De coronacrisis treft iedereen. NEMO Kennislink bezocht vijf ouderen en vroeg naar hun ervaringen tijdens de coronapandemie. Twee experts geven toelichting.
Hoe gaat het met u? Met die vraag begin ik op een koude februaridag mijn gesprekken met vijf ouderen uit Ede. Allemaal wonen ze zelfstandig met wat hulp aan huis. De meesten kennen elkaar, ze wonen verspreid over twee appartementencomplexen die uitkijken op hetzelfde pleintje. Aan de overkant van het plein ligt een verzorgingshuis en twee van hen hebben een partner die daar woont. Ze zitten niet bij elkaar; ik ontmoet ze een voor een bij hen thuis.
“Ik zit er helemaal doorheen”, zegt de 79-jarige meneer Wilgenburg. “Ik heb een aantal jaar geleden een depressie gehad. Die therapie had ik net afgebouwd toen de lockdown kwam. Nu praat ik weer met een psycholoog en dat is fijn.” Met de 90-jarige meneer Kelderman gaat het goed, al voelt hij zich wel opgesloten. “Dat is heel beroerd. Normaal ga ik veel op pad met mijn scootmobiel. Nu zie ik amper iemand.”
Met de vrouwen die ik spreek gaat het beter. “Uitstekend”, zegt de 79-jarige mevrouw Van Lienden. “Ik ben een gezegend mens. Ik heb mijn handwerkjes, mijn mondharmonica en mijn boeken en ik bel en sms met mijn familie. Je moet er zelf wat van maken.” Dat is de 83-jarige mevrouw Krommenhoek met haar eens. “De coronamaatregelen maken het leven saai maar het is niet ondraaglijk. Je moet ervan maken wat er van te maken valt.” Het gaat prima met haar, zegt ze, ook al heeft ze nu een zware blaasontsteking waar ze morfine voor krijgt. Ook met de 83-jarige mevrouw Winter gaat het prima. Al is het nu wel zwaarder dan aan het begin van de crisis, vindt ze. “Toen was het mooi weer, er was hier veel te doen. Er kwamen draaiorgels en koortjes langs en bloemkwekers brachten bloemen die ze over hadden. Maar wij mogen niet klagen, wij zijn nog samen”, zegt ze terwijl ze naar haar man kijkt die in de stoel naast haar zit. Mevrouw Van Lienden: “We hebben geen pistolen in onze nekken hè. Je kunt nog heel veel. In de oorlog zaten ze vijf jaar in quarantaine.”
Familieknuffels
Op de vraag wat ze het meest missen, noemen veel van de ouderen hun familie. “We zijn echte familiemensen”, zegt mevrouw Winter. De deur in het appartementencomplex hangt vol met familiefoto’s. Regelmatig maakten zij en haar man een rondje langs alle kleinkinderen. “Vorig jaar zijn er twee achterkleinkinderen geboren en mijn kleinzoon is getrouwd. Dat soort dingen kun je nu amper delen met elkaar. Al kregen we op de trouwdag zeker veertig filmpjes en vele foto’s. Die print ik dan uit en hang ik op.” Ze zien hun familieleden nu heel af en toe, maar het meeste bezoek houden ze af, om de kans op besmetting te verkleinen. “Mijn man heeft een hersentumor dus hij loopt extra risico.”
“Het moeilijkste vind ik dat ik mijn eigen kinderen niet mag knuffelen”, zegt mevrouw Krommenhoek. “Maar gelukkig mag dat wel met mijn heerlijke achterkleinkinderen.” Ook mist ze het koffiemomentje met medebewoners, de gymnastiek en haar zwemuurtje. Die activiteiten waren allemaal in het verzorgingshuis en daar mag nu niemand naartoe. “Het zijn de momentjes die het leven wat leuker maken als je oud wordt.” Veel andere bewoners herkennen dat. “Ik mis het rondje dat ik altijd met mijn bovenbuurvrouw deed”, zegt mevrouw Van Lienden. “Dan begonnen we met koffie, liepen we een rondje door het dorp en gingen we daarna ergens ijs eten.” Mevrouw Winter: “Het gaat vaak over de jongelui die niks meer mogen, maar wij willen ook weer eens weg.” Ook meneer Wilgenburg mist de uitstapjes naar musea en dierentuinen, de kerkdiensten en de activiteiten die het verzorgingshuis organiseerde. “Je kunt helemaal niks.” Hij heeft daarnaast veel moeite met de avondklok. “Eerst ging ik nog weleens bij familie eten maar nu red ik het niet om op tijd terug te zijn.” Meneer Kelderman voelt zich eenzaam. Hij is blij dat hij zijn dochter nog wel ziet. “Soms druk ik op de noodknop en dan komen er verpleegkundigen. Als ze zeggen dat ik daar niet op mag drukken, zeg ik dat ik van niks weet.” Hij kijkt er ondeugend bij.
