Onze huidige manier van denken schiet tekort om verzet te bieden tegen de klimaatcrisis. Volgens filosoof Henk Oosterling is een omslag nodig van eigenwijsheid naar ecowijsheid.
De Rotterdamse filosoof speelt graag met woorden. Niet doemdenken maar doendenken is de kern van zijn gedachtegoed. Sinds kort noemt hij zichzelf geen filosoof meer, maar ecosoof. Want ‘als de filosofie nog iets betekent voor deze samenleving in de eenentwintigste eeuw, dan zal ze ecosofie moeten worden’. Een wijsbegeerte waarin ‘denken’ niet wordt gezien als een begrensde individuele bezigheid, maar als een activiteit waarin je altijd verweven bent met je omgeving.
Volgens zijn nieuwste boek Verzet in ecopanische tijden staan we er niet al te best voor. Integrale problemen zoals de klimaatcrisis en de stikstofcrisis worden voortdurend met sectorale oplossingen bestreden. Elke sector – de boeren, het onderwijs, de bouwsector, de zorg, de politiek – richten zich op hun eigen targets. Dat werkt niet, want oplossingen in de ene sector brengen nieuwe problemen in de andere met zich mee.
Oosterling ziet genoeg groene initiatieven in onze samenleving, maar het ontbreekt volgens hem aan samenhang en focus. We zijn ons bewust van de grote problemen rondom kernenergie, maar in plaats van ons energieverbruik in te dammen, zetten we in op windmolenparken en zonneweides. Die windmolens leiden weer tot nieuwe problemen, zoals overlast voor vogels en omwonenden, terwijl zonneweides de grond onbruikbaar maken.
“Het gebrek aan een verbindende visie maakt dat het beleid alle kanten op schiet”, stelt Oosterling. Willen we ons staande houden in deze panische toestand, dan hebben we volgens hem een andere manier van denken en doen nodig. Filosofen kunnen daarbij helpen: “Het is de taak van de filosofie om mensen begrippen en beelden te bieden om een nieuwe samenhang te kunnen zien, zodat mensen de schaal ontdekken waarop ze hun verantwoordelijkheid kunnen nemen.”
Is het klimaatprobleem niet gewoon te groot om te bevatten? Veel mensen zullen denken: wat kan ik er nou aan doen?
“God is ook groot. Die konden we ook niet bevatten. Toch hebben we een theologische traditie van meer dan tweeduizend jaar. Dus ik denk niet dat dat het punt is. Het feit dat wij het klimaatprobleem niet kunnen bevatten is niet de reden waarom wij er niet over na willen denken.”
Wat is dan wel de reden?
“Wij zijn in een bepaald soort denken opgevoed waarin wij veel waarde hechten aan begrippen als autonomie, vrijheid en verantwoordelijkheid. We hebben geleerd dat deze begrippen een kritische houding veronderstellen waarin je even afstand neemt van jezelf, de ander of je omgeving. Dat maakt dat wij onszelf gerechtvaardigd voelen om voortdurend afstand te nemen van de wereld om ons heen, van anderen en onszelf. We delen onze betrokkenheid op in hokjes en verliezen het geheel uit het oog.”
“Aanvankelijk hoorde je mensen over het coronavirus zeggen: ‘Ach, het is maar gewoon een vorm van griep, en weet je wel hoeveel mensen er per jaar sterven aan griep?’ Ze distantiëren zich en ontslaan zich van de plicht om er omzichtig mee om te gaan. Maar ook deze crisis drukt ons met onze neus op de verbondenheid van alles met alles. Hetzelfde geldt voor klimaatsceptici die met grafieken proberen aan te tonen dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen of politici die denken dat windmolenparken de oplossing zijn.”
“Het idee dat je op een rationele manier over het klimaat kunt praten, suggereert dat je je eraan kunt onttrekken. Maar zo werkt het niet. We kunnen niet van een afstandje de chaos beoordelen en oplossen. We moeten snappen dat we onderdeel zijn van het probleem. De grote uitdaging waar we voor staan is: hoe kun jij, ondanks het feit dat je jezelf er kritisch toe verhoudt, toch betrokken blijven bij het probleem en daar de verantwoordelijkheid voor nemen?”
Dus juist omdat het probleem zo omvattend is, zijn we er verantwoordelijk voor?
