Het nieuwe kabinet wil de uitstoot van koolstofdioxide in 2030 op een haar na halveren. De uitstoot moet met 49 procent omlaag. Om dat te halen moet volgens de plannen vanaf 2030 ieder jaar 20 miljoen ton CO2 worden opgeslagen onder de grond. Hoe realistisch is dat?
Fier steekt het Nederlandse gasproductieplatform K12-B boven de golven van de Noordzee uit, ruim 70 kilometer ten noordwesten van Den Helder. Het is niet de grootte van dit platform dat indruk maakt. In 2004 had K12-B een wereldprimeur: het was het eerste gasveld ter wereld waarbij koolstofdioxide dat met het gas omhoog werd gepompt (zo’n dertien procent van het totaal), werd gescheiden en direct weer terug het gasveld in ging. Sinds het begin van de operatie is er zo ongeveer 115 duizend ton CO2 de bodem ingegaan en opgeborgen op een diepte van vier kilometer.
Daarvoor ging het broeikasgas gewoon de lucht in. En dat terwijl we zo graag van al die uitstoot afkomen. In het klimaatakkoord van Parijs kwam een groot deel van de landen in de wereld overeen om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met veertig procent terug te dringen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook Nederland moet flink aan de bak. De totale uitstoot van CO2 door de industrie, elektriciteitscentrales, het verkeer en de huishoudens bedroeg in 2016 167 miljoen ton. Het regeerakkoord voorziet een reductie van 56 miljoen ton koolstofdioxide (per jaar) in 2030, en ruim een derde van die besparing komt van opslag van het broeikasgas, in lege gas- en olievelden, zoals K12-B.
Maar hebben we de techniek en de capaciteit om tegen 2030 twaalf procent van onze koolstofdioxide onder de grond weg te stoppen? Grote opslagprojecten in Nederland werden de afgelopen jaren stilgelegd vanwege bezwaren van omwonenden of het terugtrekken van commerciële partijen. K12-B is nu het enige Nederlandse opslagproject, maar er gaat een verwaarloosbare fractie van onze totale uitstoot in. Hoe laten we onze broeikasgassen verdwijnen?
Vangen en wegstoppen
Het opslaan van CO2 is niet nieuw. Wereldwijd zijn er tientallen zogenoemde _carbon capture and storage_-projecten (CCS). Meestal bij grote bronnen van koolstofdioxide, bijvoorbeeld industriële complexen. CO2 afvangen heeft zin op grote schaal, wanneer de investeringen voor een speciale afvanginstallatie voor CO2 lonen.
Zoals de naam al zegt, moet het broeikasgas eerst ‘gevangen’ worden. “Doorgaans bestaat drie tot vijftien procent van industriële afvalgassen uit koolstofdioxide”, zegt Gert Jan Kramer, hoogleraar Duurzame Energievoorziening van de Universiteit Utrecht. “Het is belangrijk om het eruit te filteren en te zuiveren. Anders ben je eigenlijk grote hoeveelheden lucht aan het opslaan. Dat is zonde van je opslagcapaciteit. Het scheiden is een kwestie van scheikunde, je lost het koolstofdioxide vanuit het afvalgas op in een vloeistof, en verdampt het er daarna weer uit.”
Nadat het gas is ontdaan van water (om corrosie van pijpleidingen tegen te gaan) ontstaat er een betrekkelijk zuiver gas van CO2 dat naar de opslagplek kan. Eenmaal bij de opslag gaat het koolstofdioxide onder hoge druk het lege gas- of olieveld in.
Als het lege gasveld (weer) vol is kan de ‘dop’ erop, een meerdere malen uitgevoerde afsluiting van beton. Weten we dan zeker dat het CO2 voorgoed in het reservoir blijft? “Van een gasveld weet je eigenlijk dat het luchtdicht is, anders had het gas er nooit miljoenen jaren in gezeten”, zegt Robert Hack, onderzoeker van de Universiteit Twente die in meerdere adviescommissies voor de overheid zat voor verschillende CO2-opslagprojecten. “Toch wordt de druk in de opslag gemonitord, zodat we zeker weten dat er niets ontsnapt. Zo’n systeem is van belang als de opslag in de buurt van bebouwing is.”
Mislukte pogingen tot opslag
Hack doelt op een CCS-project dat uiteindelijk nooit van de grond kwam. Het plan was al bijna in kannen en kruiken: vanaf 2011 zou in twee lege gasvelden bij Barendrecht (onder de rook van Rotterdam) zo’n 300 duizend ton koolstofdioxide per jaar worden opgeslagen. Dat gas was rechtstreek afkomstig van raffinaderijen in Pernis, vijftien kilometer verderop. Het zou een mooie demonstratie van de techniek worden, andere projecten konden volgen.
Alleen: enkele kilometers boven de twee bijna lege gasvelden liggen delen van Barendrecht. Ondanks onderzoeken en rapportages die stelden dat de opslag van CO2 er veilig kon (of in ieder geval voldeed aan de Nederlandse normen voor de veiligheid), waren bewoners en later ook milieu-organisaties er niet gerust op. Er heerste angst voor het lekken van het gasveld en een grote verstikkende CO2-wolk die als een deken over de woonwijk kwam te liggen. Een onwaarschijnlijk scenario volgens experts, maar door het aanhoudende protest trok toenmalig minister Maxime Verhagen de stekker definitief uit het project.
Ook een ander project in de buurt van Rotterdam zit in zwaar weer: ROAD, dat staat voor Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject. Volgens de beschrijving op de website ‘een van de eerste projecten die de gehele keten van CO2-afvang, -transport en -opslag op grote schaal realiseert.’ De bedoeling is dat van een relatief nieuwe kolencentrale op de Maasvlakte de uitstoot wordt gezuiverd en dat het koolstofdioxide – een behoorlijke 1,1 miljoen ton per jaar – naar een leeg gasveld op zo’n twintig kilometer voor de kust onder de Noordzee gaat. De kolencentrale zou zo relatief ‘schoon’ worden.
