Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Johanna, Tine en Matilda

Waarom we 100 jaar vrouwelijk hoogleraarschap eigenlijk in 2011 hadden moeten vieren

By Unknown photographer - Cropped from GaHetNa (Nationaal Archief NL), Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=64341539

Als de geschiedenis net iets anders gelopen was, hadden we in 2011 het Tine Tammesjaar gehad. Maar in plaats daarvan vieren we in 100 jaar vrouwelijk hoogleraarschap met het Westerdijkjaar in 2017. Wat ging er mis?

21 december 2017

Ik ben – voor een groot deel – opgeleid door vrouwen. Het onderwerp van mijn promotieonderzoek, negentiende-eeuwse geïllustreerde nieuwstijdschriften, liep ik tegen het lijf tijdens een vak van Boudien de Vries: een begenadigd onderzoeker en fantastische docent, die ruim de tijd nam om mijn vaak slordige werkstukken te bespreken.

Tijdens het schrijven van mijn proefschrift moet ik vaak denken aan haar adagium ‘helder schrijven is helder denken’. Ook mijn promotieonderzoek wordt begeleid door twee vrouwelijke hoogleraren – Sophie Levie en Lotte Jensen – die ik nu al dankbaar ben voor hun scherpe, maar altijd opbouwende commentaar.

Uit de monitor vrouwelijke hoogleraren 2015 blijkt dat mijn eigen situatie nog altijd vrij uitzonderlijk is. Hoewel er meer vrouwen dan mannen een academische opleiding afronden, zijn ze ondervertegenwoordigd in alle academische posities. Vooral bij de hoogleraren, waarvan maar 18% vrouw is, is het verschil stuitend. Het afgelopen jaar vierde de KNAW dat Johanna Westerdijk honderd jaar geleden als eerste vrouw tot hoogleraar benoemd werd. Maar hadden we dit feest eigenlijk niet al in 2011 moeten vieren? Dit vroeg ik aan Antia Wiersma, voorheen manager Collecties, Onderzoek en Advies bij het Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis Atria en tegenwoordig directeur van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Ze schreef een artikel over Jantina ‘Tine’ Tammes: de eerste vrouwelijke hoogleraar in Groningen.

Natuurkundig Genootschap Groningen 1926

Het Natuurkundig Genootschap van Groningen in 1926, met Jantina Tammes op de voorste rij, derde van rechts

Wikimedia Commons

Als de geschiedenis net iets anders gelopen was, hadden we in 2011 het Tine Tammesjaar gevierd. Wat ging er mis?

Tine Tammes (1871 – 1947) was een briljante geest, die in Groningen jarenlang onbezoldigd werkte onder hoogleraar Plantkunde Jan-Willem Moll. Hij herkende haar kwaliteiten, stimuleerde haar onderzoek en stelde al in 1911 voor dat zij niet alleen een eredoctoraat zou ontvangen, maar ook dat er voor haar een ‘buitengewoon hoogleraarsambt’ in de Leer der Erfelijkheid en Variabiliteit zou worden ingesteld. De minister van binnenlandse zaken blokkeerde echter haar benoeming. Er was geen behoefte aan een dergelijke post en Tammes was een vrouw en daarmee was de kous af. Het zou nog tot 1919 duren voordat Tammes benoemd werd, als tweede vrouwelijke hoogleraar na Johanna Westerdijk en als eerste in Groningen.

Waarom hield de minister van binnenlandse zaken de benoeming van Tine Tammes tegen? Meer in het algemeen: waarom was het zo moeilijk voor vrouwen om hoogleraar te worden in het begin van de twintigste eeuw?

Daar is uitgebreid onderzoek naar gedaan, onder andere door Mineke Bosch die nu in Groningen werkt. Zij promoveerde op een onderzoek naar vrouwen in de wetenschap1. In het algemeen kun je stellen dat men vond dat vrouwen niet in de wetenschap thuishoorden. Ze werden geacht thuis te blijven en voor hun man en gezin te zorgen. Daarom bleven veel vrouwen met ambitie ongehuwd, een belangrijke strategie om toch maatschappelijk actief te kunnen zijn. Ook Tine Tammes zou nooit trouwen. Sterker nog: het schijnt dat haar ouders en broers haar onderhielden, wat ook nodig was omdat ze zo lang zonder salaris aan de universiteit werkte.

