Naar de content

Innoveren met verpleegkundigen

Robots in de zorg zijn nog zelden een succes

Freepik

De zorg komt handen tekort en kan wel wat hulp gebruiken van robots. Alleen mislukt de invoering ervan bij verpleegkundigen vaak. Hoe moet het dan wel?

19 januari 2024

De zorg staat voor een behoorlijke uitdaging: het werk is vaak zwaar en er is een groeiend tekort aan verpleegkundigen. Dat maakt het werk nog zwaarder, met minder aandacht voor patiënten; een vicieuze cirkel dreigt. Mogelijk kunnen technische hulpmiddelen soelaas bieden. Maar wanneer een afdeling van een ziekenhuis vraagt aan ingenieurs om een apparaat te ontwikkelen, dan blijft dat na oplevering toch nog te vaak in een hoekje staan onder een laag stof. Te ingewikkeld, sluit niet aan bij de dagelijkse praktijk, maakt het werk niet aantrekkelijker, is het oordeel.

Toen David Abbink, hoogleraar mens-robotinteractie aan de TU Delft, zelf had meegewerkt aan een paar van dit soort mislukte innovaties rondom robotische hulp, besloot hij de standaardmanier van roboticaontwikkeling tegen het licht te houden. De samenwerking tussen bouwers van de apparaten, de gebruikers ervan en mensen die de impact op werk onderzoeken, gaat die wel goed?

David Abbink, hoogleraar Haptische Mens-Robotinteractie aan de TU Delft, stelt aan een grote robotarm in.

David Abbink, hoogleraar Haptische Mens-Robotinteractie aan de TU Delft, stelt een robotarm in.

TU Delft

Vertaalslag

En, wat ontdekte je?

“Robotische vaardigheden worden op de technische universiteiten voornamelijk vanuit academische nieuwsgierigheid ontwikkeld. Daar is op zich niets mis mee: er is grote behoefte aan fundamenteel onderzoek. Maar de vertaalslag naar de praktijk is dan vaak lastig voor ons, we hebben vaak een te vereenvoudigd begrip van de behoefte uit de praktijk. Daarnaast luisteren we te weinig naar ontwerpers en sociale wetenschappers die de impact van technologie bestuderen – en vice versa! We spreken elkaars taal onvoldoende en een gezamenlijke blik ontbreekt.”

“Dat helpt niet als je de toekomst van werk wilt vormgeven. Want veel fysiek werk, zoals dat van verpleegkundigen, is complex, variabel. Alles hangt met alles samen, terwijl de meeste ingenieurs juist de neiging hebben om problemen op te knippen. En dat gaat niet goed samen. Dat is ergens ook logisch, het ontwikkelen en bouwen van robotondersteuning doen we bijvoorbeeld niet in een ziekenhuis, want daar zijn ze bezig met zorg en dat wil je niet verstoren.”

Wat gaat er daardoor mis?

“Het zorgt voor een heleboel gemiste kansen. Doordat de makers niet zo goed luisteren naar of doorvragen bij de toekomstige gebruikers van de robots of hulpapparaten, sluiten die vaak net niet helemaal aan bij de praktijk. Ook is het tijdpad van innovaties lang niet optimaal. Sociale wetenschappers gaan meestal pas aan de slag als er een geïmplementeerd robotsysteem is. Het bestuderen van de impact van een robot op werkprocessen of op de organisatie komt dan pas helemaal aan het eind, als het project voor de ingenieurs al is afgerond. De robotingenieurs zijn dan alweer bezig met het volgende project.”

Blinde vlekken

Hoe kan het beter?

