In de nacht van 26 april 1986 ontploft reactor vier van de Russische kerncentrale Tsjernobyl, het ernstigste nucleaire ongeluk uit de geschiedenis. Een radioactieve wolk verspreidde zich over Europa, ontheemde meer dan honderdduizend Sovjets en eiste uiteindelijk duizenden slachtoffers. NEMO Kennislink ging dertig jaar later op bezoek in de verlaten ‘verboden zone’. Kunnen de nucleaire resten ooit opgeruimd worden?
In een post-apocalyptische wereld heerst absolute rust. Vogeltjes fluiten, vlinders fladderen en voor de rest is er stilte. Een van de meest indrukwekkende stiltes die ik ooit heb ervaren. Samen met mijn vier Nederlandse reisgenoten en de Oekraïense gids Igor Bodnarchuk loop ik over het centrale plein van Pripjat. Dit was ooit een levendig stadje speciaal opgetrokken voor de arbeiders van de gigantische kerncentrale van Tsjernobyl een aantal kilometer verderop. In de aftandse en gestaag overwoekerde gebouwen om me heen woonden dertig jaar geleden bijna 50.000 mensen.
Dat veranderde abrupt in 1986. In de nacht van 26 april van dat jaar ontploft reactor vier van de kerncentrale. Door menselijk falen tijdens een veiligheidstest loopt de temperatuur in het systeem veel te ver op met een meltdown als resultaat. Daarbij smelten delen van de reactor. In de oververhitte reactor (met temperaturen ruim boven de duizend graden) vormen zich bovendien stoom en waterstof, met een serie explosies als gevolg. Die slaan een gapend gat in het dak van de centrale, waaruit de dagen daarna grote hoeveelheden radioactief cesium, strontium en plutonium ontsnappen.
Ramptoerist
De wolk met daarin minuscule snippers radioactief materiaal drijft richting het noorden en bedekt een honderden kilometers groot gebied met een ‘laagje’ radioactiviteit. Het meeste materiaal komt neer in een regio die nu in het noorden van Oekraïne en het zuiden van Wit-Rusland ligt. Ook Pripjat wordt getroffen, zonder dat de bewoners het doorhebben. Pas na meer dan een dag gaan de autoriteiten over tot evacuatie van de stad. De plek waar ik nu een georganiseerde tour maak. Vandaag ben ik een ramptoerist.
In Pripjat piepen de geigertellers regelmatig. De compacte stralingsmeters waarschuwen ons voor plekken met een verhoogde radioactiviteit. Zeker bij wat Bodnarchuk hotspots noemt. Een hoopje bladeren bij een afwateringspijp, een gat in het asfalt op het verlaten kermisterrein. Bij een lapje stof in de ontvangsthal van het voormalige ziekenhuis gaat de teller door het dak. 79,8 microsievert per uur zegt het display, zo’n 280 keer de normale achtergrondstraling in Nederland. De gids kent alle plekken precies uit zijn hoofd. Hij is naar eigen zeggen zo’n 700 keer in het rampgebied geweest.
Twijfel
Wie waagt zich in zo’n nucleair slagveld? Voor de reis heb ik getwijfeld. Hoe indrukwekkend de verlaten scènes rondom Tsjernobyl ook moesten zijn, was dit het waard om mezelf aan een misschien wel gevaarlijke dosis radioactiviteit bloot te stellen? Wie echter nuchter naar de getallen kijkt, lijkt snel overtuigd.
Tussen de kortstondige pieken is de verhoogde achtergrondstraling in Tsjernobyl doorgaans nog geen halve microsievert per uur, ‘slechts’ een paar keer de normale achtergrondstraling. Aan het einde van de dag wijst de teller een totale dosis van 0,003 millisievert aan. En dat valt mee. Zo worden reizigers in een vliegtuig op grote hoogte óók blootgesteld aan verhoogde (maar veilige) dosissen kosmische straling. Ik heb tijdens mijn vlucht van Amsterdam naar Kiev waarschijnlijk meer extra straling opgelopen dan gedurende mijn bezoek aan de ‘verboden zone’ van Tsjernobyl.
New Safe Confinement
Minder geluk hadden de brandweermannen die als eerst naar de rampplek werden gestuurd om de ontstane brand te blussen. Tientallen van hen overleden binnen enkele dagen aan de gevolgen van acute stralingsziekte. Het lapje stof van daarnet waarbij de geigerteller zo te keer ging was volgens de gids een deel van een brandweerpak…
Inmiddels lijkt de situatie bij reactor vier redelijk onder controle. Als ik oog in oog sta met de rampreactor piept de geigerteller in mijn zak, maar het stralingsniveau is lager dan op sommige plekken in Pripjat even verderop. Het gat in het dak van het reactorgebouw is in de maanden na de ramp gesloten met een sarcofaag, een constructie die het binnenste van de reactor hermetisch afsluit. Toch zijn er zorgen, bijvoorbeeld over hoe lang deze sarcofaag nog bescherming biedt van het radioactieve materiaal binnen.
Terwijl het reactorgebouw en de sarcofaag er aan mijn linkerhand oud, smerig en roestig uitzien – het herinnert me aan de taferelen even verderop in Pripjat – is er rechts iets heel anders te zien. Hier verrijst een spiksplinternieuwe sarcofaag van blinkend metaal, de zogenoemde New Safe Confinement (NSC). De afmetingen zijn indrukwekkend: volgens de bouwers zou de Parijse Notre-Dame-kathedraal in de meer dan honderd meter hoge hal passen.
