Stel dat we straks 120 of zelfs nog ouder kunnen worden, zullen we daar dan blij mee zijn? Is langer leven wel zo fijn als het lijkt? Twee filosofen verschillen hierover van mening.
Wetenschappers zoeken wereldwijd naar manieren om verouderingsprocessen tegen te gaan of zelfs uit te schakelen. Ze streven ernaar om de levensverwachting van de mens nog verder te verhogen, naar leeftijden die nu nog als science-fiction klinken: 120 of - waarom niet - 200 jaar. Ratten worden in het laboratorium al met gemak anderhalf keer ouder, en hoogbejaarde knaagdieren krijgen bij bepaalde behandeling zelfs weer een jonge vacht.
Maar afgezien van de vraag of het kán: is het ook een goed idee? Als het zou lukken om deze baanbrekende technieken bij mensen toe te passen, zouden we daar dan werkelijk blij mee zijn? “Als dat ik weer een jonge vacht krijg, misschien wel”, zegt filosoof Bas Haring, hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden. “Maar de kans is toch wel aanmerkelijk dat dit niet het geval zal zijn. Denk aan hoe het nu is om 85 te zijn. En dat dan nog eens vijftig, zestig jaar extra. De opa van mijn geliefde is nu bijna honderd. Hij heeft heel veel hulp en verzorging nodig. Het zou echt een ramp zijn als hij nog eens tientallen jaren zou moeten leven.”
Levensgeluk
Volgens Christopher Wareham, universitair docent filosofie en specialist in het debat over levensverlenging, is dit een vergissing die vaak gemaakt wordt wanneer jongere mensen nadenken over hoogbejaarde mensen. “We onderschatten over het algemeen hoe goed het leven op hoge leeftijd ook kan zijn. Veel jongere mensen denken: ‘Als ik oud ben, zal dat verschrikkelijk zijn, ik kijk er niet naar uit.’ Maar dit is niet in overeenkomst met de ervaring van oude mensen.”
Uit onderzoek naar de ervaring van levensgeluk blijkt dat er in werkelijkheid een heel ander soort curve bestaat. Wareham: “De curve van ervaren levensgeluk is een soort dal-parabool, met het laagste punt in het midden van het leven. Dus mensen ervaren het meeste geluk als ze heel jong zijn. Op middelbare leeftijd zakt het levensgeluk omlaag. Maar met het klimmen der jaren neemt ook het levensgeluk weer toe. Dit is een robuust gegeven, een beeld dat naar voren komt uit veel verschillende internationale onderzoeken naar geluk.”
Dit algemene beeld van de oudere die tevredener is dan we denken, heeft wel bepaalde geografische grenzen, voegt Wareham toe. “In landen zonder goed zorg- en veiligheidsnetwerk voor oudere mensen liggen de cijfers anders. Voor het hoge levensgeluk op hoge leeftijd is een goed functionerend zorgstelsel nodig. In landen waar dat ontbreekt, zoals voormalige Soviet Unie-landen en het globale Zuiden, ervaren ouderen minder geluk.”
Dubbel pensioen
Volgens Bas Haring laat dit zien dat de vraag naar levensverlenging niet zomaar op zichzelf kan staan. “Stel dat het voor mij als individu wel fijn zou zijn om tweehonderd te worden, zelfs als ik dan heel lang oud en krakkemikkig ben, en ik zou besluiten om dat op de koop toe te nemen: alles beter dan de pijp uit gaan. Dan dient zich de vraag aan: wat voor samenleving hebben we dan? Als bijvoorbeeld twee derde van de mensen hoogbejaard is, veel ouder dan honderd? Al die mensen moeten verzorgd worden. En ze zijn ook nog eens minder flexibel in hun denken, want dat hoort ook bij een verouderend brein. Ik denk dat dit niet heel prettig zou zijn voor de samenleving als geheel.”
En dan is er het economische probleem. Haring: “Hoe zou het leven van een 150-jarige fijn kunnen zijn, als hij niet schatrijk is? Je zou tijdens je werkzame leven een dubbel of zelfs drie- of vierdubbel pensioen moeten opbouwen. Dat is voor de meeste mensen totaal onmogelijk. En dus kan het leven op zulke hoge leeftijden ook niet fijn zijn. Het kan hoogstens prettig zijn voor miljonairs, die genoeg geld hebben om het zo lang uit te houden zonder eindeloos te hoeven blijven werken. Dan krijg je dus een samenleving waarin alleen de superrijken heel lang blijven leven.”
