Het aanleggen van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam is een ongekend staaltje technisch vernuft. Niet eerder is er zo diep en op zulke slappe veengrond een metrolijn onder een oude stad aangelegd. Dit bood ook ongekende kansen voor archeologisch onderzoek.
Natuurlijk, de techniek komt eerst. Maar in het kielzog van de ingenieurs en de graafmachines kwamen de archeologen. Zij daalden mee, diep de grond in, en onderzochten aardlagen van onze eeuw tot 10.000 jaar terug. Vanaf de planning zijn ze bijna twee decennia bezig geweest tot nu, de opening van metrohalte Rokin met de vitrines vol archeologische vondsten. Jerzy Gawronski, stadsarcheoloog en hoogleraar archeologie aan de Universiteit van Amsterdam, vertelt er aanstekelijk over. Hij heeft dit archeologische monsterproject geleid.
Met vijftig man
Veelvuldig kwam in het nieuws dat het aanleggen van de metrotunnels niet van een leien dakje liep. De werkelijkheid was een stuk weerbarstiger dan de tekentafel. Dit had ook gevolgen voor de archeologen. “De archeologie moest geïntegreerd worden in het bouwproces. Elke dag als ik de bouwput in kwam kon mijn planning weer helemaal omgegooid worden. We moesten dus voortdurend improviseren en ons aanpassen.”
Gawronski werkte met een vast team van vijftien man en daaromheen nog honderd extra archeologen, experts, studenten en vrijwilligers. De graafmachines werden niet stilgelegd zodat de archeologen alles eens rustig konden bekijken en onderzoeken. “We hadden weinig tijd en werkten soms met wel vijftig man tegelijk om de planning te halen.”
Je kan merken dat Gawronski trots is op zijn team. Ze hebben alles zelf gedaan: eerst de opgravingen, daarna het schoonmaken van de vondsten, het interpreteren ervan, het zoeken naar historische informatie, het restaureren, de database vullen, alle vondsten in plastic zakjes doen en bewaren in het depot. “We hebben zelfs de 85 panelen gemaakt met daarop 10.000 voorwerpen voor de vitrines in metrohalte Rokin. Deze vijftien mensen zijn nu uitgegroeid tot specialisten, terwijl sommigen werkloos waren toen ze hier aan begonnen.”
Onder de rivier
De archeologen kregen bij het uitgraven van de stations een ongekende dwarsdoorsnede van de Amsterdamse bodem te zien, die terugloopt tot het Holoceen, 10.000 jaar geleden. De metrolijn loopt van Amsterdam Noord tot aan de Zuidas, maar archeologisch gezien waren de bouwputten bij het Damrak en het Rokin het interessantst. Het is niet alleen het oudste deel van de stad maar de metrolijn volgt ook de stroming van rivier De Amstel, een natuurlijke watergeul. Dit om de bebouwing in de stad zoveel mogelijk te ontlopen en verzakkingen te voorkomen.
De Amstel is bij het Rokin pas in 1937 gedempt en bevat sporen tot aan de vroegste bewoning uit de twaalfde eeuw. Door de eeuwen heen is de Amstel wel uitgebaggerd om schepen genoeg diepte te geven, maar verder dan drie meter was niet nodig. “De bodem van De Amstel bleek twaalf meter diep en de veenbodem was zacht waar spullen makkelijk in konden wegzinken.” Dit is dan ook veelvuldig gebeurd. Van de bijna 700.000 archeologische vondsten komen de meesten uit dit gebied.
Veel scheepvaart
Voordat eind negentiende eeuw het Centraal Station werd gebouwd, kwam De Amstel uit op het IJ. Hier bevond zich de haven van de stad waarbij de twee oevers van De Amstel verbonden waren door de Nieuwe Brug. “Op en rond de brug speelden zich verschillende activiteiten af. Het was de haveningang en tot 1600 onderdeel van de stadsverdediging, er werd handel gedreven, gespeeld en gevochten. Zo kwamen jongeren van de Oudezijds- en Nieuwezijdsbuurt bij elkaar op de brug om een potje te matten en hun wapens belanden nogal eens in het water.”
