Oogcontact tijdens een gesprek is prettig én nuttig. Toch wil je elkaar ook weer niet de hele tijd recht in de ogen aankijken, dat wordt ook al snel ongemakkelijk. Hoe zit dat tijdens online meetings, waarbij iedereen continu naar zijn scherm staart?
Een collega van me heeft zijn webcam rechts van hem staan, op een stapeltje boeken. Tijdens online vergaderingen kijkt hij naar de mensen op het scherm voor zich, maar wij zien hem dus van opzij. Het heeft bijna iets voyeuristisch om zo naar hem te kijken: het voelt alsof hij met iets heel anders bezig is – met zijn mail of social media. Oogcontact is blijkbaar een elementair onderdeel van sociale interactie. Welke rol speelt het tijdens het videobellen?
Soms wel, soms niet
“Echt oogcontact tijdens online bijeenkomsten is een illusie”, stelt Judith Holler onomwonden. Aan het Max Planck Instituut onderzoekt zij hoe spraak en fysieke signalen gesprekken vormgeven. En ze heeft natuurlijk gelijk: ik kan recht de webcam inkijken als ik iets zeg, waardoor de ander het gevoel heeft dat ik hem recht aankijk, maar in werkelijkheid zie ik niet die ander, maar een zwarte stip met een rood lampje ernaast boven mijn scherm. Geen idee of die ander op dat moment überhaupt wel naar zijn scherm kijkt.
Dat neemt niet weg dat oogcontact een belangrijk onderdeel is van sociale interactie. “Oogcontact speelt een belangrijke rol bij beurtwisselingen: de huidige spreker geeft met zijn blikrichting als het ware de beurt door in een groepsgesprek. Uit ons onderzoek blijkt dat de kijkrichting van de spreker de verwerking van verbale en non-verbale signalen in de hersenen van de luisteraar beïnvloedt”, vertelt Holler. “Met oogcontact monitor je daarnaast ook hoe je boodschap bij de ander aankomt. Begrijpt hij je verhaal of moet je iets verduidelijken? Als je oogcontact maakt, leg je bovendien echt, open contact met de ander.”
Tegelijk is het ook onnatuurlijk om je gesprekspartner continu recht in de ogen te kijken, als een konijntje in de koplampen. “Uit onderzoek blijkt zelfs dat het lastig is om vloeiend te spreken als je voortdurend oogcontact houdt”, aldus Holler. “Je kijkt dus soms even weg. Meestal maak je oogcontact als je begint met spreken, kijk je dan wat opzij, om naar het eind van je verhaal geleidelijk aan de ander weer aan te kijken.” Onderzoekers van de Amerikaanse Michigan State University spreken van de 50/70-regel: als je spreekt kijk je 50 procent van de tijd naar de ogen van de ander, als je luistert 70 procent.
Besef van de illusie
Tijdens face-to-facegesprekken verloopt dit allemaal meestal helemaal vanzelf, online wordt het een stuk lastiger. “Je kunt niet tegelijk én een open uitstraling creëren door recht in de camera te kijken, én in de gaten houden of de ander je goed begrijpt, want daarvoor moet je naar je scherm kijken. Ook kunnen de luisteraars tijdens een groepsgesprek niet zien naar wie de spreker kijkt en wie dus waarschijnlijk de beurt over zal nemen”, stelt Holler.
In een eerder blog in deze reeks suggereerde Holler al dat de toevoeging van eye-tracking aan het Zoom-algoritme hierbij zou helpen. Net als tijdens natuurlijke gesprekken zie je dan naar welke deelnemer de spreker kijkt. Maar het is onwaarschijnlijk dat deze functie binnenkort inderdaad geïmplementeerd zal worden. Zwaardere algoritmes betekenen doorgaans ook een lagere algehele kwaliteit van de verbinding.
Hoe moeten we hier dan wel mee omgaan? “Het is denk ik vooral goed om je bewust te zijn van het feit dat oogcontact online slechts een illusie is. Echt elkaar in de ogen kijken kan simpelweg niet”, aldus Holler. “Het dichtst bij de werkelijkheid kom je waarschijnlijk nog als het vakje met de ander vlak onder de lens van je webcam zit, meestal boven en midden in je scherm dus. Dan kijk je bijna in de camera en zie je toch of de ander je goed begrijpt. En daarnaast is het dus heel natuurlijk om soms even weg te kijken van je scherm als je iets zegt.”