Een van de bouwers is het Nederlandse Mammoet, een bedrijf dat gespecialiseerd is in zwaar hijswerk. De Nederlanders helpen met het bouwen en plaatsen van de sarcofaag. “We hebben de sarcofaag in stukken omhoog gehesen en aan het einde van dit jaar worden wij weer ingeschakeld om de NSC over de oude sarcofaag heen te schuiven”, zegt Kees de Rijk later aan de telefoon. Hij is commercieel directeur van Mammoet en al zo’n tien jaar betrokken bij de planning en bouw.
Nu nadert de voltooiing van het indrukwekkende gevaarte. Op het dak ontwaar ik opeens twee werklui, niet meer dan twee minuscule stipjes op het immense gebogen dak. De nieuwe sarcofaag heeft volgens De Rijk twee functies. Het moet de oude haastig gebouwde sarcofaag beschermen tegen weersinvloeden zoals regen en sneeuw die al bijna dertig jaar inwerken op het staal en beton. Ook kan er in de afgesloten hal gewerkt worden aan de ontmanteling van de reactor. Het nucleaire materiaal kan voorgoed een veilige plek krijgen.
Ontmanteling
Na het ongeluk in reactor vier hebben de overige drie reactoren van Tsjernobyl nog jaren gedraaid, de laatste tot 2000. Onze gids Bodnarchuk vertelt dat er nu duizenden mensen betrokken zijn bij het ontmantelingsproces van het ongeschonden deel van de centrale, waarbij het radioactieve materiaal zoals de nucleaire brandstof voor de lange termijn veilig wordt opgeslagen.
Voor de reguliere afbraak van een kerncentrale bestaan beproefde methodes volgens André Wakker. Hij is voormalig kernfysicus en business manager bij het Nederlandse bedrijf NRG in Petten dat zelf een kernreactor beheert en onder andere advies geeft bij de ontmanteling van oude centrales. “Dit is al zeker twintig jaar ‘industriële praktijk’ en wordt gedaan door gespecialiseerde partijen met veel ervaring”, zegt hij. “Maar ook al zijn de drie andere reactoren zelf niet beschadigd, je werkt in Tsjernobyl natuurlijk wel in een lastige omgeving vanwege de straling in de nabijheid van de beschadigde reactor.”
De ontmanteling van de zwaar beschadigde reactor vier is een heel ander verhaal. Dat proces is verre van een standaardklus. De betrokken partijen zeggen dit uiteindelijk te willen doen, maar het is onduidelijk hoe en wanneer dit gaat gebeuren.
Zonder precies te weten hoe de situatie in Tsjernobyl is, zegt Wakker dat het nog een hele klus zal worden om de hoog radioactieve splijtstof – de ‘brandstof’ van een kerncentrale – uit de zwaar beschadigde reactor te halen. “In een normale kerncentrale is dat routinewerk. Het gebeurt bijvoorbeeld jaarlijks bij het verversen van de brandstof”, zegt hij. “Zonder de splijtstof is al zo’n 99 procent van de radioactiviteit uit het systeem, en een ontmanteling wordt zo een stuk makkelijker.”
Wakker legt uit dat bij een reguliere ontmanteling de reactor na verwijdering van de splijtstof opgeruimd kan worden. Ten eerste gaat het om de metalen en betonnen onderdelen die het dichtst bij de kern zaten en zelf radioactief zijn geworden door het jarenlange bombardement van neutronen in de reactor. “Dat kan allemaal in het reactorvat door robots op afstand gebeuren, doorgaans op de bodem van het beschermende reactorzwembad”, zegt hij. “Uiteindelijk haal je de onderdelen in bijvoorbeeld loden containers naar boven en kunnen ze naar de opslag.”
In Tjernobyl zal het zo’n vaart niet lopen. De rampreactor is flink beschadigd en bevat door de nog aanwezige brandstofstaven veel meer radioactief materiaal dan bij een reguliere (te ontmantelen) kerncentrale. Bovendien is de brandstof door de hoge temperatuur gesmolten en samen met onderdelen van de reactor, waaronder metaal en beton, door de vloer naar de verdiepingen direct onder de reactor gelekt. Dat is op zijn zachtst gezegd een uitdagende en gevaarlijk omgeving, voor zowel mensen als robots.
Bouwvakkers en toeristen
Het gebied om de reactor is tot op de dag van vandaag verboden terrein, tot 30 kilometer van de kerncentrale af. In sommige kleine dorpjes in de bosrijke regio wonen overigens weer mensen. Zij worden ‘gedoogd’ als oorspronkelijke bewoners die niet willen vertrekken en mogelijke gezondheidsrisico’s voor lief nemen. Want hoewel de omgeving direct bij de reactor enigszins is opgeruimd wat betreft radioactief materiaal, voor de 60 kilometer grote ‘verboden zone’ is dat onbegonnen werk.
Onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd laten zien dat populaties van wilde dieren, zoals wolven, wilde zwijnen, vossen en wasbeerhonden, nauwelijks lijken te lijden onder de radioactiviteit in het gebied.
Afgezien van de wilde dieren is de zone voornamelijk het domein van toeristen, en de bouwvakkers die de monumentale taak hebben om de reactor in deze eeuw te ontmantelen. Wakker is daarover voorzichtig optimistisch: “Ook Tjernobyl kan in principe veilig opgeruimd worden. Maar niet zonder allerlei beschermende maatregelen zoals de nieuwe sarcofaag, een goed plan, voldoende budget en natuurlijk veel geduld.”