In juni van dit jaar trokken twee betrokken commerciële partijen zich terug; Engie en Uniper zeiden de investeringen niet meer te kunnen rechtvaardigen. Hoewel er wordt gekeken of de opslag met andere partijen wel door kan gaan, staat het project op losse schroeven. Kramer zegt dat de onzekere toekomst van kolencentrales een rol heeft gespeeld. “Ik denk niet dat deze bedrijven zitten te springen om het aanleggen van een nieuwe CO2-afvanginstallatie als ze lezen dat kolencentrales snel dicht moeten”, zegt hij. Ondertussen draait de centrale door en verdwijnt het broeikasgas in de atmosfeer.
Kramer en Hack zijn van mening dat de opslag van CO2 veilig kan. “Er zijn strenge regels voor de veiligheid. En transport van CO2 verschilt in die zin niet van olie- en gaswinning of transport van industriële gassen en vloeistoffen zoals dat op grote schaal gebeurt in Nederland en over de wereld”, zegt Kramer. “Maar er heerst in het publieke debat een enorm sentiment tegen de opslag van koolstofdioxide, daarom is het logisch en zinnig dat dergelijke projecten nu eerst op zee plaatsvinden, onder de zeebodem.”
Enorme hoeveelheid
Het kabinet wil tegen 2030 in totaal dus 20 miljoen ton CO2 per jaar laten verdwijnen in lege gasvelden, waar Nederland er behoorlijk wat van heeft. Toch: vergelijk deze hoeveelheid met de volumes van de huidige en voorgestelde CCS-projecten en je weet dat er uiteindelijk veel van dergelijk projecten nodig zijn. In Barendrecht zou het gaan om 0,3 miljoen ton, in het ROAD-project om 1,1 miljoen ton per jaar. De meeste CCS-projecten wereldwijd verwerken ongeveer een miljoen ton per jaar. Hoe makkelijk is de techniek op te schalen?
“Ook al heet het een demonstratieproject, een miljoen ton CO2 per jaar is een enorme hoeveelheid”, zegt Kramer. “Als we met deze techniek nóg grotere hoeveelheden willen opslaan, dan moet er een reeks aan projecten worden opgestart die de techniek volwassen en commercieel aantrekkelijk maken. Er moet een mechanisme komen waarmee bedrijven hun investering terugverdienen.”
Volgens Kramer zijn er verschillende manieren om de techniek te bekostigen. Injectie van koolstofdioxide in een bijna leeg gas- of olieveld kan tot extra gasproductie leiden, doordat de druk in het gasveld weer omhoog gaat. “Verder kun je werken met subsidies, zoals nu vaak gebeurt, of je zorgt ervoor dat bedrijven moeten betalen op het moment dat ze CO2 uitstoten – als je het niet doet bespaar je geld”, zegt hij. “Zeg dat het vangen en opslaan van koolstofdioxide ongeveer vijftig euro per ton kost. De ‘prijs’ van CO2-uitstoot moet in die orde liggen.”
Kramer pleit voor een ‘afrekensysteem’ dat internationaal, om te beginnen in Europa, geregeld wordt. “De industrie gaat dit niet vrijwillig doen, er moet een prikkel zijn”, zegt hij. “Tegelijkertijd wil je voorkomen dat bedrijven weglopen naar andere landen, daarom moet het internationaal aangepakt worden. Er ligt nog geen plan van aanpak op tafel, maar ik geloof wel dat steeds meer mensen het nut van zo’n systeem inzien.”
Bij de bron aanpakken
Maar is het niet veel beter om het probleem bij de bron aan te pakken? In plaats van de industrie te laten uitstoten, die uitstoot beperken? Dat heeft ook belangenbehartiger voor de industrie VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water) geopperd in een reactie op de opslagplannen van het kabinet. Door onder andere gebruik te maken van (duurzame) elektriciteit kan de industrie minder uitstoten.
Kramer: “Natuurlijk is dat een goed idee, maar ik zie niet in hoe de industrie op deze termijn zo’n grote besparing realiseert. Er zijn een aantal industriële processen waarvoor eigenlijk geen ‘koolstofloos’ alternatief is, denk aan de staalproductie of de (petro)chemische industrie. Ik vermoed dat als je de industrie de taak geeft om zoveel CO2 te besparen, er uiteindelijk ook veel opslagprojecten op tafel komen.”
Ook Hack ziet geen oplossing zónder opslag. “We zullen wel moeten. Het is leuk om te zeggen dat alle vervuilende centrales dicht moeten en dat we vooral overstappen op gascentrales, maar ook die produceren CO2. Het moet ergens naar toe”, zegt hij. “Het sluiten van een kolencentrale kost veel geld. De partij die de investering heeft gedaan zal een schadevergoeding eisen, en die betaalt de staat uiteindelijk. Als je de opslag van de uitstoot goedkoper kan regelen, dan maakt dat het laten draaien van zo’n centrale een reëele optie voor de komende jaren.”
Is het afvangen van 20 miljoen ton CO2 per jaar niet wat optimistisch? Kramer denkt van wel. “Het is hoe dan ook ambitieus, maar het kabinet heeft veel zelf in de hand: zij kunnen het mogelijk maken met subsidies of een afrekensysteem”, zegt hij. “Uiteindelijk gaat dit de samenleving gewoon geld kosten. Tegen een prijs van vijftig euro per ton kosten de opslagplannen ongeveer een miljard euro per jaar. Daarmee heb je een derde van de klimaatdoelstelling voor 2030 gehaald.”