Niet bang voor de dood
Het coronavirus trof weinig mensen op het hofje van de bewoners. Slechts één bewoner overleed aan Covid-19. Toch was het voor veel van hen een jaar van verdriet. “We zijn dit jaar best wat mensen verloren”, zegt mevrouw Winter. “Mijn zus en schoonzus, een zwager en twee vriendinnen”, somt ze op. Met haar man kan ze er niet over praten. Door de hersentumor is zijn geheugen aangetast en hij schrikt elke keer opnieuw als hij hoort dat ze overleden zijn. Naar de begrafenissen gingen ze niet. Soms omdat er maar een paar mensen mochten komen, maar ook omdat ze bang waren besmet te raken en omdat haar man niet kan onthouden dat hij niemand mag omhelzen of de hand mag schudden.
De broer van mevrouw Van Lienden is de dag voordat ik haar spreek overleden. “Gelukkig heb ik hem nog gezien. Ik vind het heel erg dat er in de eerste golf mensen alleen zijn gestorven.” Zelf is ze niet bang voor de dood. “God bepaalt wanneer het mijn tijd is.” Ook mevrouw Krommenhoek is niet bang om te sterven. “Maar ik ga er niet aan meewerken om het te bespoedigen, dus doe mij die prik maar. Als ik daarvoor nog corona krijg, hoef ik niet meer naar een ic en ze hoeven me ook niet te reanimeren. Als het tijd is, is het tijd.” Haar buurman meneer Kelderman kijkt ook uit naar zijn vaccinatie want hij is behoorlijk bang om besmet te raken. “Ik ben 90 hè?! Gelukkig kan ik volgende week mijn prik halen.”
Geen herkenning
Twee van de vijf ouderen hebben een partner in het aangrenzende verzorgingshuis. “Ik vond het in het begin heel moeilijk dat ik niet naar mijn man mocht”, zegt mevrouw Krommenhoek. “Het is een geluk bij een ongeluk dat hij mij niet meer herkent. Ik ben ook blij dat er geen grote uitbraak in het verzorgingshuis is geweest.” Zowel de vrouw als zoon van meneer Wilgenburg hebben alzheimer en zitten in een verzorgingshuis. Ook hij had er veel moeite mee dat hij niet naar ze toe mocht tijdens de eerste lockdown. “Toen ik na de eerste lockdown eindelijk weer mocht komen, herkende mijn vrouw me niet meer. Dat vind ik heel moeilijk. Ik ga er nu ook minder heen want ze wordt er onrustig van. Ze loopt vaak haar kamer uit, maar ik mag niet in de woonkamer komen en ik wil haar niet opsluiten. Gelukkig kan ik haar zien vanuit mijn huis als ze bij het raam zit. Mijn zoon herkent me gelukkig meestal nog wel.”
Ondanks dat de ouderen veel beperkingen ervaren, zijn ze blij met wat er nog wel kan. Bijna allemaal bewegen ze veel. “Ik heb niets te klagen”, vindt mevrouw Van Lienden. “Ik heb mijn hondje en ga drie keer per dag de deur uit. Vaak lopen er buren mee. Ik vind het sneu voor mensen die hun huis niet uit kunnen.” Meneer Wilgenburg gaat er zodra het even kan op uit. “Ik wandel met een van de vrijwilligers, ik draai receptiediensten in het verzorgingshuis en zie mijn dochter iedere week. En zodra de sneeuw weg is, pak ik mijn driewieler en ga ik weer fietsen. Ik fiets weleens 60 kilometer per dag.” Ook mevrouw de Winter vindt het heel belangrijk om in beweging te blijven. “Iedere dag wandelen we een half uurtje en gaan we een half uurtje op de hometrainer op het balkon.” Meneer Kelderman kan niet wachten totdat hij weer met zijn scootmobiel op pad kan.
Als de ouderen vanwege slecht weer, zoals nu met de sneeuw, binnen moeten blijven, weten ze zich allemaal toch te vermaken. “Ik schilder veel”, zegt meneer Kelderman. Hij staat meteen op om al zijn creaties te laten zien. Er staan er zeker vijftien op de grond tegen de muur; van stadsgezichten tot verschillende dieren. Mevrouw Krommenhoek vermaakt zich met lezen en praatprogramma’s op tv. En ze ziet haar dochter veel. “Mijn dochter woont hier tegenover en is me al die tijd op komen zoeken met haar kinderen. Tijdens de eerste golf stonden ze onder mijn balkon en konden we zo lekker converseren. Nu komt ze gewoon weer binnen.” Mevrouw Winter is druk met het maken van familiemappen voor haar man. “Daar plak ik dan familieberichtjes en foto’s van de (achter)kleinkinderen in. Hij vindt het leuk om te lezen en ik vind het leuk om ze te maken.” En ze denkt aan alle verjaardagen van de buren of stuurt een kaartje als mensen ziek zijn. “Die kaarten maak ik ook zelf. Ik heb nooit niks te doen.” Het eerste uitstapje van meneer en mevrouw Winter na de lockdown gaat naar de trouwlocatie van hun kleinzoon. Om de gemiste dag alsnog samen te vieren. “We worden natuurlijk wel ouder, ik hoop dat we het redden.”