“We denken dat dit op te lossen is, maar onze aanpak is er wel één van de lange adem. Hiervoor hebben we een centrum opgericht voor onderzoek en innovatie rondom de toekomst van werk: FRAIM. Wanneer een ziekenhuis ons uitnodigt omdat ze een behoefte hebben, dan komen we niet alleen langs met robotingenieurs. Nee, we nemen ook ontwerpers, psychologen en organisatiedeskundigen mee. En we gaan dan tegelijk de werkvloer op, waar elk van die specialisten weer iets anders ziet op de betreffende afdeling van dat ziekenhuis.” 

We gaan geen mensen nabouwen

“Ik ben bijvoorbeeld opgeleid als werktuigbouwkundig ingenieur, dus het eerste wat ik zie zijn taken, krachten en posities. Een organisatiewetenschapper ziet iets heel anders: hoe praten de mensen op de vloer over hoe het werk wordt georganiseerd? Of juist: wat wordt er niet gezegd? Doordat deze wetenschappers elkaars observaties en ideeën telkens onderling bespreken, samen met vakmensen en innovatie-experts, leggen we elkaars blinde vlekken bloot. Dat maakt dat je de samenhang gaat begrijpen tussen innovatie-ideeën, werkprocessen en organisatieverandering, en samen betere beslissingen kan maken om de toekomst van werk vorm te geven.”

Leg eens uit.

“Met zo’n divers team liepen we in het voorjaar van 2023 drie maanden lang mee op de oncologieafdeling van het Erasmus MC in Rotterdam. Het mooie is dat iedereen vanuit zijn expertise wat anders opvalt. Deze aanpak is helemaal nieuw voor robotici. Dat hoorde niet bij hun taken. Maar wij doen dat nu dus wel. Net zoals de psychologen en organisatiedeskundigen nu ook geconfronteerd worden met de mogelijkheden van opkomende robotica – en dus ook eens bij ons in het robotlab komen kijken.”

Groep mensen van het Erasmus MC en de TU Delft poseert bij een robotarm.

Het transdisciplinaire team te zien bestaande uit verpleegkundigen van het Erasmus MC, innovatiepartners en onderzoekers van FRAIM. Die laatste groep bestaat weer uit een designer, een roboticus, een psycholoog, een nursing scientist.

David Abbink

Open blik

Wat vraagt dat van de betrokken mensen?

“Veel. Ze moeten goed zijn in hun eigen discipline, maar ook een open blik hebben voor andere vormen van kennis. Het vraagt ook een flexibiliteit in de manier waarop je tot kennis komt, en een voortdurende nieuwsgierigheid. Deze interdisciplinaire aanpak vraagt al behoorlijk veel van academici, maar is nog wel enigszins te doen, omdat elk van die specialisten een wetenschappelijke aanpak heeft. Voer je deze brede aanpak nog verder door – met en vóór vakmensen – dan spreken we van een transdisciplinaire aanpak.”

Wat is dat?

“Wanneer je voor een ziekenhuis aan de slag gaat, is het belangrijk om ook de pragmatische kennis te benutten die daar aanwezig is bij bijvoorbeeld verplegend personeel. Jaren aan ervaring, inzichten opgedaan op de werkvloer, weten hoe de hazen lopen. Ook die pragmatische kennis wil je meenemen, bij onze aanpak en bij de ontwikkeling van technologische hulpmiddelen. Klinkt logisch, maar om deze aanpak goed uit te voeren en dan ook nog in een lopende organisatie, dat is heel uitdagend. En daarom gebeurt het ook zo weinig.”

Hoe reageerden ze bij het Erasmus MC op jullie aanwezigheid?

“Ik had verwacht dat de verpleegkundigen afhoudend zouden zijn, maar ze waren juist heel blij dat we kwamen. Ze hadden het gevoel dat ze eindelijk konden meepraten over hoe hun werk nog beter gedaan kan worden, en konden meedenken over voorstellen tot innovatie met opkomende robotica en AI. Tot nu toe werden innovaties altijd gedaan samen met chirurgen, en nooit met verpleegkundigen.”

