Het lijkt heel alledaags: het gebruik van ‘ja’ en ‘nee’ in taal. Toch valt aan dit onderwerp nog heel wat te onderzoeken voor een taalwetenschapper. In het Engels bijvoorbeeld is yes in sommige contexten dubbelzinnig, en dan zijn er ook nog talen waarin zelfs helemaal geen woord voor ‘ja’ bestaat. Floris Roelofsen van de Universiteit van Amsterdam publiceerde over zijn onderzoek in Language.
“Je verwacht eigenlijk dat talen gewoon een woord hebben om te zeggen dat je het ergens mee eens bent, en een woord om te zeggen dat je het er niet mee eens bent,” zegt Roelofsen, die als assistent professor werkzaam is aan de Universiteit van Amsterdam. Samen met een Amerikaanse collega onderzocht hij de werking van woorden als ‘ja’ en ‘nee’ in vijf talen: het Engels, Duits, Frans, Hongaars en Roemeens. Uit hun studie bleek dat er zelfs op dit punt veel variatie bestaat tussen talen.
“Over het Nederlands en Engels heb je zo’n globaal idee: ‘ja’ is bevestigend en ‘nee’ is ontkennend. Maar dat klopt eigenlijk helemaal niet. Met ‘nee’ kun je bijvoorbeeld prima iets bevestigen. Ik zeg: Jan komt niet vandaag. Dan kun jij zeggen: Nee dat klopt, hij komt niet. Met ‘ja’ kun je ook iets ontkennen. Als ik zeg: Jan komt niet, dan kun jij zeggen: Ja hij komt wel. Het kan dus allebei de kanten op.”
Jawel, doch en si
De vijf talen die Roelofsen en zijn collega onderzochten – het Nederlands werd in deze studie niet meegenomen – laten al een grote variatie zien. Op het eerste gezicht lijkt het Engels met yes en no het simpelst. “Maar dit is toch ook weer niet zo”, stelt de onderzoeker, “want juist in het Engels is het gebruik van deze woorden vaak ambigu. Neem de volgende dialoog: A: John isn’t coming. B: Yes. Het antwoord van B kan hier twee dingen betekenen: Yes he isn’t coming of Yes he is coming.” En dat komt volgens Roelofsen omdat in het Engels slechts twee woorden bestaan voor vier betekenisaspecten: bevestiging en ontkenning enerzijds, en positief en negatief anderzijds.
“De meeste talen doen iets bijzonders bij de ontkenning van iets negatiefs”, licht Roelofsen toe. “Dus in het Nederlands: Jan komt niet. Ja hij komt wél. In het Nederlands gebruik je dan meestal het woordje ‘jawel’, in het Duits gebruikt men ‘doch’ en in het Frans ‘si’ in plaats van ‘oui’. Maar voor de ontkenning van iets positiefs bestaat in deze talen geen apart woord: Jan komt. Nee, hij komt niet. Hoewel ‘nee hoor’ hier misschien nog wel het meest in de buurt komt.”
Extra woord of intonatie
Maar de vier betekenisaspecten blijken het duidelijkst bij bestudering van het Hongaars en het Roemeens. In die (buur)talen bestaat er voor alle vier situaties een apart woord, legt de onderzoeker uit. “Het zijn de talen die mijn collega Donka Farkas van jongs af aan spreekt. Zij ontdekte dat deze talen iets bijzonders doen. Zij gebruiken woordjes als ‘ja’ en ‘nee’ – die we antwoordpartikels noemen – om positief en negatief aan te geven, maar voor bevestiging en ontkenning van positief of negatief gebruiken ze een combinatie van de woorden ‘ja’ en ‘nee’ en een extra antwoordpartikel.”
Het Engelse yes en no zijn dus eigenlijk nogal beperkt. Roelofsen: “In het Engels bestaat geen variant op ‘jawel’. Daarom volgt na ‘ja’ of ‘nee’ meestal een toelichting: Yes he is coming. Maar ook met de intonatie kun je een hint geven welke kant het antwoord opgaat. Daar is onlangs nog een Engelse studie over verschenen. Het interessante is dat het intonatiepatroon hoog-laag van Ye-es hier overeenkomt met het intonatiepatroon van de bevestigende zin: Yes he is coming!”
De ontdekking van de vier betekenisaspecten die aanwezig zijn in antwoordpartikels geeft in eerste instantie een dieper inzicht in overeenkomsten en verschillen die bestaan tussen talen. Maar dit inzicht kent ook een heel praktische toepassing, zoals voor automatische spraakherkenning voor digitale klantenservices. “Daarin wordt veel gewerkt met ja en nee en je wilt dus ook dat computers dit goed interpreteren.” In augustus gaat er een promovendus van Roelofsen aan de slag met zijn data om ze te implementeren in automatische antwoordsystemen bij het Amsterdamse bedrijf Oracle.
In de ban van ja en nee
Zelf gaat de taalwetenschapper door met zijn theoretisch gemotiveerde onderzoek naar ja en nee. Want naast de talen die hij en Farkas onderzochten, zijn er talen die het nog bonter maken. Neem het Chinees, het Iers of het Latijn, vervolgt de onderzoeker op enthousiaste toon: “In deze talen, of in ieder geval dialecten ervan, heb je geen woord voor ja, maar wel voor nee. Op de vraag: Komt Jan vandaag? kun je in het Chinees bevestigend antwoorden door het werkwoord te herhalen: komt.”
“In het Chinees bestaat wel een woord voor ‘oké’. Chinezen hoor je veel zeggen due due due, dat is oké, oké, oké. Of: ga door, ga door. Maar om te bevestigen herhalen ze dus het werkwoord. Om te ontkennen hebben ze wel het woord ‘niet’: dan zeggen ze ‘niet komen’. Dat is wat ik weet over het Chinees. Maar ik ben eigenlijk heel benieuwd hoe het nou precies zit.” Roelofsen blijft voorlopig dus nog wel even in de ban van ja en nee.