“Natuurlijk! We hebben het over een integraal probleem. Vroeger hadden we het over ‘het milieu’. Als er ergens te veel uitstoot was vanwege een fabriek, dan sloten we de fabriek en dan was het probleem verholpen. Dat is een lokale, sectorale en territoriale manier van denken.”
“Tegenwoordig praten we niet meer over milieu, maar over klimaat. Toch zie je dat mensen nog vanuit dat oude, territoriale milieudenken naar het integrale klimaatprobleem kijken. Daarvoor hebben we echter een andere manier van denken en doen nodig. Ik noem dat eco-wijsheid. Daarin draait het niet om het denkende ik (ego), maar om datgene waar wij allemaal onderdeel van zijn: de oikos (eco) waarin het ik ligt ingebed. Mensen zijn geen exclusieve wezens die de schepping beheren of beheersen. We zijn onderdeel van een ecosysteem en gaan net als andere wezens met het ecosysteem ten onder.”
Moeten we ons anders verhouden tot de natuur?
“We moeten helemaal niks, zegt het oude egodenken. Maar misschien is het productiever om in te zien dat er helemaal niet zoiets als een ‘natuur’ bestaat. De sporen van de mens zijn overal zichtbaar. Je verhouden tot de natuur is je verhouden tot de technologie waarmee we deze hebben willen bedwingen. Als we het hebben over de stikstofcrisis, moeten wij in eerste instantie nadenken over hoe wij ons tot onze technologieën willen verhouden.”
Volgens Oosterling zijn woorden heel belangrijk. Ze bepalen hoe we de wereld begrijpen. Met onze taal structureren we de werkelijkheid en leggen we ongemerkt vast wat waar en juist is. Het talige onderscheid tussen natuur en cultuur is daar een voorbeeld van. In zijn werk probeert Oosterling dit soort tegenstellingen open te breken.
In je boek verwijs je naar een uitspraak van Albert Einstein: ‘We kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.’
“Dat is het. Dat verklaart waarom onze manier van denken en spreken niet meer toereikend is om de klimaatcrisis te begrijpen, laat staan aan te pakken. Zo’n omvattende maar impliciete manier van denken noemen we ook wel een ‘discours’. Zolang het discours zichzelf van binnenuit probeert te vernieuwen, loopt het vast in zijn eigen paradoxen. Neem groen kapitalisme. Bedrijven zetten door de toegenomen aandacht voor maatschappelijk ondernemen weliswaar meer in op duurzaamheid, maar hun businessmodellen werken doorgaans minder duurzaam uit.”
“Wetenschappelijk gaat het om nieuwe waarnemingen die nog als marginaal worden gezien omdat ze vanuit het oude denken niet passen in het heersende discours. Mensen denken: ‘Het is gewoon een beetje extreem weer. Dat hebben we wel vaker gehad, weet je nog, die hittegolf in 1975?’ Maar we hebben inmiddels een aantal waanzinnige zomers achter elkaar gehad. Het extreme wordt normaal. Dan komt er een moment waarop je een andere samenhang gaat zien.”
“Je kunt het vergelijken met een gestaltswitch. Op veel schilderijen van de surrealistische schilder Salvador Dalí zie je van die dubbele beelden, zoals ‘De slavenmarkt met de verdwijnende buste van Voltaire’. Je kunt daar op verschillende manieren naar kijken. Het ene moment zie je twee nonnetjes, het andere moment het borstbeeld van Voltaire. Waar je naar kijkt blijft hetzelfde, maar je perceptie verandert, waardoor je een geheel andere samenhang ziet.”
Hoe zorgen we ervoor dat we de wereld anders gaan zien?
“Ik zal een heel concreet voorbeeld geven. De Rotterdamse gemeenteraad besloot na een motie van de Partij voor de Dieren om het restaurant in het stadhuis structureel een vegetarische kaart te geven. Als jij vlees wilt eten, prima. Maar dan moet je het even aangeven. Ineens moet je een keuze maken, terwijl vlees eten daarvoor vanzelfsprekend was. Dit is wat ik bedoel. De gestaltswitch is dat jij snapt dat wat jij normaal en vanzelfsprekend vindt ook een keuze is.”
Veel mensen zeggen: jij gaat mij niet vertellen hoe ik me moet gedragen. Ik bepaal zelf wel of ik een gehaktstaaf eet of het vliegtuig neem. Moeten we die autonomie niet respecteren?