“Zelf heb ik veel bewondering gekregen voor verpleegkundigen. Van tevoren had ik geen idee, maar zij lopen dus echt alle gaatjes dicht. Een ziekenhuis is per definitie een beetje chaotisch, alleen al omdat je niet altijd weet wanneer de patiënten zich aandienen, en wat voor zorg die nodig hebben. Maar dankzij de verpleegkundigen loopt alles op rolletjes. Daar heb ik oprechte bewondering voor. Nu vóelen we voor het eerst hoe het is op zo’n drukke afdeling; dat is ook een onderdeel van transdisciplinair onderzoek: dat je je hele zelf meeneemt en iets voelt. En dat verbindt mensen, over alle niveaus in de organisatie heen.”

Op een tafel staat een robotarm. Mensen eromheen ontdekken de mogelijkheden.

Oncologieverpleegkundigen ontdekken tijdens een workshop de mogelijkheden van een robotarm.

David Abbink

Maar wat ga je nu bouwen voor de mensen van de oncologieafdeling van het Erasmus MC?

“Dat weten we nog niet precies, want daar was deze pilot te kort voor. Eigenlijk zegt iedereen die je spreekt op zo’n afdeling hetzelfde: we willen doen waarvoor we ooit de zorg zijn ingegaan. Niet al die formulieren invullen, niet een of andere ingewikkelde robot leren instellen. Misschien komen we er wel achter dat een passende oplossing helemaal geen robot moet zijn.”

Geen autofabriek

Wat voor soort oplossingen kun je de oncologieafdeling in Rotterdam dan bieden?


“Soms zit een echte verbetering hem juist in een lowtech innovatie. We zien wel kansen in robotische ondersteuning voor het opmaken van bedden. En tijdens onze observaties zagen we ook een stepje staan. Bleek te zijn dat iemand af en toe snel iets nodig had waarvan hij wist dat het een afdeling verderop was. Wellicht dat je met een eenvoudig robotkarretje dat oproepbaar is, kan helpen bij aanvoeren en afvoeren van materieel, terwijl de verpleegkundige bij de patiënt kan blijven. Met zulke rijdende robotjes hebben ze in de horeca al wat ervaring.”

Hm, een karretje. Waar blíjven die fancy zorgrobots eigenlijk?

“Weet je, als ik één ding heb geleerd in die maanden dat ik meekeek in het ziekenhuis, is dat het een wat chaotische en lastig te plannen omgeving is, waar voortdurend onverwachte dingen gebeuren. De verpleegkundigen lopen die gaten dicht en zorgen dat het werkt. Maar een ziekenhuis is helemaal niet zo’n geschikte omgeving om een robot in te zetten, want daar kan een robot helemaal niet mee omgaan. Het is geen autofabriek.”

Robot Atlas van Boston Dynamics kan helpen in de bouw door zelfstandig een steiger op te klimmen met een tas gereedschap.

Maar we zien video’s langskomen van robothonden en menselijk aandoende robots die dozen verschuiven en salto’s maken.

“Ja, en dat ergert me mateloos. Door dit soort video’s ga je makkelijk denken dat er meer mogelijk is dan er al werkelijk kan. En door de gelikte reclamebeelden van blauwe androids heeft het brede publiek een helemaal verkeerd beeld van wat robots in de praktijk al kunnen en waar robotici mee bezig zijn. Met de werkelijkheid heeft het allemaal niets te maken. In onze labs zul je dan ook geen android zien, want we gaan geen mensen nabouwen. We hebben al mensen en daar moeten we goed voor zorgen.”

Vervolgproject

De pilot bij het Erasmus MC heeft gezorgd voor voldoende vertrouwen op de werkvloer en bij de leiding van het ziekenhuis om een vervolgproject op te zetten. Vanaf 1 maart start een project met vanuit FRAIM van de TU Delft vijf postdocs voor twee jaar, die met de beschreven aanpak ook daadwerkelijk tot innovaties moeten gaan komen.