – christenen, sjiieten, alawieten, joden – waren vrij om hun religie te belijden. Mede door deze tolerantiepolitiek was het Ottomaanse Rijk een succes. Verval kwam er pas tegen het einde van de negentiende eeuw.
Nadat de Ottomanen tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de ‘verkeerde kant’ hadden gekozen (ze sloten zich in 1914 aan bij de Centrale mogendheden Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) sloten de Fransen en Britten in 1916 een verdrag over hoe het land na de oorlog te verdelen. De Franse onderhandelaar Georges Picot en de Brit Mark Sykes trokken met potlood en liniaal een lijn op de kaart, waardoor ze het Midden-Oosten bijna willekeurig in tweeën hakten.
Het gebied dat nu Syrië is viel nu onder Frans mandaat. De splitsing in sjiieten en soennieten en de brute manier waarop de Fransen het gebied bestuurden zaaide de kiemen voor de burgeroorlog die het land nu al tweeënhalf jaar verscheurt…