De archeologen vonden veel voorwerpen die iets te maken hadden met de scheepvaart, zoals de veelvuldig afgebroken scheepshaken om zeilboten te manoeuvreren in een drukbezochte haven. Ook vondsten die een verstild bewijs zijn van het leven en werken aan de oevers zijn veelvuldig teruggevonden. Mensen verloren eigendommen of gebruikte het water illegaal als afvalput. Dit was moeilijk tegen te gaan, zo blijkt uit de vele stedelijke verordeningen over het dumpen van afval.
Nieuwe ontstaansgeschiedenis
Al deze teruggevonden sporen vertellen het verhaal en bieden inzicht in de materiële cultuur van de stad. Dit was te verwachten en ze bevestigden het beeld wat al bestond van Amsterdam als druk handelsnetwerk. Wel verrassend waren de vondsten uit de diepste aardlagen, waar ze zonder dit project nooit achter waren gekomen. Ze herschrijven de vroegste geschiedenis van het gebied.
“De oudste vondsten zijn van 2400 v.Chr. en bestaan uit werktuigen van steen en bot en scherven van aardewerk. Op de locatie van het huidige Maison de Bonneterie aan het Rokin stond een boerderij van een familie die daar bepaalde seizoenen woonde. Deze bewoning is niet eerder aangetoond, dit is echt nieuwe kennis. Uit de vondsten blijkt dat dit geen incident was. De seizoensbewoning continueerde tot aan de twaalfde eeuw.” De Amstelmonding was tot die tijd nat en drassig en niet het hele seizoen te bewonen, in tegenstelling tot de omgeving.
Overstromingen in de twaalfde eeuw zorgde voor een ander landschap. De Amstelmonding verbreedde en het IJ werd een zeearm van de Zuiderzee (nu IJsselmeer). De perfecte plek voor scheepvaartverbindingen richting de Noordzee en verder. “Binnen enkele jaren na de grote overstroming van 1170 vormden bewoners uit de omgeving op deze nieuwe plek een dorp. Van meet af aan was het een centrum van handelaren en ambachtslui, wat de essentie van Amsterdam is. Er zijn genoeg oudere steden in Nederland maar Amsterdam versloeg iedereen. Toen al een stad van jonge honden”, aldus Gawronski.
Voor het publiek
De rivier De Amstel speelt de hoofdrol in dit archeologische project, niet de diepte van de bouwputten of de massaliteit en complexiteit van de vondsten, hoe uitzonderlijk die aspecten ook zijn. Bouwplaatsen bevinden zich over het algemeen op land, in de stad. Nu was er de mogelijkheid om de rivierbodem en de verzonken resten te onderzoeken. “Waterwegen hebben een eigen onderzoeksdynamiek en je krijgt niet vaak de kans om een rivier uit te lepelen. Dat we De Amstel een stem hebben kunnen geven vind ik het mooist.”
De vondsten verdwijnen niet achter slot en grendel, maar blijven toegankelijk voor het publiek en onderzoekers. Alles is genoteerd in een openbaar toegankelijke database, er is de papieren catalogus Spul en de website Below the surface Amsterdam en vitrines met een selectie van de vondsten. “Het idee hierachter was om iets met die idiote massa aan vondsten te doen, ze te laten zien aan Amsterdammers en bezoekers. En dat moest bij het Rokin omdat dit de enige halte in het hart van de stad.”
De voorwerpen zijn geordend per thema maar bij de vitrines is verder geen tekst of context te vinden. Geïnteresseerden kunnen uitleg over de thema’s vinden op de website. Hier staan ook korte verhalen achter uitgelichte voorwerpen op, die nog steeds worden aangevuld door de archeologen. Interactief is het maken van je eigen online vitrine, met voorwerpen uit de database. “Binnen drie weken hadden mensen al meer dan 1500 vitrines gemaakt. En dit enthousiasme komt niet alleen uit de stad, nee, heel de wereld doet mee. Spanje, Rusland, China, Zuid-Amerika, noem het maar op. Mensen realiseren zich hoe bijzonder het is dat zoveel culturele informatie openbaar en toegankelijk is gemaakt.”