Christopher Wareham: “Tenzij we langer zouden werken. Sommige mensen vinden het idee om boven de zeventig te moeten werken afschuwelijk. Maar hopelijk zou een langere werkperiode ons ertoe aanzetten meer nadruk te leggen op zinvol werk.”
Jezelf als vreemde
Filosofisch gezien zijn er ook nog lastige vragen. Als je 150, of zelfs 200 zouden worden, dan ben je allang niet meer dezelfde persoon die je was bij je geboorte. Haring: “Sterker nog, als ik zo oud zou worden, zou diegene die ik dan ben vrijwel niks meer te maken met de persoon die ik ooit was in mijn kindertijd. Dit kun je nu al ervaren in je eigen leven. Toen ik voor in de twintig was, was ik stapelgek op degene met wie ik verkering had. Ik dacht: zij is echt een deel van wie ik ben. Het ging uit, en twee jaar later kwam ik haar tegen. Ik dacht: leuke dame, verder niks. Ik was dus wezenlijk veranderd. Kun je nagaan hoe dit zou zijn als er een eeuw, of zelfs langer tussen zou zitten. Ik weet vrij zeker dat die persoon die je dan zal zijn, niets meer te maken heeft met de persoon die je nu bent. Behalve misschien je naam en je onveranderlijke DNA.”
Wareham: “Het idee dat ik op mijn honderdvijftigste niet dezelfde persoon zal zijn, betekent niet dat het gerechtvaardigd is dat ik me zo gedraag dat die persoon eerder zou overlijden. Je mag een vreemde geen kwaad doen. Als die vreemde uit jezelf voortkomt, lijkt me dat dit gebod zeker overeind blijft. Wat als mensen zouden zeggen dat het oké is dat kinderen sigaretten roken, omdat ze toch niet meer dezelfde persoon zullen zijn tegen de tijd dat ze eraan doodgaan?”
Zelfs als je tóch dezelfde zou kunnen blijven, dan zouden de ervaringen die je hebt volgens Haring toch steeds minder bijzonder zijn. “De eerste keer dat je iets moois meemaakt is dat een veel toffere ervaring dan de tiende keer. Welke wereld heb je liever: de wereld waarin mensen steeds opnieuw iets voor de eerste keer kunnen ervaren, of de wereld waarin mensen in herhaling vallen? Ik ga voor de eerste. Maar dat is wel de wereld waarin we niet heel erg oud worden.”
Korter met kaas
Voor Haring is het duidelijk: de vraag of het fijner is om langer te leven, moet met nee worden beantwoord. “Voor mezelf hoef ik het niet te doen. Want als er straks ‘iets’ tweehonderd kan worden, dan ben ik dat zeker niet meer. Voor de samenleving hoeven we het ook niet te doen, want die wordt er zeker niet leuker op. Dus zouden we eigenlijk moeten ophouden met onderzoeksgeld besteden aan dit doel. We kunnen ons echt veel beter richten op een fijner leven dan op een langer leven.”
Maar wil Haring zelf niet zo lang en gelukkig mogelijk leven? “Jawel, maar de focus ligt te veel op zo lang mogelijk leven. Als wetenschappers zeggen: ‘Eet geen kaas, dan leef je langer’, denk ik: sorry, maar dan leef ik liever korter. Kaas eten is slecht voor je – er zit te veel vet in, te veel zout, te veel dierlijke eiwitten. Maar ik vind het heel lekker. Ik kies liever voor een korter leven met kaas, dan voor een langer leven zonder kaas.”
Christopher Wareham: “Ik ben het ermee eens dat we ons moeten richten op het goede leven. Maar het idee dat langer leven en beter leven elkaar uitsluiten is onjuist. Gezonde mensen zullen waarschijnlijk langer leven, bedenk dat welzijn en levensduur hoger zijn in landen met hoge inkomens en lager in landen met lage inkomens. Ik hou ook van kaas, en in honderdvijftig jaar kan ik meer kaas en meer kaasvarianten eten dan iemand die veel eerder sterft.”