Wat was de belangrijkste bijdragen van Tine Tammes aan het veld van de erfelijkheidsstudie?

Zij onderzocht de lengte van vlaszaad en was de eerste die overtuigend bewees, door middel van onder andere statistiek, dat bepaalde kenmerken van vlaszaad erfelijk waren. Haar onderzoek was een voorloper van het latere genenonderzoek wat uiteindelijke uitmondde in het menselijk genoomproject.

Haar bijdragen aan de wetenschap zijn vandaag de dag grotendeels vergeten. Hoe komt dat?

Twee mannen, een Zweed en een Amerikaan, streken met de eer van haar onderzoek. Zij worden dan ook overal geciteerd, niet Tammes. Dit wordt ook wel het Matilda-effect2 genoemd. Deze term werd in 1993 door de historicus Marageret Rossiter bedacht en verwijst naar de suffragette Matilda Joslyn Cage die voor het eerst beschreef hoe de prestaties van vrouwen in de wetenschap vaak over het hoofd gezien worden, of aan mannen toegeschreven.

In beide gevallen verdwijnt de vrouw naar de marge en blijft het beeld van ‘de wetenschapper als man’ intact. Toen Otto Hahn in 1944 de Nobelprijs kreeg voor de ontdekking van kernfusie, deelde zijn medeonderzoeker Lisa Meitner niet in de eer. Hetzelfde geldt voor Mileva Marić die een grote bijdragen leverde aan het werk van haar man Albert Einstein, maar hiervoor geen erkenning kreeg. Tine Tammes had, ook in Nederland, last van dit effect [zie hierover dit artikel van Ida Stamhuis].

Het bestuur van Magna Pete uit 1920, met Tine Tammes (derde van links). Tijdens haar studie richtte Tine Tammes met enkele medestudentes in 1896 een Wandel- en Debatingclub op (Pluvia) die twee jaar later zou uitgroeien tot de Groningsche Vrouwelijke Studentenclub Magna Pete.

Door Magna Pete (Archief Groninger Studenten Corps) [Public domain], via Wikimedia Commons

Dertig jaar geleden was nog maar 3% van de hoogleraren vrouw. Inmiddels is dit percentage gestegen tot een nog altijd beschamende 18%. Kunnen we iets leren van Tine Tammes om deze situatie te veranderen?

Er is gelukkig veel veranderd, maar nog steeds zijn er veel ‘unconscious biases’ zoals ze dat in de sociale wetenschappen zo mooi noemen. Zwart-wit gezegd gaat het hier om het idee, dat bij veel mannen én vrouwen leeft, dat mannen betere wetenschappers en leiders zijn en dat vrouwen beter voor kinderen kunnen zorgen. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat vrouwen nog altijd veel vaker parttime werken dan mannen. Je ziet dit soort opvatting over gender ook terug in recent populair geworden woorden zoals ‘papa-dag’ [hoeft hij dat maar een keer per week te zijn?] en regels van de overheid en werkgevers over ouderschapsverlof. Naar dit soort effecten is al veel onderzoek gedaan. Ik zou iedereen ook het proefschrift van professor Marieke van den Brink uit Nijmegen kunnen aanraden. Zij onderzocht 10 jaar geleden de benoemingsprocessen van vrouwelijke hoogleraren aan universiteiten.

1. Mineke Bosch, Het geslacht van de wetenschap: vrouwen en hoger onderwijs in Nederland 1878-1948 (Amsterdam: SUA, 1994).

2. Margaret W. Rossiter, “The Matthew Matilda Effect in Science,” Social Studies of Science 23, no. 2 (May 1, 1993): 325–41

ReactiesReageer