“Dat is een misvatting van autonomie. Autonomie betekent niet dat je het allemaal zelf wel bepaalt. Autonomie is een relationeel begrip. Wij denken dat het een individueel begrip is, maar dat is volstrekte nonsens. Het gaat erom dat je je kritisch verhoudt tot een regelsysteem dat ook voor anderen geldt. Je positioneert je op een bepaalde manier ten opzichte van een gezamenlijke praktijk. Dát maakt je autonoom. Pas als je begrijpt en respecteert dat je onderdeel bent van een ecosysteem, kun je bepalen wat je wel en niet wil doen.”
Zodra we inzien dat het klimaatprobleem een probleem is van het systeem, gaan we inzien dat veel goedbedoelde initiatieven elkaar tegenwerken, stelt Oosterling. Pas als we het probleem op een netwerkmatige manier benaderen en mensen als knooppunten gaan zien, bieden zich nieuwe oplossingsrichtingen aan die ons verder helpen.
We weten eigenlijk allemaal wel dat het zo werkt. Dat instanties verschillende belangen hebben, dat ze elkaar tegen kunnen werken…
“Dat is het! Dus moeten we anders kijken. We weten het allemaal al. Het gaat mij er niet om dat we iets nieuws moeten bedenken. Er is zoveel kennis, kunde en wijsheid in onze samenleving. Heel veel mensen snappen wel dat je het klimaatprobleem niet oplost met windmolens en zonneweides. Ze hebben behoefte aan een overkoepelende oplossing, maar dan moet je wel eerst de overkoepelende samenhang zien.”
“Het onderwijs, de bouwsector en de politiek denken allemaal vanuit hun eigen hiërarchische structuur. Ze gaan op zoek naar een oplossing vanuit hun eigen begrotingslogica en doelstellingen. In die zoektocht blijven ze piramidaal denken: de beslissingen worden door de top genomen en exclusief naar beneden doorgegeven.”
“Waar het om gaat is dat we de schotten in al die piramidale organisaties wegnemen, zodat de kennis en kunde gaat circuleren. We gaan van lineair-exclusief naar circulair-inclusief denken en doen. Zodra je een andere samenhang ziet, kun je relaties begrijpen en problemen aanpakken die daarvoor onoplosbaar waren.”
Hoe verhoudt dit zich tot die uitspraak van Einstein? Kunnen we die omslag in ons denken wel zelf vormgeven?
“Je legt de vinger op de zere plek. Met andere woorden: kan de junk zijn eigen therapeut zijn? Nee dus. Daarom moet het een gemeenschappelijk project zijn waarin iedereen serieus wordt genomen. Interesse als een open ontvankelijke houding is cruciaal.”
Wat kunnen jij en ik wel doen?
“Allereerst de kleinste schaal opzoeken waarin je iets kan doen. Een van de oorzaken en dus ook een van de vertrekpunten voor een aanpak van de klimaatcrisis ligt elke ochtend letterlijk op ons bordje. Waar beleg je je brood mee? Wat drink je erbij? Zolang we deze zaken als vanzelfsprekend beschouwen, kan niemand erop worden aangesproken. De verantwoordelijkheid verdwijnt daarmee uit beeld.”
“Vanuit een nieuwe samenhang kun je deze vanzelfsprekendheden kritisch bevragen en veranderen. Maar daarmee ben je er nog niet. Alleen je eet- en beweegpatronen veranderen volstaat niet. Je zult moeten opschalen: ook in je professionele leven en in je politieke oriëntatie zul je moeten bewegen. Je begint dus klein, maar omdat je een schakel bent in een netwerk kunnen jouw handelingen uiteindelijk grote gevolgen hebben. Die opschaling is de kracht van het doendenken.”
“Toch is ook een deemoedige houding een vereiste. Je bent geen wereld-revolutionair die met zijn daden de wereld kan veranderen. Je bent een van de velen. Je kunt je altijd verzetten, maar je bent ook gewoon een lulletje dat in het hele systeem maar een dingetje kan doen. Maar net als bij crowdfunding wordt door veel kleine bijdragen een kwalitatieve sprong mogelijk. In dat ecobesef laten we de eigenwijsheid achter ons en nemen we de verantwoordelijkheid op ons voor de manier waarop we willen leven.”